Sinterklaas
Nu Sinterklaas al weer meer dan
een week in het land is is, komen in mijn herinnering tal van beelden van vroeger
boven. Hoe ikzelf het kinderfeest beleefde. Als kleine jongen, maar ook als
grote jongen, toen ik vaak voor Zwarte Piet speelde. Mijn herinneringen als
kleine jongen gaan terug naar de Sinterklaasfeesten van de krant, de bezoeken
van de Goed Heiligman bij het toneel in Rotterdam en de onvergetelijke feesten
thuis. Als grote jongen speelde ik Zwarte Piet in de parochie van de HH
Martelaren van Gorcum in Amsterdam en op het St. Ignatiuscollege.
Eind jaren ’50 van de vorige eeuw
organiseerden de maatschappelijk werkster van De Tijd met enkele
collega’s twee weken vóór 5 december een Sinterklaasfeest voor de kinderen van
alle collega’s. Mijn vader werkte toen bij De Tijd. Het feest vond plaats in de
benedenzaal van het Rothaanhuis aan de
Rozengracht in Amsterdam. Altijd op zondagmiddag. We gingen met z’n allen met
de tram, mijn vader, mijn moeder en de kinderen. Voor de komst van de Sint was
er een optreden van een of andere goedkope, derderangs artiest of groep.
Albert Welling
spreekt Sinterklaas toe
|
Het spannendste moment was toch
de binnenkomst van de Sint. Statig schreed hij naar zijn zetel die al klaar
stond op het podium, terwijl zijn Pietermanknechten ons helemaal gek maakten
met hun vreemde capriolen en naar hartenlust pepernoten rondstrooiden. Mijn vader
rekte de voor ons kinderen onverdraagbare spanning nog even door Sinterklaas
toe te spreken. Die toespraak duurde natuurlijk oneindig lang, zo leek het.
Wisten wij veel, dat mijn vader en Sinterklaas, zijn collega Frank Stranger, de
grootste lol hadden.
Dat de Pieten grote roeden in hun
handen hadden deerde ons kinderen niet. Daarmee moesten ze de schoorstenen
roetvrij maken - er werd nog op kolen gestookt - om de cadeautjes erdoor te
laten zakken. Na de toespraak van mijn vader moesten enkele kinderen bij
Sinterklaas komen. De Sint sprak kort met ze en stuurde ze met wat lekkers
terug naar hun plaats. Daarna liet Sinterklaas het gordijn achter zich opentrekken,
op lange tafels stonden voor alle kinderen lekkers en cadeautjes. De Goedheiligman
vertrok en moeders hielpen met uitdelen. Opgewonden en tevreden stapten we enige
tijd later op de tram naar huis.
In de ban van de
goochelaar
|
Mijn vader was in die jaren als
regisseur verbonden aan de toneelgroep “Magna Pete” in Rotterdam. Ook daar werd
elk jaar in een klein zaaltje een Sinterklaasfeest georganiseerd voor de
kinderen van de leden van de groep. Wij boften, want we hadden altijd twee keer
feest. Voordat de Heiligman kwam, trad er altijd eerst een goochelaar op. We
waren onder de indruk van zijn toverkunsten. Dat optreden gaf degene die voor Sint
moest spelen de gelegenheid de zaal ongemerkt te verlaten om zich in de kleding
van Sinterklaas te hijsen. Vaak was dat acteur Jan Juray, een enkele keer mijn
vader. Wanneer de Sint eindelijk binnenkwam, gilden we het uit van ingehouden
spanning. Één keer moest ik bij hem komen en, hoewel ik vlak voor zijn gezicht
stond, herkende ik mijn vader absoluut niet. Het geloof was nog te groot.
Vader en zoon
|
Een ander jaar ontmaskerde mijn
zusje mijn vader. Toen hij de kinderen begon toe te spreken, zei mijn zusje:
“Mama, dat is Sinterklaas niet, dat is papa.” Geholpen door de aanwezige
volwassenen keerde mijn zusje binnen enkele seconden weer terug tot het ware
geloof.
Mijn ouders maakten van het
Sinterklaasfeest voor ons altijd een onvergetelijke tijd. Al in 1949, toen ik
nog maar 1 jaar en 3 maanden oud was nam mijn moeder, zelf hoogzwanger van mijn
broer, me in Amersfoort mee naar de Sint. Ik vond het toen allemaal nog wat
eng. Ik durfde zowel Sinterklaas als Zwarte Piet niet aan te kijken. Mijn
moeder moedigde me aan niet te huilen. Wat lekkers deed de rest.
