L’histoire se repete
Vanmorgen las ik in de rubriek
Media en Cultuur van Nu.nl het volgende
bericht:
“Nieuwe Revu verdwijnt als zelfstandig weekblad en zal
alleen nog verkrijgbaar zijn in de vorm van een bijlage van het tijdschrift Panorama.
Dat heeft hoofdredacteur Jonathan Ursem te horen gekregen van uitgever Pijper
Media.
Aanleiding voor dit besluit zou het
coronavirus zijn, dat de losse verkoop van Nieuwe Revu met 15 procent heeft doen dalen…..
Nieuwe Revu zal vermoedelijk vanaf 1 juli een bijlage van
Panorama
zijn en door redacteuren van het laatstgenoemde tijdschrift worden gemaakt….
De hoofdredacteur zegt te zijn gevraagd
om op te stappen en dat een andere uitgever interesse heeft getoond in een
overname van het weekblad.”
Onmiddellijk herinnerde ik me de
animositeit en concurrentiestrijd, die er eind jaren ’60 en begin jaren ’70 al
woedde tussen Nieuwe Revue en Panorama. Hierna zal ik verslag doen van de gang
van zaken destijds om duidelijk te maken, dat er niets nieuws is onder de zon
van de geïllustreerde weekbladen.
Albert Welling
|
Half oktober 1967
ontving mijn vader, Albert Welling, toen nog hoofdredacteur van het weekblad
Katholieke Illustratie, van de directie van Uitgeverij De Spaarnestad de
geheime opdracht die redactionele maatregelen te ontwerpen die nodig zouden
zijn om de Katholieke Illustratie zo geruisloos mogelijk (dus met behoud van
zoveel mogelijk abonnees) op te doen gaan in Panorama. Mijn vader stond op zijn
achterste benen. Van tevoren had de directie met hem hierover niet gesproken.
Er was op 20 september 1967 besloten het katholieke karakter van de Katholieke
Illustratie te handhaven. Mijn vader had grote moeite met de hem opgelegde
plicht tot geheimhouding. Daardoor kon hij zijn raadslieden niet consulteren.
Volgens hem waren de formules van Panorama (sex en niet-godsdienstig) en
Katholieke Illustratie niet met elkaar te verenigen. Hij vreesde het verlies
van 380.00 abonnees van de Katholieke Illustratie om 110.00 abonnees van
Panorama over te halen. Hij voorzag grote sociale problemen voor zijn
redacteuren, omdat niet voor allen een passende nieuwe functie gevonden zou
kunnen worden. Hij wilde alleen aan de operatie meewerken, wanneer hij vooraf
de zekerheid zou hebben, dat ‘onder zijn
bestaan een bevredigende kiel gelegd zou worden’.
Omdat zijn brief
van 24 oktober de directie van De Spaarnestad niet op andere gedachten had
gebracht, zag mijn vader de consequenties onder ogen:
“Ik bied u dan ook mijn ontslag aan als hoofdredacteur van de
‘Katholieke Illustratie’ onder vier voorwaarden.”
De directie van
De Spaarnestad liet mijn vader op 8 november weten zijn ontslagaanvrage in
beraad te houden voor overleg met de directie van het VNU-concern. Na mondeling
overleg op 13 en 15 november berichtte mijn vader de directe van De Spaarnestad
op 26 november, dat hij ermee instemde om per week de 60 pagina’s van de
Illustratie – kennelijk was al besloten in de naam van het blad het woord
‘Katholiek’ in het vervolg achterwege te laten – te vullen met 12 redactionele
pagina’s van Panorama, mits Panorama zich niet verder ontwikkelde in de
richting, die hij in zijn brief van 24 oktober had aangegeven. Wel moesten
daarvoor de afsluittijden van Panorama en de Illustratie gelijk getrokken
worden. De Illustratie zou in ieder geval in 1968 als uitgave van De
Spaarnestad gehandhaafd blijven. Deze afspraken waren voor mijn vader reden om zijn
ontslagaanvrage ‘met genoegen’ in te
trekken.
