Van Haeften van Rhenoij
Een omvangrijk geslacht als de
familie Van Haeften kent uiteraard vele takken in de stamboom. Sommige van die
takken zijn zover van elkaar verwijderd, dat er nauwelijks meer sprake kan zijn
van een familierelatie, maar alleen van het dragen van dezelfde achternaam.
Enkele takken van de familie Van
Haeften zijn duidelijk van andere te onderscheiden, zoals bijv. De Craen van
Haeften de de Duitse tak van de familie, die in de 18e eeuw het
Nederlanse “Van” vervangen heeft door het Duitse “Von”. Uit de Duitse tak zijn
de families Von Haeften in Belgiƫ en Argentiniƫ voortgekomen. Een ander
onderscheid tussen de verschillende moderne takken van de familie wordt gevormd
door het feit, dat na 1844 de nazaten van Adriaan van Haeften (1766-1848)
verheven zijn in de adelstand en zich jonkheer of jonkvrouw mogen noemen.
Tegenwoordig is dat onderscheid soms moeilijk te maken, omdat het vermelden van
de adellijke titel een beetje in onbruik is geraakt.
Verspreiding van
de familie Van Haeften
|
Hierboven is afgebeeld hoe de
familie Van Haeften zich in de loop der eeuwen verspreid heeft over de wereld.
Al vroeg in de geschiedenis, nl. in de 14e eeuw, kwam een tak van de
familie Van Haeften in Rhenoij terecht, een dorp aan de Linge.
De eerste uit de familie Van
Haeften met als toevoeging “Van Rhnoij” in de achternaam was Gijsbert, de zoon
van Otto van Haeften (1320-1360) en Mabelia van Tuyl (1316-1380). We weten van
Gijsbert van Haeften van Rhenoij, dat hij trouwde met Elisabeth Voocht van
Tuyl, een dochter van Gijsbert Voocht van Tuyl en ene Agnes.
Gijsbert van
Haeften van Rhenoij
|
Over Elisabeth Voocht van Tuyl
schreef Willem
A. van Spaen la Lecq in zijn
Oordeelkundige inleiding tot de historie van Gelderland:
“Aangaande de kerkgifte vindt men dat
Ghiselbert van Tuil, Goossenszoon aan de abdij Abdinghof twee morgen te Haren
in het gerecht van Tuil gelegen in het jaar 1359 verkocht en dat hij die met
het jus patronatus dat daaraan gehecht werd voor een half lood zilver s’jaars
van de abdij in erfpacht nam. Na zijne dood in het jaar 1376 werd zijne dochter
Elisabeth, vrouw van Johan (moet Gijsbert zijn) van Haeften, daarmede verleid
en in 1383 hun beider zoon Ghiselbert van Tuil, die zeker den naam van zijne
moeder aangenomen had, hoewel hij het wapen van Haeften voerde. Na zijne dood
was zijne nicht Beatrix van Tuil, die met Dirk de Rover, heer Ewoutszoon
getrouwd was, zijn erfgenaam. De heerlijkheid is zeker voortgebragt, uit den
hof aldaar die door de abdij vervreemd is zonder dat daarvan eenige narigten
gevonden worden ten minste in het midden der veertiende eeuw, schijnt zij niet
meer daarvan in bezit geweest te zijn dewijl de kerkgifte aan twee morgen lands
te Haren gehecht werd. Mogelijk is de voogdij van Tuil een overblijfsel van dit
hof. Gijsbert de Voicht van Tuil en zijne vrouw Agnes maakten in 1312 leen aan
den graaf van Gelre de hofstad Tuil en Nessche, de hofstede Rodenburg met het
water en de visscherij genaamd Nessche. Zijn zoon en klein-zoon bezaten de
tienden gelijk wij boven zagen dus waarschijnlijk ook de heerlijkheid. In 1398
staat om het zegel van Edmond van Helle : S. Edmondi Rover Sculteti de Tuil en
hij voerde het wapen van Rover. In 1420 werd Willem van Haeften van Renoy met
de hofstad Tuil verleid gelijk Gijsbert de Voicht het in 1312 was;