Amersfoort,
01-12-1949
|
Toen we in Amsterdam woonden werd
er op 5 december, kort na het avondeten en afwassen, altijd gebeld en op de
buitendeur gebonkt. Mijn vader verhoogde de spanning door ons voor te houden,
dat dat wel eens inbrekers zouden kunnen zijn, terwijl mijn moeder opendeed. Al
gauw wisten we zeker, dat het de Sint en zijn Pieten waren, want de Pietermannen
waren in een mum boven. Begeleid door Martin Hollander, de hopman van de verkenners
van de parochie, kwam de Sint even daarna de kamer binnen en ging zitten op de
stoel, die voor hem versierd hadden. Om de beurt moesten we even bij hem komen.
Je kon maar niet bevatten hoe de Sint al die dingen van je wist. Het eindigde
er altijd mee, dat de Sint aan mijn vader de sleutel van zijn studeerkamer
teruggaf. Daar stonden alle cadeaus voor ons, te veel om op te noemen. De rest
van de avond speelden we lief met onze nieuwe aanwinsten en mijn vader kon zich
weer terugtrekken in zijn studeerkamer.
Enkele jaren later vroeg Martin
Hollander mijn vader de rol van Sinterklaas over te nemen van de heer Van der
Lubbe (inderdaad de vader van Huub).
Natuurlijk deed mijn vader dat. Voor ons was het geen probleem, dat hij die
avond niet thuis was. Hij was bijna elke avond weg om, zoals hij het zei:
centjes te verdienen. Niemand van ons herkende hem, toen hij zwaaiend met zijn
hand de kamer binnenkwam en plaats nam op zijn versierde stoel, zelfs ik niet.
Omdat we allemaal niet meer
geloofden, kwam Sinterklaas later op 5 december niet meer langs. Toch wilden
mijn ouders van het Sinterklaasfeest ook nu weer iets fantastisch maken voor
hun kinderen. Drie jongens uit de straat kwamen, verkleed als Zwarte Piet, een
uurtje met ons dollen. In de voorkamer, tussen de schuifdeuren, moest ik een
liedje voor de Sint zingen, want, ja, voor cadeautjes moest je wat over hebben.
En vals dat ik zong! Van twee van de drie Pieten kon ik opmaken wie ze waren: André Heuwekemeijer en Herman
van Lom. De derde bleef de grote onbekende. Een ander jaar speelden we zelf
Sint en Piet.
Zingen tussen de
schuifdeuren
|
Weer een jaar of wat later, mijn
vader speelde allang niet meer voor Sinterklaas, vroeg Martin Hollander mij om
Zwarte Piet te spelen. In navolging van mijn vader wilde ik dat maar wat graag.
Drie dagen waren we in touw, door weer en wind. Geen wonder, dat ik snip verkouden
werd, warm huis in, auto in, school in enz. Mijn neus glom van nattigheid en
was bepaald niet meer zwart. Maar geen kind dat het in de gaten had! Op de
kleuterschool maakte ik in de speelzaal een salto om de kinderen te laten zien
hoe lenig Piet moest zijn om zich over de daken te bewegen. Geen kind heeft
mijn blote, witte buik gezien tijdens de salto. Pieten moeten nou eenmaal gek
doen.
Het Ignatiuscollege verzorgde in
de jaren ’60 de komst van Sinterklaas en zijn Pieten bij katholieke gezinnen
door heel Amsterdam. De nog niet volledig gewijde paters organiseerden het
uitwaaieren van tientallen Klazen en Pieterbazen over de stad. Meestal kwamen
we niet bij gezinnen met nog gelovige kinderen, maar bij families die elkaar
via Sinterklaas een hak probeerden te zetten. Vaak speelden we het spel mee,
maar een enkele keer niet, wanneer te duidelijk was, dat ze er één moesten hebben.
In bijna elk huis kreeg de Sint
wat te drinken aangeboden: koffie, thee, een biertje, een glas wijn of een
borreltje. Dat konden we niet aannemen, de Goedheiligman zou dronken over
straat gaan. Dat zou te veel zijn voor gelovige kinderzieltjes. Alleen tijdens
het laatste bezoek van die dag wilden we wel wat drinken. Dikke pret, want hoe
moest Sinterklaas een kopje of glas leegdrinken zonder al die kunstharen in
zijn mond te krijgen? Zijn pruik afdoen was geen optie, immers Sint moest nog
over straat, en je wist maar nooit wie hem nog zag. Dikwijls bracht een rietje
uitkomst, maar dan had de Sint ‘m wel heel gauw zitten.
Laat het Sinterklaasfeest
alsjeblieft van en voor de kinderen blijven.
Tiel, 20-11-2016
Geen opmerkingen:
Een reactie posten