Sankt Blasien
Wanneer wij op vakantie naar het
Zuiden gaan, vindt de eerste stop meestal plaats in het Zwarte Woud in
Duitsland, net zoals de laatste stop altijd in de Elzas in Frankrijk is. Daar genieten
we van het lekkere eten en de heerlijkste wijnen. In het Zwarte Woud, destijds ook
een favoriete vakantiebestemming van mijn moeder (ze kocht voor zichzelf zelfs
een klederdrachtjurk), verblijven we meestal enkele nachten in Todtmoos en in
de Elzas vertoeven we graag in Ammerschwir en omgeving . Dat zijn zo van die
vakantiebestemmingen waar we graag vaker terugkomen.
Rivier de Alb in
Sankt Blasien
|
In het Zwarte Woud staat altijd
een dagje Sankt Blasien op het programma. Het stadje met de machtige Dom heeft
een bijzondere aantrekkingskracht met het riviertje de Alb die er dwars doorheen
loopt. Eerst koffie met het heerlijke
gebak, waar de streek zo beroemd om is, in het Dom-Hotel of op het terras
buiten, terwijl links en rechts het water van het riviertje kalm voorbij ruist.
Kort geleden, echter, was de Alb geen riviertje, maar een woeste stroom die straten
en huizen blank zette en mensen dwong te evacueren.
Tegenover het Dom Hotel ligt de
voormalige kloosterkerk aan een autovrij, groot plein. De bijbehorende gebouwen
waren vroeger een Benedictijner
Klooster. Tegenwoordig is in die gebouwen een Jezuïetencollege gevestigd.
Het voormalige klooster, waarvan de aanzet tot de bouw al in de 9e
eeuw is gegeven, had een beroemde bibliotheek met een eigen drukkerij.
Verschillende branden hebben het klooster, en ook de bibliotheek, in de loop
der eeuwen in de as gelegd. Op 7 februari 1874 brak de laatste, hele grote
brand uit in de spinnerij van het klooster. De oostelijke vleugel brandde geheel
uit. Ook het interieur van de Domkerk viel ten prooi aan de vlammen, waardoor
de koepel van de kerk instortte. Pas in 1913 waren de herstelwerkzaamheden
afgerond en kon aartsbisschop Thomas Nörber de
kerk opnieuw inwijden. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden vier van de vijf
klokken uit de kerk gebruikt voor oorlogsdoeleinden. De Dom werd verder
gespaard. Een (laatste??) grote brand verwoestte in 1977 de westelijke en
zuidelijke vleugels van het klooster. Gelukkig bereikten de vlammen de kerk
niet.
De verwoesting na de
brand van 1874
|
Onder de grote koepel van de
Domkerk of in het koor nemen we altijd geruime tijd voor bezinning. Mijn
gedachten gaan dan vaak, gedreven door de naam van de kerk, terug naar mijn
jeugd, toen we één keer per jaar, op de 3 februari, de Blasiuszegen kregen. De
heilige Blasius was patroon tegen keelziektes. De pastoor of kapelaan hield twee
op Maria Lichtmis
gewijde kaarsen kruiselings tegen je keel en bad:
“Per
intercessionem Santi Blasii liberet te Deus a malo gutteris et a quovis alio
malo in nomine Patris et Filii et Spiritus Sancti.”
Door de Blasiuszegen was je er
zeker van, dat het komende jaar geen visgraatjes in je keel zouden blijven
steken waardoor je zou kunnen stikken. Daarom wilde mijn moeder, dat we elk
jaar de Blasiuszegen gingen halen in de kerk op het Linnaeushof. St. Blasius
had kort voor zijn marteldood een kind gered dat door een visgraat in zijn keel
dreigde te stikken. Je kon na ontvangst van de zegen weer met een gerust hart
elke vrijdag de voorgeschreven schelvis of kabeljauw eten, of er nou graatjes in zaten of niet.
De Dom in Sankt
Blasien
|
Na de bezinning lopen we nog wat
rond door de kerk en steken kaarsjes aan. Elke keer weer worden we in de Dom bevangen
door een soort magisch gevoel. Na verloop van tijd verlaten we de kerk voor
wereldse zaken.
Rudolf von Rheinfelden
(1025-1080) kwam ik tegen op mijn speurtochten voor de kwartierstaat van de
familie Van Haeften, hij bezet in de kwartierstaat plek 134.483.018. Rudolf,
zoon van graaf Kuno von Rheinfelden, was sinds 1057 hertog van Schwaben in Duitsland met
grote bezittingen onder meer in het Zwarte Woud. Het klooster in Sankt Blasien
was als het ware zijn thuisklooster. Rudolf was beschermheer van het klooster,
maar op die functie maakte regentes keizerin Agnes, met wie hij overigens op
goede voet stond, ook aanspraak.
Graf van Rudolf von
Rheinfelden
|
Rudolf was de zwager van de nog
minderjarige zoon van Agnes, de latere keizer Hendrik IV (1050-1106) van het
Heilig Roomse Rijk. Rudolf was in 1066 getrouwd met Adelheid van Savoye (†1079), de dochter van graaf Otto van
Savoye (1021-1059) en Adelheid van Susa
(1014-1091), die ook nog een dochter Bertha (1051-1087) hadden. Bertha trad,
eveneens in 1066, in het huwelijk met keizer Hendrik IV.
Toen Hendrik IV koning van
Duitsland werd, waren veel, met name Saksische edelen het daarmee helemaal niet
eens. Paus Gregorius VII
excommuniceerde Hendrik tijdens de Investituurstrijd
in 1076 en het jaar daarop riepen Duitse edelen tijdens een rijksdag Rudolf uit
tot tegenkoning. Paus Gregorius schaarde zich voorlopig achter Rudolf. Hendrik
IV kon dat niet over zijn kant laten gaan. Hij verzoende zich met de Paus door
een driedaagse boetedoening in Canossa en trok ten strijde tegen Rudolf bij Mellrichstadt
in 1078. Hendrik versloeg Rudolf, maar werd op zijn beurt door een kompaan van
Rudolf, Welf I van Beieren verpletterend verslagen.
Twee jaar later troffen beide
heren elkaar weer in de Slag bij
Hohenmölsen. Rudolf versloeg Hendrik, die hem in 1079 had afgezet als
hertog van Schwaben, weliswaar, maar raakte zelf zwaargewond en overleed een
dag later. Hij was slechts drie jaar tegenkoning geweest. De opstandige edelen
kozen daarna eieren voor hun geld en schaarden zich achter Hendrik IV, die toen
zijn keizerlijke gezag kon herstellen. Hendrik had nog een appeltje met de Paus
te schillen, verdreef hem met hulp van Godfried van Bouillon (1060-1100) in 1080 uit Rome om plaats te
maken voor tegenpaus Clemens III (1020-1100), die op zijn beurt Hendrik tot
keizer van het Heilig Roomse Rijk kroonde.
Tiel, 10 februari 2018
Geen opmerkingen:
Een reactie posten