Familiefoto's

Familiefoto's
Familiefoto's

zondag 19 januari 2020

Genealogisch blog 418


Wreed (418)

Er is de laatste tijd in de media veel te doen geweest over de zgn. “afstandsmoeders”. Afstandsmoeders waren meisjes en jonge vrouwen, die buitenechtelijk zwanger waren geraakt en gedwongen werden haar pas geboren baby’s af te staan voor adoptie door een echtpaar dat geen kinderen kon krijgen. Tot ver in de jaren ’70 van de vorige eeuw werden vrouwen die buitenechtelijk zwanger waren aangeduid als “gevallen vrouwen”, die zondig waren. Psychiater H.F. Heijmans schreef over hen in 1964:

“De (aanstaande) niet-gehuwde moeder handelt niet volgens de normen die de maatschappij stelt, zij wordt zwanger buiten de huwelijksverhouding om en ondermijnt zo de algemeen geaccepteerde gezinsstructuur.”
Vanaf het begin van de 20ste eeuw werden ongehuwd zwangeren gezien als een schande voor de familie, die er maar voor moesten zorgen, dat ze zelf de gevolgen van haar zonde (een baby) opvoedden en groot brachten. Het was altijd de schuld van de vrouw, dat ze zwanger raakte. De mannen die het kind verwekt hadden bleven veelal buiten schot.

Gedachtengoed uit 1937
Gedachtengoed uit 1937

Ongetrouwde zwangere vrouwen konden, onder druk van de heersende moraal, terecht in opvanghuizen van de kerken en gemeenten. Binnen de katholieke gemeenschap hadden diverse nonnenkloosters opvanggelegenheid voor ongehuwd zwangeren. Daar kon de bevalling plaats vinden en kregen moeder en kind de nodige kraamzorg. Daarna moesten ze maar zien hoe ze zich redden. Onder druk van haar maatschappelijke omstandigheden werden ongehuwde moeders toen ook al regelmatig gedwongen haar baby’s af te staan voor het geluk van echtparen die zelf geen kinderen konden krijgen. Dat geschiedde vaak via doktoren, geestelijken of familie.

Moederheil, Breda (foto:Stadsarchief Breda)
Moederheil, Breda (foto:Stadsarchief Breda)

In de jaren na de Tweede wereldoorlog kwam er een ommekeer in de opvattingen. Mogelijkheden om een zwangerschap te voorkomen waren er nog nauwelijks. Wist men al wat een condoom was, dan verboden de kerken het gebruik ervan ten stelligste. Kinderen waren een geschenk van god. Abortus was verboden en bovendien levensgevaarlijk door het werk van ondeskundige engeltjesmaaksters.
Toen in 1956 de adoptiewet van kracht werd, veranderde de opvatting over afstand doen van een buitenechtelijk geboren kind. De moeder zou zelf nooit in staat zijn het kind goed  te verzorgen en op te voeden. Het was voor een kind veel beter twee liefhebbende adoptieouders te hebben, dan een alleenstaande moeder, want die kreeg nog geen enkele vorm van ondersteuning. Hulpverleners moedigden daarom ongetrouwde moeders aan haar kind ter adoptie af te staan. Had een vrouw daartoe besloten, dan was de bevalling voor haar bepaald geen feestelijke gebeurtenis. De moeder mocht zich op geen enkele manier aan het kind gaan hechten. Daarom kregen zij haar baby’s tijdens en na de bevalling niet te zien door een laken dat over haar buik was gespannen. Men deed er alles aan om het kind, zolang het nog in de verloskamer was, niet te laten huilen, want het gehuil zou de moeder zich altijd kunnen herinneren. Direct na de bevalling verdween de baby uit de verloskamer.
 

Tehuis voor ongehuwde moeders
Tehuis voor ongehuwde moeders
Aan deze wrede praktijken kwam pas in de jaren ’70 van de vorige eeuw een einde. Tot dan toe gold, dat het gezin de hoeksteen van de verzuilde Nederlandse maatschappij was. Moeders hoorden getrouwd en thuis te zijn om voor haar gezin te zorgen. Meisjes kregen ingeprent, dat ze als maagd aan een huwelijk moesten beginnen. Jongens kregen te horen, dat ze er alles aan moesten doen om seks te vermijden. Ik heb daarvan zelf nog wel het nodige meegekregen.
In de van oorsprong Amersfoortse familie Welling kwam een behoorlijk aantal buitenechtelijke zwangerschappen voor. In bijna alle gevallen werd de pasgeborene bij het lastere huwelijk van de ouders erkend en werd daarmee een volwaardig lid van het gezin. Er zijn ook gevallen bekend van zgn. “moetjes”. Jongelui werden door hun ouders gedwongen met elkaar te trouwen, wanneer het meisje onverhoopt toch zwanger was geraakt. Ik heb daarvan in verschillende blogs melding gemaakt.
Binnen de familie Welling gaat het verhaal, dat Alberta Berendina (Alberta) Welling als jong meisje een kind heeft moeten afstaan. Daarover is uiteraard niets gedocumenteerd. Over haar gedocumenteerde leven vertelde ik in Genealogisch blog 346 van 2 februari 2019.
Alberta werd geboren in Rotterdam op 6 juli 1896. Ze was 17 jaar en zwanger, toen ze op 11 maart 1914 in Rotterdam in het huwelijk trad met de 23-jarige Bertus Cardinaal. Hun eerste kind, een dochter, kwam op 17 april 1914 helaas levenloos ter wereld. Daarna zagen nog vier kinderen het levenslicht.

Miep Welling met man en drie kinderen
Miep Welling met man en drie kinderen

Ik denk, dat Alberta een jaar of 15, misschien net 16 was, toen ze als dienstbode bij een gezin in Rotterdam ging werken. De “meneer” van het gezin kon echter niet van haar afblijven, waardoor ze zwanger raakte van een zoon. Hetzelfde is Cornelia Maria Jacoba (Cor) Welling (1882->1960) overkomen. Ook zij raakte zwanger van de “meneer”, vermoedelijk een indo of een joodse man volgens de overlevering, van het gezin waar ze als dienstbode werkte. Haar dochter Miep (1907-1996) moest Cor afstaan. Miep kwam als adoptiedochter terecht bij de familie Duin in Amsterdam. Miep was 17 jaar, toen ze vernam wie haar biologische moeder was.
Bij Alberta lag dat heel anders. Wreed werd zij gedwongen haar kindje af te staan. Waarschijnlijk aan een klooster. Maar ze is altijd aan haar zoontje blijven denken, ondanks het feit, dat ze in haar huwelijk met Bertus Cardinaal nog vier kinderen kreeg, na een doodgeboren dochter. Tot op hoge leeftijd heeft Alberta gesproken over het kind, dat ze moest afstaan, soms op een enigszins geheinzinnige manier voor haar omgeving. In haar doodsstrijd is Alberta enorm bezig geweest met haar zoon die ze niet mocht houden.
Er loopt misschien nog een man rond, of nazaten van hem, die niet weet wie zijn biologische vader en moeder waren of wie hun biologische grootouders waren. Zij zullen ongetwijfeld verbitterd zijn over de wrede handelswijze van destijds, toen een vrouw die ongetrouwd zwanger was nog gezien werd als een “gevallen vrouw”. Het is te hopen, dat zij op de juiste wijze geholpen (kunnen) worden om te accepteren, dat ze niets weten over zijn vader en hun grootouders.

Tiel, 19 januari 2020
 



Geen opmerkingen:

Een reactie posten