Familiefoto's

Familiefoto's
Familiefoto's

vrijdag 3 november 2017

Genealogisch blog 236



Verbond van Nederlandsche Journalisten

Enkele dagen geleden ontving ik van het NIOD kopieën van de documenten, die daar bewaard worden, over mijn vader en de gelijkschakeling van de Nederlandse pers tijdens de Tweede Wereldoorlog. Ik schreef daar in Genealogisch blog 132 het volgende over:

“Na de Nederlandse capitulatie in mei 1940 verplichtte de Duitse militaire bevelhebber alle Nederlandse dagbladen niets te publiceren, dat als ‘vijandig gezind tegenover Duitsland’ kon worden uitgelegd:
“De bladen, behoorende tot de Nederlandsche dagbladpers, zullen tijdens de duur der bezetting door de militaire autoriteiten verschijnen, zonder dat op deze bladen een voorcensuur wordt uitgeoefend. Deze tegemoetkomende houding veronderstelt natuurlijk een absoluut loyale houding van uitgevers en redacteuren.”
Daarmee waren de Nederlandse kranten ‘gelijkgeschakeld’, zoals dat heette. Alle journalisten moesten de betreffende verklaring ondertekenen, wilden ze hun werk niet verliezen of erger. Mijn vader ondertekende de verklaring, toen hij als leerling in dienst trad bij de Utrechtsche Courant.”
Aan de hand van de documenten, die ik nu van het NIOD ontving, wil ik in dit Genealogisch blog dieper ingaan op de gevolgen, die de gelijkschakeling had voor mijn vader, die op 26 mei 1942 als leerling-journalist in dienst trad van de Utrechtsche Courant, een uitgave van N.V. Uitgeversmij. Neerlandia. Zijn inkomen was toen fl. 600,- per jaar. Hij kreeg een vast dienstverband en vier dagen later werd zijn arbeidsovereenkomst door hemzelf, de uitgever en de Raad van Commissarissen ondertekend.

 Albert Welling

Arbeidsovereenkomst Albert Welling

Direct na zijn indiensttreding richtte mijn vader een verzoek aan het Verbond van Nederlansche Journalisten (VNJ), de enige toegestane, nationaalsocialistische vereniging van journalisten, om als lid toegelaten te worden. Het betreffende vragenformulier had hij ingevuld. Hij werd toegelaten tot het Verbond en ontving, gedateerd 1 januari 1943, zijn Journalistenpas met nummer 0612.

Albert Welling

Journalistenpas

Als leerling schreef mijn vader nog kleine stukjes, vooral recensies van films, van recent verschenen boeken, circus en amateurtoneel. In mei 1943 vond hij het tijd geworden om bij het VNJ officieel te boek te staan als kunstcriticus. Blijkens zijn aanvrage daartoe was hij al sinds augustus 1941 als zodanig werkzaam, aanvankelijk als plaatselijk correspondent en medewerker in algemene zin Hij gaf ook aan, dat hij door zijn lidmaatschap van het Amersfoorts Kunstenaarsgilde mede gevormd was tot kunstcriticus. Zijn aanvrage werd gehonoreerd en op zijn journalistenpas kwam te staan, dat hij ingeschreven was in het Register voor Kunstcritici voor toneel en ontspanningskunst.
In de zomer van 1943 wilde mijn vader niet langer leerling-journalist zijn. Hij schreef op 9 september 1943 een brief naar het VNJ, dat hij er genoeg van het systeem:

“om jonge krachten voor vol te doen werken, doch half te betalen.
Hij begon zijn brief met de litanie, dat:

“ondergetekende zich in de weinig benijdenswaardige positie bevindt slachtoffer te zijn van het instituut leerling-journalist. Voorzien van een salaris van zegge en schrijven fl. 50,0 per mnd. Plus zoowaar de vergoeding van zijn abonnement Amersfoort-Utrecht, mag hij proberen zichzelf te verzorgen en tevens zich middels de studie voor te bereiden op de toekomst.”
Mijn vader wilde van de VNJ weten of er een mogelijkheid bestond om van het juk van leerling-journalist bevrijd te worden. Hij vond zichzelf een volwaardig journalist en had genoeg jaren “geleerlingd”. Hij wilde vooruit en was ervan overtuigd dat hij dat kon.
Ik denk, dat de wat sarcastische toon van zijn brief voortkwam uit het feit, dat mijn vader zich door de oorlog al voldoende in zijn ontwikkelingsmogelijkheden beperkt voelde. Tewerkstelling in Duitsland hing hem boven het hoofd en hij had het niet zo op organisaties, als de VNJ, die in de pas liepen met de bezetter.

