Schoenmaker
Schoenmaker Barend Walvisch kreeg
op 21 maart 1889 – hij was toen 20 jaar - te horen, dat hij niet in aanmerking
kwam voor de militaire dienst. Hij had onoverkomelijke lichaamsgebreken, zo
vermeldde het inschrijvingsregister van de Nationale Militie. Zijn
lichaamsgebreken werden verder niet omschreven of het moest zijn, dat bij de
beschrijving van zijn signalement stond, dat hij een litteken had aan zijn
linkeroog. Het zou me niets verbazen als hij het gezichtsvermogen in zijn
linkeroog geheel of gedeeltelijk kwijt was.
Barend was 1,70 m. lang, hij had
een rond gezicht, zwarte ogen, een brede neus, een kleine mond, een ronde kin
en zwart haar en zwarte wenkbrauwen. Een donkere verschijning, zou je kunnen zeggen.
Registratie
Barend Walvisch voor Nat. Militie
|
Barend was in feite het jongste
kind van sjouwerman Abraham Jopseph Walvisch en Judic Abraham Italiaander, die
in Amsterdam in 1851 in het huwelijksbootje stapten. Abraham en Judic kregen in
totaal tien kinderen van wie er drie op jonge leeftijd overleden. Hun vijfde
kind, ook Barend geheten, stierf toen hij 6 jaar oud was, en het achtste kind,
dochter Margaretha bleef slechts 21 dagen in leven. Hun jongste en tiende kind,
Jacob genaamd, heeft niet langer dan een jaar geleefd. Daardoor werd Barend,
over wie ik het in dit Genealogisch blog heb, automatisch het jongste kind van
Abraham en Judic.
Barend kwam op 15 februari 1869
in Amsterdam ter wereld. Over zijn geboortejaar zou enige verwarring kunnen
ontstaan, omdat op zijn kaart bij het Arolsen Archief 15 februari 1889 als zijn
geboortedatum staat vermeld. Dat moet echter een misverstand zijn. De
gemeentelijke administratie van Amsterdam was op verschillende plaatsen
eenduidig over zijn geboortedatum: 15 februari 1869.
Tot 1898 woonde Barend bij zijn
ouders op nummer 56 in de Uilenburgerstraat in Amsterdam. Op 12 januari van dat
jaar gaf hij het ja-woord aan de 21-jarige Sara van der Star. Sara, geboren in
Amsterdam op 11 februari 1876, was een dochter van Abraham van der Star, die
afkomstig was uit Den Helder, en de
Amsterdamse Zoetje Schouten. Sara’s vader was, op zoek naar werk, naar
Amsterdam gekomen en kon daar in de haven de kost verdienen als sjouwer.
Bij het burgerlijke huwelijk van
Barend en Sara waren Cornelis Kleis Lanting, Albert Johannes Imcken, Jan
Schubart en Ludovicus Johannes Libert de getuigen. Opvallend is, dat alle
getuigen hetzij ambtenaar hetzij bode op het gemeentehuis in Amsterdam waren. Kennelijk
had in de familiesvan bruid en bruidegom niemand zin de rol van getuige op zich
te nemen. De beide echtelieden, de beide vaders en de getuigen ondertekenden de
huwelijkskate. De beide moeders, echter, deden dat niet, want die konden niet
schrijven, zo vermeldt de akte.
Huwelijksakte
Walvisch x van der Star
|
Al heel snel na de
huwelijksplechtigheid raakte Sara in verwachting. Op 15 oktober 1898 werd hun
oudste zoon geboren. Ze noemden hem Abraham, naar zijn beide grootvaders. In
zijn jonge jaren had Abraham het diploma boekhouden gehaald. Hij oefende later
het beroep van kapper uit en werkte in een dameszaak. Hij trad op 16 november
1927 in het huwelijk met Mietje Eberst. Het paar woonde in 1941 in de
Transvaalstraat op nummer 130 op 1 hoog. Het paar kreeg geen kinderen. Zowel
Abraham als Mietje werden op 4 juni 1943 in Sobobor vergast, nadat zij op 1
juni vanuit Westerbork, waar ze op 29 mei 1943 terecht waren gekomen, op
transport werden gesteld.
De tweede zoon van Barend en Sara
was Maurits van 27 november 1901. Maurits werd later kleermaker. Hij trouwde op
27 januari 1926 in Amsterdam met Rebecca (haar roepnaam was Betsy) Bachra,
nadat zij zich begin mei 1921 hadden verloofd. Bij het huiwelijk van Maurits en
Rebecca waren twee wederzijdse ooms getuigen.
Nieuw
Israelitisch Weekblad, 06-05-1921
|
Maurits en Rebecca kregen twee
kinderen, zoon Barend van 1927 en dochter Alida die in 1933 ter wereld kwam.
Rebecca, een dochter van de koopman Hompes Bachra en Aaltje Sajet, overleed op
16 januari 1941 in Amsterdam. Vanuit de woning aan de Vechtstraat werd zij in
Diemen begraven op de Joodse Begraafplaats.
Kaart Vught van
Maurits Walvisch
|
Eind juli 1942 hertrouwde Maurits
met de 38-jarige verkoopster Jeanette de Wit. Maurits werd in Auschwitz
vermoord op 8 januari 1944; zijn tweede vrouw Jeanette en zijn beide kinderen
gingen met het 15e transport van Westerbork naar Sobibor, waar zij
op 11 juni 1943 werden vergast. Het gezin van Maurits kwam op 20 februari 1943
in concentratiekamp Vught aan. Daar verbleef Maurits tot 15 september, toen hij
overgeplaatst werd naar Westerbork. Hij kreeg in Vught nummer 8884. Hoelang
Maurits in Westerbork heeft gezeten is niet precies bekend. Zijn vrouw en beide
kinderen waren al eerder uit Vught vertrokken met het zgn. kindertransport. Via
Westerbork gingen zij rechtstreeks naar Sobibor.
Vader Barend, die in 1926
geregistreerd stond als broodbezorger, en moeder Sara woonden in 1941 in de
Tweede Jan van der Heidenstraat op nummer 53 op 1 hoog. Ze zijn beiden zeer
waarschijnlijk op 27 januari vanuit de Hollandsche Schouwburg in Amsterdam op
transport gesteld naar Westerbork. Daar hebben ze niet meer dan een dag
verbleven.
Kaart Barend Walvisch in Arolsen Archief
|
Met het eerst volgende transport
naar Auschwitz van 29 januari 1943 werden Barend en Sara afgevoerd met nog 657
andere gevangenen. In Auschwitz hadden de nazi’s geen medelijden met Barend.
Hij ging vrijwel direct door de schoorsteen, nl. op 5 februari. Ook de drie
jaar oudere broer van Barend, die Joseph heette en diamantbewerker was, ontkwam
niet aan de nazi’s. Aan zijn leven kwam een einde in Sobibor.
De nazi’s lieten Sara nog een
maand in leven. Zij werd op 5 maart 1943 vergast. Zij was toen 67 jaar.
Tiel, 11 maart 2020
Geen opmerkingen:
Een reactie posten