waarschijnlijk uit hoofde van zijne moeder Elisabeth de Voicht, getrouwd met
Nicolaas van Haeften, Dirk de Rover van Tuil komt meermalen voor van 1442 tot
1476. Beide voerden parti de Tuil et de Rover.”
In 1312 al droeg zijn schoonvader
het huis en de hof in den Neys, ookwel “In de Nesse” of “Den Esch” genoemd,
over aan Gijbert van Haeften van Rhenoij. Daarmee kwam het belangrijke goed den
Esch in handen van de familie Van Haeften.
Wapen van Van Haeften
van Rhenoij
|
Gijsbert van Haeften van Rhenoij, die de kastelein van
Rhenoij werd genoemd, en Elisabeth Voocht van Tuyl kregen vier kinderen. Oudste
zoon Johan koos, evenals zijn broer Claes, ten tijde van de Eerste Gelderse
Successieoorlog de zijde van hertogin Mechteld, die toen gehuwd was met Jan
II van ChĆ¢tillon, die graaf was van Blois en Schoonhoven. Johan trouwde met
Elisabeth van Tuyl, het stel kreeg twee kinderen. Johan overleed na 1377.
De tweede zoon van Gijsbert van Haeften van Rhenoij en
Elisabeth Voocht van Tuyl was Nicolaes (Claes) van
Haeften van Rhenoij. Claes, die in 1420 in het huwelijk trad met Johanna van
Brakel, wordt over het algemeen gezien als de stamvader van de tak van Tuil van
de familie Van Haeften. Over Claes’ jongere broer Rudolf is mij alleen bekend,
dat hinj in Parijs studeerde. De jongste zoon van Gijsbert van Haeften van
Rhenoij en Elisabeth Voocht van Tuyl heette ook Gijsbert, vernoemd naar zijn
vader. Van deze Gijsbert is bekend, dat hij over het algemeen de achternaam van
zijn moeder voerde en dat Clara van Dever zijn gemalin was.
Zoals al aangegeven stierf de vader van Gijsbert in het jaar
1360. Gijsbert zelf was toen al overleden, want hij kwam om bij een gewapend
treffen tussen verschillende ridders in het Utrechtse.
Willem van
Haeften van Rhenoij van Esch
|
Claes van Haeften van Rhenoij en
Johanna van Brakel, uit het geslacht Van Arkel, kregen zes kinderen, die allen
de achternaam “Van Haeften van Rhenoij” gebruikten. Oudste zoon Willem voegde
zelfs aan zijn achternaam nog “en den Esch” toe om duidelijk aan te geven van
waar hij afkomstig was. Willem trad in 1420 voor de eerste keer in het huwelijk
met Geertruid de Cock van Neerijnen, een dochter van Gijsbert de Cock van
Neerijnen en Sophia van Aller van Stoutenburch. Willem en Geertruid waren de
ouders van zes kinderen, die geen van allen aan hun achternaam meer “Van
Rhenoij” toevoegden. Na het overlijden van Geertruid hertrouwde Willem in 1463
op huwelijkse voorwaarden met Aleyd Pieck:
"Gegeven in het jaer ons Heren
dusent vierhondert drie ende tsestich in den maent October
Willem van Haeften in de Neesche, van
wege zijn oudsten zoon Claes van Haeften, enerzijds, en vrouwe Aleyt Pyecks,
weduwe van heer Arnt van Herlair, ridder, van wege jkonkvr. Willem, dochter van
Arnt Pyeck van Asperen (haren broeder), anderzijds, komen zekere
huwelijksvoorwaarden overeen, waarbij de eerstgenoemde op bepaalde voorwaarden
aan zijn zoon afstaat het goed den Neesch in het kerspel Tuyl, terwijl vrouwe
Aleyt Pyecks aan haar nicht medegeeft het derde deel der tienden te Renoy en na
haar dood vermaakt het hoge stenen huis, zonder huisraad, waar zij op woont,
binnen zijn singel gelegen te Nyewail, alsmede het vierde deel van zeker goed
in het kerspel Aelst.”
