Slechts verre familie
Vanaf het ontstaan van het
geslacht Van Haeften in de 14e eeuw was de naam Otto voor mannelijke
telgen een geliefde voornaam. Evenals Allard trouwens, en Willem. In Nederland
bleef de naam Otto favoriet tot in de 17e eeuw. Daarna kwam de naam
alleen nog voor als roepnaam in de Duitse tak van de familie.
Een van de vele Otto’s was de
oudste zoon van Willem van Haeften (ca. 1500- 1579) en diens eerste vrouw
Dorothea van Soelen. Genoemde Willem van Haeften was binnen de familie de
tweede Heer van Putten
en Puttenstein. Willems zoon Otto werd in 1569 beleend met Putten en
Puttenstein, de erfenis van zijn vader. In de leenakte staat het als volgt omschreven:
“Otto van Haeften, erve sijnes vaders
Willems, ontfengt die hofstat ende husinge geheiten to Putten, bij der stat
Elborch gelegen, in den ampte van Dornspijck, met hogen ende legen lande ende
allen rechten ende tobehor; item dat goet in den Oostendorp met sijntobehor;
item 36 leenmannen; item den thins in den hoff to Putten gehorende, die men
jaerlix betaelt op st. Martin in den winter; item die horige luyden tot
Oostenwolde met heuren tobehor; item de hoff to Putten, bij Ermel gelegen, met
den horigen luyden ende thins daerin gehorende; item den molenwind binnender
cloften van Dornspijck; item dat gericht to Droemt, in der graefschap Zutphen
gelegen, geheiten schottinge, end alle andere percelen ende goederen, die uut
den voorn. goede buten consent der voorfursten versat endeverbracht mogen sijn,
tot Zutphensche rechten, 2 Aprilis 1569.”
Otto was al behoorlijk op
leeftijd - hij moet al voor 1526 geboren zijn omdat hij vanaf dat jaar als
leenheer voorkwam in het leenregister van het huis Putten – toen hij in het
huwelijk trad met Margriet Toe Boecop, dochter van Arend Toe Boecop en Margriet
van Oldenbarnevelt.
Zegel van Otto van
Haeften to Putten
|
Ter gelegenheid van hun huwelijksdag
verkreeg Margriet op 11 februari 1598 van haar moeder Margriet van
Oldenbarnevelt het goed Wessingen, met alles wat daarbij behoorde, aan de
Wessingerdijk in Doornspijck bij Elburg. Tegenwoordig is Wessinge een
buurtschap tussen Doornspijk en Oosteinde.
Otto erfde van zijn vader niet
alleen Putten en Puttenstein, maar ook de hofstad Rodenborch in Tuil,
Lievenstein, dat hij in 1570 van de hand deed, en het borchleen Vollenhove, dat
uit de familie van zijn grootmoeder van vaders kant kwam. Hij was vanaf 1575
lid van de ridderschap van de Veluwe. Na de dood van Otto gingen de meeste
bezittingen over naar zijn oudste zoon Willem, die nooit getrouwd was en op 19
februari 1629 in Harderwijk werd begraven.
