Eerbetoon aan Izak en Jacob Swaab
Ter
gelegenheid van Holocaust Memorial Day 2020
De directe
aanleiding voor de Februaristaking in Amsterdam en
omstreken waren de razzia”s, waarbij op 22 en 23
februari 1941 427 jonge joodse mannen met grof geweld door de Duitsers
waren opgepakt. Eerder al kreeg de joodse bevolking van Amsterdam te maken met
intimidatie, vernielingen en terreur. Dat was het begin van de
Jodenvervolging in Nederland.
Gesteund door
Duitse militairen leefde de WA, de Weerbaarheidsafdeling
van de NSB in Amsterdam, zich uit op joodse stadsgenoten, wat meer dan eens tot
gevechten leidde. Bij zo’n gevecht op 11 februari 1941 kwam de WA-man Hendrik Koot (1898-1941)
om het leven. Daarop volgden strenge maatregelen. De
joodse wijk van de hoofstad werd van de buitenwereld afgesloten. Toen er op 19
februari in de joodse ijssalon Koco gevechten ontstonden waarbij de Duitse
politie met ammoniakgas werd bespoten, waren de rapen gaar met als dieptepunt
de razzia’s van 22 en 23 februari.
De razzia's van
22 en 23 februari 1941
|
Op 24 februari
kwam een aantal communisten bijeen op de Noordermarkt. Zij riepen in pamfletten
voor de volgende dag een algemene staking uit, die ze in het geheim hadden
voorbereid. Door de staking hoopten de organisatoren aan de Duitsers duidelijk
te maken, dat het afgelopen moest zijn met de jodenvervolging. De Duitsers
grepen hard in en schoten op de stakers. Daarbij vielen enkele doden. Zeven
stakingsleiders werden later gefusilleerd, ambtenaren gearresteerd en de
burgemeester van Amsterdam, Willem de Vlugt (1872-1945) vervangen. De
Februaristaking was een van de weinige volksprotesten, waarmee de Duitsers in
de door hen bezette landen mee te maken kregen.
Legertrucks
vervoerden de 427 jonge joodse mannen, die de Duitsers tijdens de razzia’s in
de kraag hadden gevat, naar Polizeiliches
Durchgangslager Schoorl. De joodse mannen
waren in Schoorl op dat moment de enige gevangenen. Bij aankomst werden de
mannen gekeurd en ondervraagd over hun joodse achtergrond. Daarbij vielen rake
klappen met geweerkolven. De Duitsers stuurden 38 zieken terug naar Amsterdam.
De overigen moesten in looppas allerlei klussen doen.
De gevangenen
bleven slechts vier dagen in Schoorl. De Duitsers stuurden de overgebleven 389
mannen op 27 februari naar station Alkmaar, waar een trein op hen wachtte voor
transport naar de Duitse stad Weimar. Tijdens de reis naar Weimar kregen de
gevangenen niets te eten.
Concentratiekamp
Schoorl
|
Van station Weimar moesten de
gevangenen in looppas de Ettersberg op, waar het concentratiekamp Buchenwald
lag. De gevangenen moesten hun eigen kleren inleveren en werden verplicht het
“bekende” kampuniform te dragen, een gestreept jasje met baret en een
gestreepte broek. Op hun kleding moesten de gevangenen gekleurde driehoekjes
dragen om aan te geven tot welke categorie gevangenen ze behoorden. De
jongemannen, die in Amsterdam gevangen waren genomen, waren politieke
gevangenen, die van joodse afkomst waren. Zij kregen daarom op hun kleding en
rode driehoek met de punt naar boven (politieke gevangenen) met een omgekeerde
gele driehoek eronder (joden).
Kenmerken van
gevangenen in concentratiekampen
|
Na drie dagen rust moesten de
Amsterdammers nieuwe barakken bouwen of aan de slag in de steengroeve, wat
loodzwaar werk was. Door kou, ondervoeding en mishandeling ging de gezondheid
van een groot aantal gevangenen snel achteruit. Door slecht of helemaal geen
schoeisel raakten bijna alle mannen gewond aan hun voeten. In de steengroeve
moesten sommige gevangenen bijna niet te tillen brokken steen naar wagentjes
dragen die op rails stonden. Anderen moesten die wagentjes met touwen
voortslepen naar machines waarin de brokken steen werden vergruisd.
