Excuses
Tijdens het
recente staatsbezoek aan Indonesiƫ heeft onze koning Willem Alexander tegenover
de Indonesische president Joko
Widodo excuses aangeboden voor wat de Indonesische bevolking is aangedaan
door het Nederlandse leger tijdens de Indonesische vrijheidsstrijd in de jaren
1945-1950. Het feit, dat de Koning die excuses aanbood, werd alom gewaardeerd.
En zeker door de manier waarop hij dat deed, hij was duidelijk zenuwachtig en
geĆ«motioneerd. Van Indonesische kant werd “Dank u wel” gezegd, maar verder
wilde men niet te lang bij het verleden blijven stilstaan. Men kijkt liever
vooruit.
In Nederland
oogstte de Koning zeker waardering met zijn excuses, maar verschillende
commentatoren hadden toch ook kritiek. Een van hen was schrijfster Yvonne
Keuls, die in het tv-programma OP1 betoogde, dat de koning eigenlijk ook aan
andere groepen excuses zou moeten aanbieden.
Yvonne Keuls
|
Keuls,
die zelf in Indonesiƫ werd geboren, betoogde, dat de Nederlandse Regering onder
meer ook excuses zou moeten maken aan de dienstplichtige militaire, die tijdens
de zgn. Politionele Acties volkomen onvoorbereid naar Indiƫ werden gezonden om
daar in werkelijkheid een vuile koloniale oorlog te voeren. Een aan tafel
zittende veteraan was het helemaal met Keuls eens, al had hij persoonlijk al
enkele jaren geleden zijn excuses aangeboden aan de gemeenschap van Sulawesi, waar hij destijds
moest vechten.
Door
het gesprek in OP1 gingen mijn gedachten uit naar wat ik in 2015 geschreven heb
in mijn boek “Ze spraken er niet over, Twee Amersfoortse broers in
Nederlands-IndiĆ«”. Hoe werden mijn ooms Frans en Bertus Bosman voorbereid op
wat ze in Indiƫ te wachten stond? Hoe gingen zij om met hun ervaringen in Indiƫ
na terugkeer in Nederland?
Mijn ooms Frans en Bertus hebben in
grote lijnen dezelfde voorbereiding gehad op hun diensttijd in Ned. Indiƫ. Voor
beiden gold, dat hun reis naar Indiƫ hun eerste buitenlandse reis was, en dan
ook nog naar de tropen, naar de andere kant van de wereld.
De broers kregen
voorlichting over Nederlands-IndiĆ« door middel van de zogenaamde “Indische
Vorming”. De lessen vonden plaats in de kazerne in Nederland en aan boord van
de schepen die hen naar Indiƫ brachten. Sinds 1946 verzorgde het Indisch
Instructie Bataljon de lessen. In de lessen werd onder meer aandacht besteed
aan de politieke situatie, het landschap, de bevolking en de Maleise taal om
met de inheemse bevolking te kunnen communiceren.
Naast de Indische Vorming bereidde
de Legervoorlichtingsdienst de jongens die naar Indiƫ werden gestuurd voor met
brochures en nieuwsbrieven, zoals:
•
Scheepspraet,
vertelde over de indeling van de schepen („stuurrrrboord is rrrrrrechts”), de
gezagsverhoudingen en de regels, de dagindeling, het postverkeer, persoonlijke
ontwikkeling, ontspanning, gezondheid en geestelijke verzorging, brandgevaar
aan boord en gaf aanwijzingen voor de hygiƫne in de tropen;
Scheepspraet
|
•
Onze taak
overzee (1947), waarin werd duidelijk gemaakt dat de soldaten orde en
veiligheid kwamen brengen, zodat de onderhandelingen tussen het koninkrijk en
de Indonesische republikeinen in alle rust konden worden voortgezet;
•
Adat,
handelde over de gewoontes en gebruiken in het dagelijks leven en bij plechtige
gelegenheden in Ned.-Indiƫ. Er was een fundamenteel verschil in de Nederlandse
en Indische omgangsvormen, met name wat betreft de rol van de vrouw. De jongens
moesten de regels en manieren van de lokale bevolking respecteren;
•
Indiƫ, waar wij
naar toe gaan;
•
Wij gingen naar
Indiƫ om te helpen, niet om te vechten;
•
Indiƫ, waarom
wij erheen gaan (1946).
De brochures moesten de soldaten
vooral duidelijk maken, dat ze naar Indiƫ gingen om de rust en orde te
herstellen, die verstoord waren door de opstandelingen. Ze kwamen niet om te
vechten, maar als helpers, vredessoldaten of bevrijders, die de lokale
bevolking kwamen ontzetten van enkele kwaadwillende elementen. Wie die
kwaadwillende elementen precies waren maakten de voorlichtingsbrochures niet duidelijk.