Nadat mijn vader de Illustratie
op niveau had gebracht, verkwanselde uitgeverij VNU buiten zijn medeweten van
het verkoopapparaat van het blad. Van het samengaan van de Illustratie en
Panorama werd opeens afgezien. De Illustratie kabbelde nog enkele maanden
voort.
Rond april 1968 besloot de
directie van VNU, dat de Illustratie op redactioneel gebied nauw moest gaan
samenwerken met Revu, een uitgave van de Geïllustreerde Pers, een andere
dochter binnen het concern.
De samenwerking tussen de
Illustratie en Revu ging op 1 mei 1968 formeel van start, onder behoud van de
namen van beide bladen. Mijn vader werd belast met de coördinatie van het
redactionele werk bij beide bladen. Hij mocht zich geen hoofdredacteur noemen.
Naast mijn vader zou nog een aantal redacteuren van de Illustratie in Amsterdam
een nieuwe werkplek krijgen.
De overgang van
Illustratie naar Nieuwe Revu
|
Na korte tijd moesten de
Illustratie en Revu fuseren van de directie van VNU. De directie stelde mijn
vader verantwoordelijk voor het welslagen van de fusie. Het blad dat door de
fusie ontstond kreeg de naam Nieuwe Revu. In nummer 37 van 1968 verklaarde de
directie van NV Uitgeverij de Spaarnestad het waarom van de overgang:
“Door de ontwikkelingen die de
katholieken van Nederland de laatste jaren – niet in het minst in oecumenische
zin – hebben doorgemaakt wordt het steeds moeilijker een gericht katholiek
geïllustreerd weekblad op economisch verantwoorde wijze te exploiteren. De
voortdurend stijgende kosten worden niet langer door een evenredige groei van
het aantal abonnementen gedekt.”
Anno 2013 analyseerde kunsthistoricus
Huub Mous in zijn blog
de ondergang van de Katholieke Illustratie. Hij schreef:
“Het
heeft allemaal niet zo mogen zijn. Het jaar daarop fuseerde de uitgever van de
Katholieke Illustratie, De Spaarnestad, ook uitgever van het gezinsweekblad
Panorama en Libelle, met de De Geïllustreerde Pers, die onder meer Margriet en
Revu uitgaf. Beide uitgeverijen gingen later op in de VNU (bron: Wikipedia).
Het katholieke karakter van de Katholieke illustratie was al op de achtergrond
geraakt en in 1968 werd het blad definitief opgeheven. Het einde van de
katholieke emancipatie was een feit in het jaar waarin de verzuiling in
Nederland definitief ten grave werd gedragen. De overgang van Katholieke
Illustratie naar Nieuwe Revu was kenmerkend voor het ingrijpend proces van
secularisering dat ons land in zijn greep had gekregen.
Deze
gebeurtenissen vielen samen met de snelle teloorgang van het katholicisme in
Nederland. De progressieve geest van Bisschop Bekkers en
Paus Johannes XXIII had
in de tweede helft van de jaren zestig definitief plaatsgemaakt voor het kille
dictaat van twee uiterst reactionaire pauselijke encyclieken, in 1967 over het
celibaat (Sacerdotalis Caelibatus ) en in 1968 over de geboorteregeling
(Humanae Vitae). De kortstondige katholieke renaissance in Nederland ging
hiermee ten onder. Een aantal omstreden Vaticaanse benoemingen van uiterst
reactionaire bisschoppen in het begin van de jaren zeventig deed de rest. De
katholieke kerken liepen leeg, er werden nauwelijks meer priesters gewijd, de
seminaries kwijnden weg en het ene na het andere klooster zou
uiteindelijk worden verkocht.”
Het laatste nummer van de
Illustratie rolde op 19 oktober 1968 van de persen. Een week later, op 26
oktober 1968 kwam het eerste nummer van Nieuwe Revu uit.
