Wreed (418)
Er is de laatste tijd in de media
veel te doen geweest over de zgn. “afstandsmoeders”. Afstandsmoeders waren
meisjes en jonge vrouwen, die buitenechtelijk zwanger waren geraakt en
gedwongen werden haar pas geboren baby’s af te staan voor adoptie door een
echtpaar dat geen kinderen kon krijgen. Tot ver in de jaren ’70 van de vorige
eeuw werden vrouwen die buitenechtelijk zwanger waren aangeduid als “gevallen
vrouwen”, die zondig waren. Psychiater
H.F. Heijmans schreef over hen in 1964:
“De (aanstaande) niet-gehuwde moeder
handelt niet volgens de normen die de maatschappij stelt, zij wordt zwanger
buiten de huwelijksverhouding om en ondermijnt zo de algemeen geaccepteerde
gezinsstructuur.”
Vanaf het begin van de 20ste
eeuw werden ongehuwd zwangeren gezien als een schande voor de familie, die er maar
voor moesten zorgen, dat ze zelf de gevolgen van haar zonde (een baby)
opvoedden en groot brachten. Het was altijd de schuld van de vrouw, dat ze
zwanger raakte. De mannen die het kind verwekt hadden bleven veelal buiten
schot.
Gedachtengoed uit
1937
|
Ongetrouwde zwangere vrouwen
konden, onder druk van de heersende moraal, terecht in opvanghuizen van de kerken
en gemeenten. Binnen de katholieke gemeenschap hadden diverse nonnenkloosters
opvanggelegenheid voor ongehuwd zwangeren. Daar kon de bevalling plaats vinden
en kregen moeder en kind de nodige kraamzorg. Daarna moesten ze maar zien hoe
ze zich redden. Onder druk van haar maatschappelijke omstandigheden werden
ongehuwde moeders toen ook al regelmatig gedwongen haar baby’s af te staan voor
het geluk van echtparen die zelf geen kinderen konden krijgen. Dat geschiedde
vaak via doktoren, geestelijken of familie.
Moederheil, Breda
(foto:Stadsarchief Breda)
|
In de jaren na de Tweede
wereldoorlog kwam er een ommekeer in de opvattingen. Mogelijkheden om een
zwangerschap te voorkomen waren er nog nauwelijks. Wist men al wat een condoom
was, dan verboden de kerken het gebruik ervan ten stelligste. Kinderen waren
een geschenk van god. Abortus was verboden en bovendien levensgevaarlijk door
het werk van ondeskundige engeltjesmaaksters.
Toen in 1956 de adoptiewet van
kracht werd, veranderde de opvatting over afstand doen van een buitenechtelijk
geboren kind. De moeder zou zelf nooit in staat zijn het kind goed te verzorgen en op te voeden. Het was voor een
kind veel beter twee liefhebbende adoptieouders te hebben, dan een
alleenstaande moeder, want die kreeg nog geen enkele vorm van ondersteuning.
Hulpverleners moedigden daarom ongetrouwde moeders aan haar kind ter adoptie af
te staan. Had een vrouw daartoe besloten, dan was de bevalling voor haar
bepaald geen feestelijke gebeurtenis. De moeder mocht zich op geen enkele
manier aan het kind gaan hechten. Daarom kregen zij haar baby’s tijdens en na
de bevalling niet te zien door een laken dat over haar buik was gespannen. Men
deed er alles aan om het kind, zolang het nog in de verloskamer was, niet te
laten huilen, want het gehuil zou de moeder zich altijd kunnen herinneren.
Direct na de bevalling verdween de baby uit de verloskamer.
Tehuis voor
ongehuwde moeders
|
Aan deze wrede praktijken kwam
pas in de jaren ’70 van de vorige eeuw een einde. Tot dan toe gold, dat het
gezin de hoeksteen van de verzuilde Nederlandse maatschappij was. Moeders
hoorden getrouwd en thuis te zijn om voor haar gezin te zorgen. Meisjes kregen
ingeprent, dat ze als maagd aan een huwelijk moesten beginnen. Jongens kregen
te horen, dat ze er alles aan moesten doen om seks te vermijden. Ik heb daarvan
zelf nog wel het nodige meegekregen.
In de van oorsprong Amersfoortse
familie Welling kwam een behoorlijk aantal buitenechtelijke zwangerschappen
voor. In bijna alle gevallen werd de pasgeborene bij het lastere huwelijk van
de ouders erkend en werd daarmee een volwaardig lid van het gezin. Er zijn ook
gevallen bekend van zgn. “moetjes”. Jongelui werden door hun ouders gedwongen
met elkaar te trouwen, wanneer het meisje onverhoopt toch zwanger was geraakt.
Ik heb daarvan in verschillende blogs melding gemaakt.
Binnen de familie Welling gaat
het verhaal, dat Alberta Berendina (Alberta) Welling als jong meisje een kind
heeft moeten afstaan. Daarover is uiteraard niets gedocumenteerd. Over haar
gedocumenteerde leven vertelde ik in Genealogisch
blog 346 van 2 februari 2019.
Alberta werd geboren in Rotterdam
op 6 juli 1896. Ze was 17 jaar en zwanger, toen ze op 11 maart 1914 in
Rotterdam in het huwelijk trad met de 23-jarige Bertus Cardinaal. Hun eerste
kind, een dochter, kwam op 17 april 1914 helaas levenloos ter wereld. Daarna
zagen nog vier kinderen het levenslicht.
Miep Welling met
man en drie kinderen
|
Ik denk, dat Alberta een jaar of
15, misschien net 16 was, toen ze als dienstbode bij een gezin in Rotterdam
ging werken. De “meneer” van het gezin kon echter niet van haar afblijven,
waardoor ze zwanger raakte van een zoon. Hetzelfde is Cornelia Maria Jacoba (Cor)
Welling (1882->1960) overkomen. Ook zij raakte zwanger van de “meneer”,
vermoedelijk een indo of een joodse man volgens de overlevering, van het gezin
waar ze als dienstbode werkte. Haar dochter Miep
(1907-1996) moest Cor afstaan. Miep kwam als adoptiedochter terecht bij de
familie Duin in Amsterdam. Miep was 17 jaar, toen ze vernam wie haar
biologische moeder was.
Bij Alberta lag dat heel anders.
Wreed werd zij gedwongen haar kindje af te staan. Waarschijnlijk aan een
klooster. Maar ze is altijd aan haar zoontje blijven denken, ondanks het feit,
dat ze in haar huwelijk met Bertus Cardinaal nog vier kinderen kreeg, na een
doodgeboren dochter. Tot op hoge leeftijd heeft Alberta gesproken over het
kind, dat ze moest afstaan, soms op een enigszins geheinzinnige manier voor
haar omgeving. In haar doodsstrijd is Alberta enorm bezig geweest met haar zoon
die ze niet mocht houden.
Er loopt misschien nog een man
rond, of nazaten van hem, die niet weet wie zijn biologische vader en moeder
waren of wie hun biologische grootouders waren. Zij zullen ongetwijfeld
verbitterd zijn over de wrede handelswijze van destijds, toen een vrouw die
ongetrouwd zwanger was nog gezien werd als een “gevallen vrouw”. Het is te
hopen, dat zij op de juiste wijze geholpen (kunnen) worden om te accepteren,
dat ze niets weten over zijn vader en hun grootouders.
Tiel, 19 januari 2020
Geen opmerkingen:
Een reactie posten