De voorlichting had zijn uitwerking op Bertus niet gemist, toen hij eenmaal in
Indiƫ was, schreef hij:
“….. een ding is
jammer in Holland dat de mensen Indiƫ helemaal verkeerd bekijken en als ze hier
maar een week waren zouden ze wel anders praten en zouden de jongens het ook
niet erg vinden om te gaan. Wapens hebben die extremisten haast niet. En de
bevolking helpt ons nu ook dus dat scheelt ook veel.”
In werkelijkheid bleef de vijand,
mede ook door zijn guerrillatactieken, onzichtbaar. Daardoor was voor veel
soldaten het verschil tussen het TNI (het officiƫle Indonesische
leger) en diverse milities onduidelijk. De Nederlandse soldaten noemden hun
tegenstanders daarom vaak “extremisten”, “rampokers” of “peloppers”. Wel werd bij
elk gevecht van officiƫle Nederlandse zijde benadrukt, dat het om humanitaire
acties in Nederlands-Indiƫ ging, waarbij het Nederlandse leger de bevolking te
hulp kwam.
De Nederlandse soldaten zouden de
lokale bevolking helpen met de wederopbouw na de verschrikkingen van de Japanse
bezetting. Enige kennis van het Maleis, de lokale taal, werd de soldaten daarom
aanbevolen om zich vooral in de binnenlanden verstaanbaar te kunnen maken. De
jongens moesten ook aandacht hebben voor hun lichaamstaal, zo leerden ze, dat
handen in de zij in Ned.-Indiƫ bedreigend over kwam.
In de Gordel van Smaragd kwamen
verschillende godsdiensten voor, het Christendom, het HindoeĆÆsme en verschillende
natuurgodsdiensten. De meerderheid van de bevolking van Ned.-Indiƫ was echter
islamitisch. Het werd de soldaten afgeraden zonder redenen een moskee binnen te
gaan, wilden ze dat onverhoopt toch doen, dan moesten hun schoenen uittrekken.
De soldaten moesten vooral van de grote moskeetrom (bedoeg) afblijven, omdat
het een heilig voorwerp was.
Frans
en Bertus Bosman
|
In de Indische Vorming lag
bij de seksuele voorlichting de nadruk op het vermijden van geslachtsziektes.
Het viel niet uit te sluiten, dat een Nederlandse soldaat een affaire begon met
een lokale vrouw. Volgens een tekst in een voorlichtingsfolder hadden in Ned.-Indiƫ
bijna alle prostituees een geslachtsziekte. Dat moest de soldaten ervan
weerhouden contacten met prostituees te leggen. Natuurlijk hadden Frans en
Bertus ook van hun ouders de nodige vermaningen meegekregen om rein te leven en
aan de verplichtingen van hun katholieke geloof te voldoen. In de voorlichting
namen hygiƫnische voorschriften een belangrijke plaats in. De jongens mochten
geen ongekookt water drinken. Ze mochten niet eten bij straatventers en moesten
hun eigen voedsel in blik opbergen buiten bereik van ongedierte. Ze moesten
zich regelmatig laten inenten tegen tropische ziektes, zich tweemaal daags
wassen of een bad nemen. Hun kleding moest schoon zijn evenals hun brits.
Frans
en Bertus Bosman ontmoeten elkaar in Indiƫ
|
In
de Nederlandse pers verschenen destijds vooral polemieken over de politieke
akkoorden tussen de Nederlandse regering en de Indonesische autoriteiten. Daarbij
was geen plaats voor de jongens in Indiƫ. Duizenden families wilden meer weten
over het denken en doen van hun jongens in Indiƫ, maar in de kranten was niet
veel meer te vinden dan artikelen over de Linggadjati-akkoorden.
En de jongens zelf schreven in hun brieven alleen, dat Indiƫ een mooi land was
met een aardige bevolking. Over de Nederlandse pers schreef Cor Majoor van 3-8
RI het volgende in zijn dagboek:
In de pers werd uiteraard over ons verblijf, optreden e.d.
geschreven, maar daarbij zullen weinig foto’s van ernstige vijandelijkheden of
over gewonden e.d. gepubliceerd zijn. Er kwam een ander soort stemmingsfoto in
de krant of tijdschrift. Daardoor kreeg het thuisfront een ander beeld
voorgeschoteld en zou daaruit kunnen afleiden, dat het overal rustig was;
buiten de acties om. De goede verstaander, resp. lezer wist wel beter, hetgeen
door de regelmatige verlieslijsten helaas werd bevestigd.