Jaar
|
Oplage Nieuwe Ruvu
|
1968
|
280.000
|
1971
|
181.000
|
1980
|
219.000
|
1990
|
163.374
|
2000
|
111.084
|
2005
|
70.208
|
2006
|
68.562
|
Het lukte mijn vader om de
oplageaantallen van Nieuwe Revu weer te doen stijgen na een aanvankelijke
daling, zie de tabel hierboven. Zijn hoofdredactionele commentaren trokken geregeld de aandacht. In de
discussie over de koppeling van de publieke omroepen en de omroepbladen, liet
hij weten door die koppeling oneigenlijke concurrentie te ondervinden op de
tijdschriftenmarkt. De omroepwet was daarvan de oorzaak. Daarom pleitte mijn
vader voor het schrappen van de binding van lidmaatschap van een
omroepvereniging met het abonnement op een omroepgids.
In het najaar van 1972 bogen mijn
vader en zijn redactie zich over de vraag hoe moet Nieuwe Revu er op de wat
langere termijn uitzien? Hun bevindingen hebben zijn vastgelegd in een nota aan
de directie van VNU. Namens de directie liet drs. Ch. de Roy van Zuydewijn (1917-1999) in een brief weten, dat hij ‘met genoegen kennis genomen’ had van de
inhoud van de nota.
Gerard Vermeulen
|
De Roy van Zuydewijn had ook een memorandum van Gerard Vermeulen, de hoofdredacteur van
Panorama, ontvangen over een alternatieve Panorama. Hij schreef
verder:
“Ik
kan u zeggen dat de zienswijze, die daarin wordt ontwikkeld, in hoge mate
overeenkomt met mijn eigen mening over de weg die een blad naast Panorama in
zal moeten slaan om succes te willen hebben bij het Nederlandse publiek….
Ik
stel u gaarne voor om met de heren Vermeulen en Swart (hoofdredacteur van Avenue) verder van gedachten te wisselen om tot een
zo sterk mogelijk nieuw concept te komen.”
Mijn vader was not amused met de reactie
van De Roy van Zuydewijn. Hij reageerde met:
“Ik
heb ondertussen – daartoe door mijn uitgever in staat gesteld – het memorandum
Vermeulen gelezen. Ik zie af van de
grievende leugens, die daarin omtrent de K.I. gedaan worden. Haar oplage steeg
onder mijn leiding tot het moment, waarop het eigen verkoopkanaal werd
opgeheven…..Tegen een hoofdredacteur van die structuur, die ook in een neutraal
blad niet kan (en zal) nalaten iets te ondernemen ‘ter verbetering van de
kwaliteit van het bestaan’ heeft u, gezien de aanbeveling van het memorandum
Vermeulen bezwaar. U deelt mij dat mee op
een moment, dat u weet dat en de oplage en de advertentiebezetting en de
financiële resultaten van Nieuwe Revu aanmerkelijk beter zijn dan toen ik –
vergeef mij de term – in oktober 1968 het roer overnam. Dat ze niet nòg beter
zijn daarvoor heb ik in het begin van dit jaar ook ten overstaan van u
gewaarschuwd. Desniettemin – dacht ik – mag in deze context Nieuwe Revu worden vergeleken
met alle andere VNU-weekbladen.
U
kiest echter voor het memorandum Vermeulen. U nodigt mij zelfs gaarne uit met
hem en de heer Swart rond de tafel te gaan zitten. Ik moet die uitnodiging – tot mijn
spijt – afwijzen. Ik kan niet zinvol over een blad onderhandelen met een man
(Vermeulen), die gelooft in een massa ‘die log is,
niet van vernieuwingen houdt en wensen en verlangens heeft, die men
opportunistisch tegemoet moet komen’. Ik zou er mijn laatste zelfrespect mee
verspelen.”