Dochter Helena, die ook Heyle en
Hilleke werd genoemd, trad in 1604 in het huwelijk met Herman van Meeckeren,
die ambtsjonker was in Epe. Het stel kreeg een kind. De tweede zoon van Otto en
Margriet, geboren in 1570, kreeg de in de familie ook veel voorkomende naam van
Johan. Johan trouwde met Margriet van Dongen in Zwolle op 26 april 1614. Na de
dood van zijn broer Willem werd Johan Heer van Putten en Puttenstein en erfde
hij ook alle andere bezittingen van zijn broer en vader. Hij kwam eveneens in
het omstreden bezit van twee akkers land van zijn tante Anna van Haeften, die
kloosterlinge was aanvankelijk in Elburg en later in Epinghoven:
“Alsoo sig sekere questien opgedaan heeft
over 2 akkers land bij Putten, zuidw Egbertje Veghen, noordw. de nonnen van
Harderwijk, westw Cornelis van Campens erfgen.,
westw de Puttenerweg gelegen, dewelke sedert de jaren 1587 altijd bij de
stad rustelijk en vredelijk gebruikt en de pachten geprofiteert zijn. En bij
jonker Johan van Haeften nu geinstitueert worden den eigendom hem toekomende
uit kracht van een bezegeld accoord op St Jacobsavond in 1558 tussen jonker
Willem van Haeften en joffer Heile van Soelen echtel. ten eenre en jonker Otto
van Haeften gewesen conventuale deses convents van Sante Agnieten alhier des
voorschr. Willems zuster met Berent Feith hierin haar momber ten andere zijde
opgericht bij het welke expresselijk geconditioneert en overgegeven was dat
voorn. Conventuale die 2 akkers uit het versterf van haar olders toegewesen om
die tot haar leven alleen te gebruiken en na haar dood overgaan op haar broeder
zo zijn schepenen met Johan van Haeften om verdere disputen en procedures voor
te komen overeen gekomen in der vrundschap op volgende maniere
Dat de schepenen afstand doen van die 2
akkers aan Jan van Haeften waarvoor Johan van Haeften een jaarlijkse tiend van
3 stuivers en 12 penningen betaald enz. get. 20 febr. 1636.”
Het vierde kind van Otto en
Margriet was jongste dochter Arnolda, ook Arendje genoemd, die rond 1580 ter
wereld kwam. Zij trouwde met Marten Coelwagen, schepen van Harderwijk en kreeg
een zoon, die Johan heette. In mei 1623 beschreven de nog levende kinderen van
Otto en Margriet en hun partners de nalatenschap van hun ouders en de verdeling
daarvan. Door dat magescheid (boedelscheiding)
ging de eigendom van het goed Wessingen voor de helft over naar Johan
Coelwagen.
Margriet Toe Boecop was via haar
moeder verwant met de familie Van Oldenbarnevelt, de familie van Johan van
Oldenbarnevelt (1547-1619), de bekende raadpensionaris van de Staten van Holland en de oprichter van
de VOC.
Margriet Toe Boecop,
(foto: RKD)
|
Op 10 maart 1599 stuurde Otto van
Haeften een brief aan Johan van
Oldenbarnevelt, die hij zijn zwager noemde. In de brief legde Otto voor
Johan van Oldenbarnevelt uit hoe het goed “Olden Barnevelt” bij Barneveld in 1440
in het bezit kwam van Casijn van Oldenbarnevelt en daarna via Ernst van
Oldenbarnevelt en andere telgen uit dat geslacht terecht kwam bij zijn
echtgenote en door het huwelijk met haar bij hem.
Johan van
Oldenbarnevelt
|
Dat Otto van Haeften Johan van Oldenbarnevelt
zijn zwager noemde is opmerkelijk te noemen. Van enige familieband tussen beide
heren is eigenlijk geen sprake. Johan van Oldenbarnevelt was slechts hele verre
familie van Margriet Toe Boecop. Kennelijk vond Otto het interessant Johan van
Oldenbarnevelt in de familie te hebben, ook al was het ver weg. Mogelijk had
Otto dezelfde politieke ideeën als Van Oldenbarnevelt. Gelukkig voor hem heeft
de relatie met Van Oldenbarnevelt voor Otto geen nadelige gevolgen gehad, want
toen Otto overleed op 17 januari 1609, had Van Oldenbarnevelt weliswaar al
strubbelingen met Prins
Maurits over het Twaalfjarig Bestand met de Spanjaarden, maar die
escaleerden pas in 1618, met als gevolg de onthoofding van Van Oldenbarnevelt
een jaar later.
Tiel, 12 april 2018
Geen opmerkingen:
Een reactie posten