Omdat ze hun bedden niet netjes
genoeg hadden opgemaakt, naar de zin van hun bewakers, moesten de mannen op 29
maart 1941 de hele nacht op appèl staan. In april kwamen 14 mannen om, een
aantal anderen meldden zich in de ziekenbarak, wat nou juist verboden was. Deze
gevangenen werden aan hun lot overgelaten of kregen op bevel van kamparts Hans Eysele
een dodelijke injectie.
Appèl in
Buchenwald
|
Onder de 427 gevangenen die in
Amsterdam werden opgepakt bevonden zich de broers Izak en Jacob Swaab. De
broers trokken veel samen op. Izak (zijn voornaam komt ook voor als Itzak) werd geboren op 9 oktober 1909 en Jacob
op 26 januari 1911. Hun ouders waren Samuel Swaab (1869-1934) en Betje van
Gelderen (1881-1942). Samuel en schoenstikster Betje waren in Leiden, waar
Betje vandaan kwam, in 1903 in het huwelijk getreden. Ze kregen 14 kinderen,
van wie er een slechts een jaar oud
werd. Van de anderen kwamen er zes om in de kampen, de overige zeven
overleefden de oorlog. Izak was het vijfde kind van Samuel en Betje en Jacob
was nummer zes.
Samuel Swaab en
Betje van Gelderen
|
Nadat Samuel Swaab in 1934 was
overleden, hertrouwde Betje in 1937 met de fruitkoopman Juda Wertheim, die
eerder getrouwd was geweest met Grietje Plas, bij wie hij een dochter had.
Juda Wertheim overleed in 1941 in Amsterdam, Betje van Gelderen werd vergast in
Auschwitz in 1942. Juda Wertheim en Betje van Gelderen kwamen in mei 1940 met
de nog thuiswonende kinderen van Samuel Swaab te wonen op het adres
Zwanenburgerstraat 53. Voordat hij opgepakt werd, was Izak handelaar in
oudijzer, net als zijn broer Jacob. Van Jacob weten we, dat hij in 1935 een
ventvergunning had om in het centrum van Amsterdam petroleum te verkopen..
Het gezin Samuel Swaab woonde in
die tijd op de Nieuwe Amstelstraat 26 2 hoog. Jacob was in 1930 geregistreerd
voor militaire dienst. Uit die gegevens valt op te maken, dat hij met een
lengte van 1.52 m. eigenlijk maar een klein mannetje was. Hij werd dan ook
ongeschikt verklaard voor de militaire dienst. Dat Jacob het helemaal niet eens
wat met het optreden van de NSB en de Duitsers in Amsterdam vertelt een
politierapport van 6 november 1940 ons. De agenten Zoetmulder en Venema, die op
genoemde dag naar hartelust personen op de bon slingerden dan wel vastzetten,
hielden Jacob in de Vijzelstraat aan en namen hem mee naar het bureau, omdat
hij zich niet kon legitimeren.Voor nader onderzoek moest Jacob, die gewend was
zich frank en vrij door zijn stad te verplaatsen, een nacht op het bureau
blijven.
Zwanenburgerstraat
53
|
Bij hun inschrijving in
concentratiekamp Buchenwald kreeg Izak gevangenennummer 3992 en Jacob nummer
3661. Met de van hen bekende grondigheid legden de SS’ers de gegevens van Izak
op maar liefst zes kaarten vast en van Jacob op drie kaarten. Nog dezelfde dag,
28 februari 1941, ontving het RSHA in
Berlijn bericht van de inschrijving van de broers in Buchenwald.
Zoals al vermeld, moesten de
gevangenen bij de inschrijving in het kamp al hun kleren en persoonlijke
eigendommen afgeven. Om de indruk te wekken, dat hij zijn bezittingen ooit
terug zou krijgen noteerde de SS nauwkeurig op een kaart wat ze van Izak in
beslag genomen hadden, zie zijn inschrijvingskaart hieronder. Van Jacob nam de
SS ongeveer hetzelfde in beslag. Uiteraard zag geen gevangene zijn spullen ooit
terug. Daar had de SS andere bestemmingen voor.
