Familiefoto's

Familiefoto's
Familiefoto's

vrijdag 13 maart 2020

Genealogisch blog 433


Excuses

Tijdens het recente staatsbezoek aan IndonesiĆ« heeft onze koning Willem Alexander tegenover de Indonesische president Joko Widodo excuses aangeboden voor wat de Indonesische bevolking is aangedaan door het Nederlandse leger tijdens de Indonesische vrijheidsstrijd in de jaren 1945-1950. Het feit, dat de Koning die excuses aanbood, werd alom gewaardeerd. En zeker door de manier waarop hij dat deed, hij was duidelijk zenuwachtig en geĆ«motioneerd. Van Indonesische kant werd “Dank u wel” gezegd, maar verder wilde men niet te lang bij het verleden blijven stilstaan. Men kijkt liever vooruit.
In Nederland oogstte de Koning zeker waardering met zijn excuses, maar verschillende commentatoren hadden toch ook kritiek. Een van hen was schrijfster Yvonne Keuls, die in het tv-programma OP1 betoogde, dat de koning eigenlijk ook aan andere groepen excuses zou moeten aanbieden.

Yvonne Keuls
Yvonne Keuls

Keuls, die zelf in Indonesiƫ werd geboren, betoogde, dat de Nederlandse Regering onder meer ook excuses zou moeten maken aan de dienstplichtige militaire, die tijdens de zgn. Politionele Acties volkomen onvoorbereid naar Indiƫ werden gezonden om daar in werkelijkheid een vuile koloniale oorlog te voeren. Een aan tafel zittende veteraan was het helemaal met Keuls eens, al had hij persoonlijk al enkele jaren geleden zijn excuses aangeboden aan de gemeenschap van Sulawesi, waar hij destijds moest vechten.
Door het gesprek in OP1 gingen mijn gedachten uit naar wat ik in 2015 geschreven heb in mijn boek “Ze spraken er niet over, Twee Amersfoortse broers in Nederlands-IndiĆ«”. Hoe werden mijn ooms Frans en Bertus Bosman voorbereid op wat ze in IndiĆ« te wachten stond? Hoe gingen zij om met hun ervaringen in IndiĆ« na terugkeer in Nederland?
Mijn ooms Frans en Bertus hebben in grote lijnen dezelfde voorbereiding gehad op hun diensttijd in Ned. Indiƫ. Voor beiden gold, dat hun reis naar Indiƫ hun eerste buitenlandse reis was, en dan ook nog naar de tropen, naar de andere kant van de wereld.
De broers kregen voorlichting over Nederlands-IndiĆ« door middel van de zogenaamde “Indische Vorming”. De lessen vonden plaats in de kazerne in Nederland en aan boord van de schepen die hen naar IndiĆ« brachten. Sinds 1946 verzorgde het Indisch Instructie Bataljon de lessen. In de lessen werd onder meer aandacht besteed aan de politieke situatie, het landschap, de bevolking en de Maleise taal om met de inheemse bevolking te kunnen communiceren.
Naast de Indische Vorming bereidde de Legervoorlichtingsdienst de jongens die naar Indiƫ werden gestuurd voor met brochures en nieuwsbrieven, zoals:

        Scheepspraet, vertelde over de indeling van de schepen („stuurrrrboord is rrrrrrechts”), de gezagsverhoudingen en de regels, de dagindeling, het postverkeer, persoonlijke ontwikkeling, ontspanning, gezondheid en geestelijke verzorging, brandgevaar aan boord en gaf aanwijzingen voor de hygiĆ«ne in de tropen; 
Scheepspraet
Scheepspraet

     Onze taak overzee (1947), waarin werd duidelijk gemaakt dat de soldaten orde en veiligheid kwamen brengen, zodat de onderhandelingen tussen het koninkrijk en de Indonesische republikeinen in alle rust  konden worden voortgezet;
        Adat, handelde over de gewoontes en gebruiken in het dagelijks leven en bij plechtige gelegenheden in Ned.-IndiĆ«. Er was een fundamenteel verschil in de Nederlandse en Indische omgangsvormen, met name wat betreft de rol van de vrouw. De jongens moesten de regels en manieren van de lokale bevolking respecteren;
        IndiĆ«, waar wij naar toe gaan;
        Wij gingen naar IndiĆ« om te helpen, niet om te vechten;
        IndiĆ«, waarom wij erheen gaan (1946).