 Albert Welling

Brief van Albert Welling aan VNL, d.d. 06-09-1943, gedeelte

In de nazomer van 1943 kreeg mijn vader heel direct te maken met de gevolgen van de gelijkschakeling, toen zakelijk leider, J. Learbuch,  van de VNJ, hem op 10 september antwoordde. Learbuch was zeer verbaasd over het feit, dat mijn vader kritiek leverde op de salarisregeling. Daarmee gaf hij er blijk van niets begrepen te hebben van het Journalistenbesluit van 1941 (de gelijkschakeling), waarvan artikel 6 precies aangaf aan welke voorwaarden een leerling-journalist moest voldoen om tot journalist te worden bevorderd. Learbuch gaf mijn vader het advies het artikel 6 nog eens grondig te bestuderen.
Half september verscheen in alle kranten een advertentie, die gegadigden tussen 19 en 25 jaar, die zich tot de journalistiek aangetrokken voelden, opriep deel te nemen aan de opleidingscursus, die de VNJ organiseerde. Het achterliggende doel van de advertentie kwam naar voren in de volgende zinsnede:

“Zij dienen begrip te hebben voor en in te stemmen met de beginselen der nieuwe orde.”
Daar de advertentie nauwelijks tot aanmeldingen leidde, verzocht het Verbond ingeschreven leerling-journalisten over deelname te komen praten. Mijn vader ontving op 2 november 1943 een uitnodiging voor zo’n gesprek met de Verbondsvoorzitter. Op 5 november 1943 reisde hij toch af naar Den Haag ondanks zijn bezwaren. Hij was al anderhalf jaar in dienst bij de Utrechtsche Courant en 21 jaar. Volgens het Journalistenbesluit was hij daarom geen leerling meer. Zijn ondervragers wilden van hem enige categorische vragen exact beantwoord zien:

“Wat dunkt u, vroeg hij, van de Volksdienst, de Winterhulp, de Arbeidsdienst, de Jeugdstorm, het Arbeidsfront en de N.S.B.? Ik antwoordde op deze vragen zoals een principieel Nederlander en katholiek betaamt, aanvaardend wat aanvaard mocht worden, verwerpend wat verworpen moest worden.”
Op 8 november klom Learbuch weer in de pen en schreef mijn vader, dat Verbondsvoorzitter, P.J. van Megehelen, alles overwegende na het gesprek met mijn vader, het toch noodzakelijk vond, dat mijn vader de cursus zou volgen. Learbuch dreigde zelfs:

“U staat dus voor de keus, ofwel den cursus volgen of een ander beroep kiezen."
Mijn vader reageerde op 17 november 1943 door erop te wijzen, dat zijn tijd als leerling-journalist al bijna vier jaar duurde. Daarom verzocht hij de Verbondsvoorzitter dringend ermee in te stemmen hem tot eerstejaars journalist te bevorderen per 1 januari 1944. Gelukkig voor mijn vader hadden zijn hoofdredacteur en de directie van de krant er geen moeite mee hem per direct als volwaardig journalist in dienst te nemen, wat een salarisverhoging voor hem betekende.

P.J. van Megehelen

P.J. van Megehelen
Per brief van 25 november 1943 liet Learbuch weten, dat van heroverweging van het besluit van de Verbondsvoorzitter geen sprake kon zijn. Om eerstejaars journalist te worden moest en zou mijn vader deelnemen aan de cursus.
Gesterkt door de stellingname van zijn hoofdredacteur en directie, berichtte mijn vader op 23 februari 1944 aan de VNJ, dat hij om principiële redenen afzag van de uitnodiging deel te nemen aan het voorexamen voor de cursus. Daarop was de maat voor de VNJ vol. Per 6 maart 1944 werd mijn vader afgevoerd uit het Register van Kunstcritici. Hij stuurde zijn journalistenpas terug naar de VNJ.
Mijn vader dreigde nu brodeloos te worden. Zijn hoofdredacteur, gesteund door de complete redactie, diende echter het verzoek in hem als administrateur van de redactie te handhaven. Dit verzoek werd ook afgewezen. Maar er kwam toch een oplossing, zoals mijn vader zelf schreef:

Met ingang van 1 april zou mijn bureau officieel op de administratie moeten staan, waar mijn hoofdtaak de verzorging der redactieadministratie zou zijn. Hierbij dient opgemerkt te worden, dat de Verbondsvoorzitter tegen mijn aanstelling als administrateur T E R redactie geen bezwaar maakte.”
In zijn Curriculum Vitae van 1946 vermeldde mijn vader, dat hij van april tot augustus 1944 clandestien als redacteur voor de Utrechtsche Courant werkte.

Tiel,3 november 2017


 
 

2 opmerkingen:

  1. Dag Paul,
    Jouw vader opereerde strategische, doelgericht en vasthoudend. Daarmee is hij de Tweede Wereldoorlog doorgekomen zonder werkloos te worden. Aan het begin van zijn loopbaan nam hij een lastige beslissing, Het is niet duidelijk of hij zich daarvan op zo’n jeugdige leeftijd bewust is geweest. We hebben het er vast nog wel een keer over.
    Wim

    BeantwoordenVerwijderen
  2. In de schoonfamilie van mijn vader waren ook leden van de familie Welling.
    Zal ik die gegevens eens naar je mailen. Misschien heb je er wat aan en misschien andersom kun je mij verder helpen. Ik hoor graag.
    Jan Bontje

    BeantwoordenVerwijderen