In beslag genomen
goederen van Izak Swaab
|
De winterse omstandigheden, het
zware werk, het slechte en onvoldoende eten, de mishandelingen en de
vernederingen in Buchenwald waren voor Izak Swaab al gauw te veel. Hij werd
ziek en zwakte af in rap tempo. Hij was dusdanig verzwakt en ziek, dat hij op
22 mei niet met de andere Amsterdammers mee kon, toen die afgevoerd werden naar
Mauthausen. Izak kon niet meer en overleed op 29 mei 1941 om 1.35 uur. Op de
betreffende kaart van Izak in de administratie van Buchenwald stond vermeld:
“Todesursache:
Ruhr”,
Oftewel dysentrie. Je kunt je
afvragen of dat de werkelijke doodsoorzaak was. Het overlijden van Izak werd
maar liefst op vijf kaarten van de SS vermeld, voorzien van de nodige stempels
en handtekeningen, maar soms ook alleen maar met een kruis en de datum. Ook het
RSHA in Berlijn ontving een officieel bericht.
Overlijden Izak
Swaab
|
Aangenomen moet worden, dat de
stoffelijke resten van Izak dezelfde dag nog gecremeerd zijn. Op de achterzijde
van een van de hiervoor genoemde kaarten stond de mededeling, dat een urn met zijn
as (?) op 13 juni 1941 naar de politie in Amsterdam werd verstuurd om die aan
zijn moeder over te dragen. Pas op 29 juli vond bijzetting van de urn plaats op
de Joodse Begraafplaats in Diemen. In Buchenwald kwam niet alleen Izak Swaab om
als lid van de oorspronkelijke groep van 427 mannen die in Amsterdam waren
opgepakt. Met hem overleden nog 46 anderen in Buchenwald.
In de tweede helft van mei 1941
zette de SS de overgebleven 342 mannen uit Amsterdam op transport naar het
concentratiekamp Mauthausen
bij Linz in Oostenrijk. Mauthausen stond toen al bekend vanwege de enorme
wreedheden die de gevangenen daar moesten ondergaan. Mauthausen was het eerste
concentratiekamp buiten de genzen van Duitsland en vooral bestemd voor
politieke gevangenen van de zwaarste categorie, in de ogen van de Nazi’s dan,
die dwangarbeid moesten verrichten tot ze niet meer konden. Dan volgde
vernietiging. SS-Standartenführer
Frank
Ziereis (1904-1945) was de commandant van Mauthausen.
Op 22 mei kwamen de Amsterdammers
om middernacht in Mauthausen aan. In het kamp verbleven toen alleen nog
mannelijke gevangenen. Na het douchen joeg de SS direct 50 van de nieuw
aangekomenen uit Buchenwald naakt het prikkeldraad in dat onder stroom stond.
Geen ontkomen aan. De anderen wisten meteen hoe het er in dit kamp aan toeging.
Berucht in Mauthausen was de
steengroeve met de zgn. “Dodentrap”. Op hun tweede dag was de steengroeve het
werkterrein voor de gevangenen uit Amsterdam. Naast de trap moesten ze door het
gruis naar beneden glijden. Daar moesten ze zware keien de trap weer opslepen,
148 treden. Wie niet sterk genoeg was bezweek onder zijn zware last.
De dodentrap in
Mauthausen
|
Een enkeling pleegde zelfdoding
om aan de verschrikkingen te ontkomen. Op de derde dag dreef de SS de Amsterdammers
de poort van het kamp uit en schoot velen van hen neer, omdat ze op de vlucht
zouden zijn. De wreedheden die ze moesten ondergaan waren voor een aantal
ondraaglijk. Velen sprongen, al dan niet hand in hand, van de hoge rotswand van
de steengroeve, een zekere dood tegemoet.
Of Jacob Swaab de ontberingen na
een paar maanden nog aankon weten we niet. Volgens de namenlijst van de
Stichting Vrienden van Mauthausen overleed hij op 8 augustus 1941, vermoedelijk
is hij vergast. Zijn dood was er een van de vele in Mauthausen, en werd niet,
zoals bij zijn broer, op vijf kaarten vermeld, laat staan, dat zijn as naar
Amsterdam werd gestuurd naar zijn moeder. Op twee na overleefde geen van de
opgepakte Amsterdammers Mauthausen, binnen een paar maanden waren ze allemaal
dood. Mauthausen had vanaf dat moment de bijnaam “Moordhausen”.
Tiel, 25 januari 2020
Geen opmerkingen:
Een reactie posten