De brochures moesten de soldaten vooral duidelijk maken, dat ze naar Indiƫ gingen om de rust en orde te herstellen, die verstoord waren door de opstandelingen. Ze kwamen niet om te vechten, maar als helpers, vredessoldaten of bevrijders, die de lokale bevolking kwamen ontzetten van enkele kwaadwillende elementen. Wie die kwaadwillende elementen precies waren maakten de voorlichtingsbrochures niet duidelijk. De voorlichting had zijn uitwerking op Bertus niet gemist, toen hij eenmaal in Indiƫ was, schreef hij:
 “….. een ding is jammer in Holland dat de mensen IndiĆ« helemaal verkeerd bekijken en als ze hier maar een week waren zouden ze wel anders praten en zouden de jongens het ook niet erg vinden om te gaan. Wapens hebben die extremisten haast niet. En de bevolking helpt ons nu ook dus dat scheelt ook veel.”

In werkelijkheid bleef de vijand, mede ook door zijn guerrillatactieken, onzichtbaar. Daardoor was voor veel soldaten het verschil tussen het TNI (het officiĆ«le Indonesische leger) en diverse milities onduidelijk. De Nederlandse soldaten noemden hun tegenstanders daarom vaak “extremisten”, “rampokers” of “peloppers”. Wel werd bij elk gevecht van officiĆ«le Nederlandse zijde benadrukt, dat het om humanitaire acties in Nederlands-IndiĆ« ging, waarbij het Nederlandse leger de bevolking te hulp kwam.
De Nederlandse soldaten zouden de lokale bevolking helpen met de wederopbouw na de verschrikkingen van de Japanse bezetting. Enige kennis van het Maleis, de lokale taal, werd de soldaten daarom aanbevolen om zich vooral in de binnenlanden verstaanbaar te kunnen maken. De jongens moesten ook aandacht hebben voor hun lichaamstaal, zo leerden ze, dat handen in de zij in Ned.-Indiƫ bedreigend over kwam.
In de Gordel van Smaragd kwamen verschillende godsdiensten voor, het Christendom, het HindoeĆÆsme en verschillende natuurgodsdiensten. De meerderheid van de bevolking van Ned.-IndiĆ« was echter islamitisch. Het werd de soldaten afgeraden zonder redenen een moskee binnen te gaan, wilden ze dat onverhoopt toch doen, dan moesten hun schoenen uittrekken. De soldaten moesten vooral van de grote moskeetrom (bedoeg) afblijven, omdat het een heilig voorwerp was.
Frans en Bertus Bosman
Frans en Bertus Bosman
In de Indische Vorming lag bij de seksuele voorlichting de nadruk op het vermijden van geslachtsziektes. Het viel niet uit te sluiten, dat een Nederlandse soldaat een affaire begon met een lokale vrouw. Volgens een tekst in een voorlichtingsfolder hadden in Ned.-IndiĆ« bijna alle prostituees een geslachtsziekte. Dat moest de soldaten ervan weerhouden contacten met prostituees te leggen. Natuurlijk hadden Frans en Bertus ook van hun ouders de nodige vermaningen meegekregen om rein te leven en aan de verplichtingen van hun katholieke geloof te voldoen. In de voorlichting namen hygiĆ«nische voorschriften een belangrijke plaats in. De jongens mochten geen ongekookt water drinken. Ze mochten niet eten bij straatventers en moesten hun eigen voedsel in blik opbergen buiten bereik van ongedierte. Ze moesten zich regelmatig laten inenten tegen tropische ziektes, zich tweemaal daags wassen of een bad nemen. Hun kleding moest schoon zijn evenals hun brits. 
Frans en Bertus Bosman ontmoeten elkaar in Indiƫ
Frans en Bertus Bosman ontmoeten elkaar in Indiƫ

In de Nederlandse pers verschenen destijds vooral polemieken over de politieke akkoorden tussen de Nederlandse regering en de Indonesische autoriteiten. Daarbij was geen plaats voor de jongens in IndiĆ«. Duizenden families wilden meer weten over het denken en doen van hun jongens in IndiĆ«, maar in de kranten was niet veel meer te vinden dan artikelen over de Linggadjati-akkoorden. En de jongens zelf schreven in hun brieven alleen, dat IndiĆ« een mooi land was met een aardige bevolking. Over de Nederlandse pers schreef Cor Majoor van 3-8 RI het volgende in zijn dagboek: 