Binnen enkele dagen reageerde De
Roy van Zuydewijn met zijn spijt te betuigen, dat mijn vader zo
emotioneel op een advies van zijn kant reageerde. Hij schreef verder:
“Nieuwe
Revu verkeert te midden van de zware concurrentie van televisie, omroepbladen
en Panorama in een moeilijke positie. Het siert u dat u bezig bent met groot
elan een nieuwe formule samen te stellen om daardoor de lezersbasis van het
blad te verbreden. Naar mijn overtuiging zou het u niet ontsieren wanneer
andere redactionele VNU-meesters hun visie op uw concept zouden hebben mogen
geven. Het zou aan u en uw redactie zijn om daarna tot een definitieve formule
te komen en om deze ‘bekwaam te
hanteren’, zoals ik u schreef.”
Mijn vader heeft deze laatste
brief van De Roy van Zuydewijn altijd zeer zorgvuldig bewaard. Hij vertelde,
dat voor mensen die hem kenden, de overgang niet zo groot was als hij leek:
“Een
hoofdredacteur van een geïllustreerd weekblad is voor een groot gedeelte al
manager. In wezen doet zo iemand niet veel meer maar ook niet minder dan
coachen en plannen. Voor mensen die mij een beetje kennen, komt deze overgang
ook niet als een verrassing, omdat ik altijd van de daken heb geroepen dat ik
mezelf niet tot mijn 65-ste bij Nieuwe Revu zag zitten. Ik vind een
hoofdredacteur – zeker in mijn business – die tot zijn 65-ste jaar blijft
zitten, een slechte. Hij heeft niet meer de souplesse om op allerlei zaken te
kunnen inspelen.”
Hij gaf aan, dat er geen conflict
bestond tussen hem en zijn uitgever, mr. Bert Zweers. Hoogstens was er een
verschil in inzicht over de toekomst van Nieuwe Revu. Mijn vader zei daarover:
“Het
is een kwestie van smaak, normen, marktbeoordeling en opvattingen aangaande de
functie van een blad als de Nieuwe Revu, waarbij – om in uitgeverstermen te
spreken – het er tevens omgaat of je product- of marktgericht te werk wilt
gaan. Ook mijn journalistieke verleden speelt daarbij en rol”.
Mijn vader meldde, dat chef-redacteur
Onno Voors hem zou opvolgen als hoofdredacteur op
voorwaarde, dat de redactie daarmee instemde. Maar daags voor zijn benoeming
verongelukte Voors dodelijk. Daarom was de voorlopige oplossing,
dat Jaap Velt, die van Margriet overkwam,
en de redacteuren Ton van Dijk en Hans Waleveld de redactionele leiding van Nieuwe Revu op
zich zouden nemen.
Na deze informatie over zijn
opvolging gegeven te hebben, kwam mijn vader terug op het verschil in inzicht,
dat hij had met zijn directie. Eerst legde hij uit, dat een blad als Nieuwe
Revu op drie manieren ontspanning aan de lezers moest bieden, t.w. tot niets
verplichtende humor, ontspanning door stressproblemen in de wereld uit te
leggen en ontspanning door het uitleggen van grote problemen in de wereld. Mijn
vader legde uit:
“Waar
het nu omgaat is: hoe weeg je die drie ontspanningsgroepen tegen elkaar af. Hoe
ligt de dosering en waar het zwaartepunt? Over die verdeling denken Bert Zweers, mijn uitgever, en ik anders en daaruit heb
ik mijn consequenties getrokken.”
Hoewel mijn vader binnen VNU een
andere functie kreeg, bleef hij voor Nieuwe Revu schrijven. Tot april 1974
publiceerde hij nog zes verhalen en achttien columns in zijn rubriek Ter Zake.
Nieuwe Revu bleef als zelfstandig geïllustreerd weekblad bestaan naast
Panorama. Tot 1 juli 2020. Of toch???
Tiel, 5 juni 2020
Geen opmerkingen:
Een reactie posten