Willem woonde met zijn gezin in kasteel
Lievestein (=Loevestein), dat hij van zijn vader had geƫrfd. Hij was schepen in
de Banken van Tuil en Deil. In 1424 werd Willem beleend met het huis en de
hofstad Rodenburch in Tuil. In hetzelfde jaar werd hij beleend met het huis Den
Esch in Tuil en de bijbehorende visserij. Hij overleed tussen 1483 en 1492,
maar de precieze datum is onbekend.
De jongste broer van Willem van
Haeften van Rhenoij en den Esch was Gijsbert van Haeften van Rhenoij. Gijsbert
trouwde met Johanna van Asperen van Vuren. Het paar kreeg vier kinderen, drie
dochters en een zoon, die de naam Otto kreeg.
Otto van Haeften
van Rhenoij x Jutte van Balveren
|
Deze Otto van Haeften van Rhenoij
trad in 1483 in het huwelijk met Jutte van Balveren, een dochter van Johan
Heuken van Balveren en Johanna van Herlaer. Otto en Jutte werden de ouders van
twee kinderen. Hun oudste zoon was Jodocus (Joost) van Haeften van Rhenoij. Van
hun andere zoon is de voornaam niet bekend evenals de voornaam van de dame Van
Brakel met wie hij huwde.
Joost van Haeften van Rhenoij was
schepen van Deil (1489) en Zaltbommel (1500) en ambtman van de Tielerwaard
(1509). In die hoedanigheid beklaagde hij zich bij het kapittel van Utrecht
omdat die Jan de Cock van Opijnen en Willem van Haeften in de ban hadden
gedaan. De betreffende aankodiging werd opgehangen door een legertje van 150
knechten, die na hun werk waren gaan eten en drinken op kosten van de inwoners
van de Tielerwaard. Joost vond dat geen manier van doen en bestempelde het
gedrag van de knechten als een geweldadige provocatie.Hij verlangde, dat de
verbanning ongedaan werd gemaakt en dat de twee mannen eventueel voor het
gerecht werden gebracht.
Zegel van Joost
van Haeften van Rhenoij als schepen van Zaltbommel
|
In Zaltbommel was Joost ook gasthuismeester
(1515). In 1519 kreeg hij de aanstelling van rechter in Tiel. Hij had een goede
band met Hertog Karel
van Gelre (1467-1538), want hij was diens getuige bij de belening van
landerijen in 1520 en 1521.
Jodocus van Haeften van Rhenoij
was getrouwd met Catharina de Cock van Neerijnen, die een dochter was van
Willem Gijsbertsz de Cock van Neerijnen en Johanna de Cock van Opijnen. Voor
zover bekend heeft het echtpaar nooit kinderen gekregen. Catharina overleed in
1520. In het Necrologium van de St. Maartenskerk in Zaltbommel, waar zij werd
begraven, staat vermeld:
"Is overleden Kathelina,
echtgenote van Judocus de Haefften, anno 1520.”
Minder dan een jaar na het
overlijden van zijn echtgenote ging ook Jodocus van Haeften van Rhenoij
hemelen. Bij zijn heengaan staat vermeld in het Necrologium van de kerk in Zaltbommel,
waar hij ook zijn laatste rustplaats vond:
"Is overleden de Gestrenge Man
Judocus de Haefften de Renoye, voor wiens eeuwige memorie."
Met het overlijden van Joost van
Haeften van Rhenoij kwam er een einde aan de tak van Rhenoij vann het geslacht van Haeften.
Tiel, 8 juni 2020
Geen opmerkingen:
Een reactie posten