Onder uiterst
moeilijke omstandigheden moesten de vrijwilligers en de jonge dienstplichtigen
in Indiƫ orde en vrede brengen. Wat hielden die moeilijke omstandigheden in?
Ver van huis zijn, wonen in armoedige huisjes, soms dagen geen slaap, de
verzengende hitte en tijdens de moesson de niet aflatende regen, voortploeteren
met je enkels in de modder, verwondingen en verminkingen, dood. Geen vaste
koers, het was een voortgaan in onzekerheid.
In de pers
werden de Nederlandse troepen, en vooral de mariniers, met vette koppen
herhaaldelijk uitgemaakt voor moordenaars en oorlogsmisdadigers, terwijl de
extremisten de echte misdaden begingen. Natuurlijk hebben ook Nederlandse
militairen in Indiƫ oorlogsmisdaden begaan, al heeft de Nederlandse Regering
dat jarenlang ontkent.
De mariniers wisten, dat ze nooit de
helden van Indiƫ zouden worden. En toch bleven ze trots op het feit dat ze
marinier waren geweest, wat er ook over hen geschreven werd. De jongens waren
onder de vuurspuwende zon van Indonesiƫ gerijpt tot mannen, die hun
herinneringen meedroegen zolang hun hart klopte.
Majoor stak ook de hand in eigen
boezem:
Wij van onze kant werkten ook nog aan een z.g. rustig verblijf
mee, omdat wij aan ouders, vrouw of verloofde niet alles schreven wat er
gebeurde, of misschien in wat bedekter termen, om hen allen niet te zeer
ongerust te maken.
Bertus toonde in
zijn brieven aan zijn penvriendin geen emotie, toen hij meedeelde, dat een
kameraad was omgekomen. Zijn moeder was blijkbaar wel een goede verstaander
c.q. lezer, die herhaaldelijk haar ongerustheid over zijn veiligheid in haar
brieven deed uitkomen.
Bertus Bosman op patrouille
|
Gegeven de
onderdelen, waarbij beide broers dienden, kan het niet anders dan dat ook zij
met scherp geschoten moeten hebben. Beiden hebben ze te maken gekregen met de
dood. De dood liep altijd naast hen en was misschien nog belangrijker dan
vrouwen of eten. De dood was een onzichtbare sniper in een klapperboom, een
maat die viel. Een pelopper die ze neer schoten. Daar spraken ze nooit over, dat was taboe.
Een slapie, een beste vriend die sneuvelde, dan wilden ze alle Indonesiƫrs
neermaaien. Ze schreeuwden en huilden van binnen en deden stoer naar buiten.
Maar wat was het nut?
De angst voor de dood maakte ze
uiterst voorzichtig tijdens het nachtelijke wachtlopen of tijden een
patrouille, die meestal zo rond 04.00 uur op pad ging.
Van Bertus is
bekend, dat hij in zijn verdere leven vaak last had van nachtmerries. Dan moet
de waanzin van Indiƫ door zijn kop gespookt hebben. De volgende morgen stond
hij weer gewoon op en ging naar zijn werk. Tegen zijn zus had Bertus eens
gezegd:
Wie veel meegemaakt heeft, praat niet over Indiƫ.
De weinige
keren, dat Frans later thuis over de gevechten op Midden Java sprak, noemde hij
de strijd tegen de Indonesiƫrs een vuile oorlog.
Frans en Bertus sloten zich
op in zichzelf, omdat ze zo veel meegemaakt hadden. Terug in Nederland konden
ze niet blijven huilen, althans niet zichtbaar. Ze moesten meewerken aan de
verdere opbouw van het naoorlogse Nederland. Zelf wilden ze spoedig een eigen
gezin stichten. Van het leven genieten. Aan hun toekomst bouwen. Maar om hun
herinneringen konden ze niet heen. Ze hadden een wrede koloniale oorlog
meegemaakt. Als ze huilden, dan kon niemand dat zien. Dat deden ze vanbinnen,
soms dagenlang. Maar ze spraken er niet over. Nooit!
Tiel, 13 maart 2020
Meer weten? Lees:
Paul Welling, Ze spraken er niet over. Twee Amersfoortse broers in Nederlands-IndiĆ«. Soest : Boekscout 2015. 156 blz. Index. ISBN 9789402219401. Prijs € 18,15. Te bestellen via boekscout.nl
Paul Welling, Ze spraken er niet over. Twee Amersfoortse broers in Nederlands-IndiĆ«. Soest : Boekscout 2015. 156 blz. Index. ISBN 9789402219401. Prijs € 18,15. Te bestellen via boekscout.nl
Geen opmerkingen:
Een reactie posten