In de pers werd uiteraard over ons verblijf, optreden e.d. geschreven, maar daarbij zullen weinig foto’s van ernstige vijandelijkheden of over gewonden e.d. gepubliceerd zijn. Er kwam een ander soort stemmingsfoto in de krant of tijdschrift. Daardoor kreeg het thuisfront een ander beeld voorgeschoteld en zou daaruit kunnen afleiden, dat het overal rustig was; buiten de acties om. De goede verstaander, resp. lezer wist wel beter, hetgeen door de regelmatige verlieslijsten helaas werd bevestigd.
Onder uiterst moeilijke omstandigheden moesten de vrijwilligers en de jonge dienstplichtigen in Indiƫ orde en vrede brengen. Wat hielden die moeilijke omstandigheden in? Ver van huis zijn, wonen in armoedige huisjes, soms dagen geen slaap, de verzengende hitte en tijdens de moesson de niet aflatende regen, voortploeteren met je enkels in de modder, verwondingen en verminkingen, dood. Geen vaste koers, het was een voortgaan in onzekerheid.
In de pers werden de Nederlandse troepen, en vooral de mariniers, met vette koppen herhaaldelijk uitgemaakt voor moordenaars en oorlogsmisdadigers, terwijl de extremisten de echte misdaden begingen. Natuurlijk hebben ook Nederlandse militairen in Indiƫ oorlogsmisdaden begaan, al heeft de Nederlandse Regering dat jarenlang ontkent.
De mariniers wisten, dat ze nooit de helden van Indiƫ zouden worden. En toch bleven ze trots op het feit dat ze marinier waren geweest, wat er ook over hen geschreven werd. De jongens waren onder de vuurspuwende zon van Indonesiƫ gerijpt tot mannen, die hun herinneringen meedroegen zolang hun hart klopte.
Majoor stak ook de hand in eigen boezem:
Wij van onze kant werkten ook nog aan een z.g. rustig verblijf mee, omdat wij aan ouders, vrouw of verloofde niet alles schreven wat er gebeurde, of misschien in wat bedekter termen, om hen allen niet te zeer ongerust te maken.
Bertus toonde in zijn brieven aan zijn penvriendin geen emotie, toen hij meedeelde, dat een kameraad was omgekomen. Zijn moeder was blijkbaar wel een goede verstaander c.q. lezer, die herhaaldelijk haar ongerustheid over zijn veiligheid in haar brieven deed uitkomen.
 

 
Bertus Bosman op patrouille
Bertus Bosman op patrouille


Gegeven de onderdelen, waarbij beide broers dienden, kan het niet anders dan dat ook zij met scherp geschoten moeten hebben. Beiden hebben ze te maken gekregen met de dood. De dood liep altijd naast hen en was misschien nog belangrijker dan vrouwen of eten. De dood was een onzichtbare sniper in een klapperboom, een maat die viel. Een pelopper die ze neer schoten.  Daar spraken ze nooit over, dat was taboe. Een slapie, een beste vriend die sneuvelde, dan wilden ze alle IndonesiĆ«rs neermaaien. Ze schreeuwden en huilden van binnen en deden stoer naar buiten. Maar wat was het nut? 
De angst voor de dood maakte ze uiterst voorzichtig tijdens het nachtelijke wachtlopen of tijden een patrouille, die meestal zo rond 04.00 uur op pad ging. 
Van Bertus is bekend, dat hij in zijn verdere leven vaak last had van nachtmerries. Dan moet de waanzin van IndiĆ« door zijn kop gespookt hebben. De volgende morgen stond hij weer gewoon op en ging naar zijn werk. Tegen zijn zus had Bertus eens gezegd: 

Wie veel meegemaakt heeft, praat niet over Indiƫ.
De weinige keren, dat Frans later thuis over de gevechten op Midden Java sprak, noemde hij de strijd tegen de Indonesiƫrs een vuile oorlog.
Frans en Bertus sloten zich op in zichzelf, omdat ze zo veel meegemaakt hadden. Terug in Nederland konden ze niet blijven huilen, althans niet zichtbaar. Ze moesten meewerken aan de verdere opbouw van het naoorlogse Nederland. Zelf wilden ze spoedig een eigen gezin stichten. Van het leven genieten. Aan hun toekomst bouwen. Maar om hun herinneringen konden ze niet heen. Ze hadden een wrede koloniale oorlog meegemaakt. Als ze huilden, dan kon niemand dat zien. Dat deden ze vanbinnen, soms dagenlang. Maar ze spraken er niet over. Nooit!  

Tiel, 13 maart 2020

Meer weten? Lees:
Paul Welling, Ze spraken er niet over. Twee Amersfoortse broers in Nederlands-IndiĆ«. Soest : Boekscout 2015. 156 blz.  Index. ISBN 9789402219401. Prijs € 18,15. Te bestellen via boekscout.nl


 


Geen opmerkingen:

Een reactie posten