Isidor/Jack/Jacques
Drie namen voor één en dezelfde
persoon. Isidor Koopman werd geboren in Amsterdam op 11 maart 1931. Zijn ouders
waren Salomon Koopman en Mietje Fransman. Het was binnen het gezin Koopman de
gewoonte de kinderen met andere namen aan te spreken dan hun officiële. Oudste
zoon Emanuel, die op 10 mei 1940 nog kans had gezien naar Engeland te ontkomen,
werd Eddy of Edward genoemd. Dochter Hendrika, die Auschwitz overleefde en na
de oorlog een bekend actrice werd, noemden haar ouders Rita. Tweede zoon Mozes,
die ook Auschwitz overleefde, ging door het leven als Maurits. En zo kreeg
Isidor de naam Jack of Jacques. Salomon Koopman en Mietje Fransman kwamen
beiden om in Sobibor, de kinderen overleefden allen de oorlog.
Mietje Fransman
|
Dat Jack uit de klauwen van de
Duitsers wist te blijven, had hij vooral aan de koelbloedigheid van zijn moeder
te danken. De leden van het gezin Koopman, die in de Kromme Mijdrechtstraat in
Amsterdam woonden, werden op 8 april 1943 op transport gesteld naar concentratiekamp
Vucht. Moeder Mietje kwam met haar dochter Rita en met Jack in het vrouwenkamp
terecht. Vader Salomon en zoon Maurits zaten in het mannenkamp. Op 24 mei 1943
werden vader Salomon, moeder Mietje en Jack op transport gesteld naar
Westerbork. Maurits en Rita moesten om de een of andere reden in Vucht
achterblijven. Rita werkte in het zgn. Philipscommando. Na lang aarzelen had
Philips besloten mee te werken aan een verzoek van de SS om de gevangen in Kamp
Vucht werk te verschaffen. In het Philipscommando genoten de gevangenen enige
bescherming, omdat Philips de verantwoordelijkheid voor de te werkgestelde gevangenen
op zich had genomen. Philips maakte in Vucht knijpkatten en radiotoestellen. Uiteindelijk
kon Philips niet voorkomen, dat de Joden op transport werden gesteld.
Plattegrond van
concentratiekamp Vucht
|
Onderweg naar het station in
Vucht haalde moeder Mietje een briefje van tien gulden tussen haar kleren
vandaan, gaf het aan haar jongste met de dringende opdracht uit de chaos weg te
komen, zich te verstoppen en, wanneer de kust veilig was, met de trein terug te
gaan naar Amsterdam. In de hoofdstad moest Jack zich melden bij Sjouke, de
vriend van zijn zus. Bij diens ouders verbleef hij tien weken. Sjouke bracht
Jack daarna door naar Venhuizen in de kop van Noord Holland, waar hij tot aan
de bevrijding verbleef.
Moeder Mietje zorgde er in Vucht
en later in Westerbork nog voor, dat de naam van Isidor Koopman voorkwam op de
transportlijst van de trein naar Westerbork en vervolgens op die van de trein
naar Sobibor, waarheen Salomon en Mietje de volgende dag werden gestuurd
tezamen met nog 2853 andere gevangen genomen Joden. De handelwijze van moeder
Mietje zorgde ervoor, dat de Duitsers geen argwaan kregen. Op 28 mei kwam het
transport aan in Sobibor, nog dezelfde dag werden alle mensen vergast, dus
officieel ook Isidor, die echter alleen op papier in Sobibor is geweest. In de
Burgerlijke Stand van Amsterdam is nog steeds te vinden, dat hij op 28 mei 1943
gestorven zou zijn. Het laat zich raden hoe moeder Mietje zich gevoeld moet
hebben in de trein op weg naar Westerbork en Sobibor.
Verklaring voor de
Engelse autoriteiten
|
In een verklaring, die Jack op 21
april 1953 voor de autoriteiten van het Engelse Ministerie van Binnenlandse
Zaken aflegde, vertelde hij hoe hij na de oorlog in een kinderkamp in Engeland
terecht kwam, vermoedelijk Wrens
Warren Camp waarheen kinderen uit Noord Holland door het Rode Kruis werden
gestuurd om aan te sterken. Vanuit het kamp, waar hij acht weken verbleef,
benaderde Jack zijn broer Eddy die in High Wycombe, niet ver van Londen,
woonde. Eddy nam Jack in zijn huis op. In januari 1946 begon Jack op de Mill
End School in High Wycombe.
In 1953 werkte Jack en verdiende
daarmee £ 6.10.0. per week. Na
aftrek van belasting, vergoeding voor kost en inwoning en zijn eten hield hij
daarvan £ 2 over. Aan spaargeld
had hij £ 25. Hij volgde op dat
moment de avondschool en zijn vooruitzichten als levensmiddelentechnoloog waren
uitstekend. Bovendien kon hij, indien nodig, altijd op zijn broer terugvallen,
die inmiddels in Manchester een goedlopende zaak in antiek had. Een oom in
Nederland had Jack £ 500
toegezegd.
Hij verklaarde, dat politiek hem
niet interesseerde. Maar als hij zou moeten kiezen, dan zou hij eerder rechts
dan links stemmen. Hij woonde in Slough en nam daar volop deel aan het sociale
leven. Hij was lid van de tafeltennisclub van zijn werkgever. De conclusie van
de autoriteiten was in 1953 dan ook:
“The applicant has not been the subject
of inquiry by any Goverment Department. There is no reason to doubt his
loyalty, nothing is known to his detriment and no valid reason can be suggested
why he should not be granted the Certificate for which he now applies.”
Korte tijd later werd Jack
medefirmant in de zaak van zijn broer. Samen richtten de broers in 1960 het
bedrijf E.
& C. T. Koopman & Son op, dat zich minder met antiek bezig hield en
meer en meer ging handelen in zilverkunst. Later kwam de zoon van Eddy,
Michael, ook in de zaak. Het bedrijf werkte aanvankelijk vanuit een kleine
winkel in Manchester, maar groeide uit tot een belangrijke speler op de
wereldmarkt voor zilverkunst met de hoofdvestiging in Londen. Het bedrijf werd
een belangrijke leverancier van bekende musea in Engeland en de USA. Het
bedrijf E. & C. T. Koopman & Son is inmiddels in handen van de derde
generatie en heeft een naamsverandering ondergaan naar Koopman Rare Art.
Zilverkunst uit de collectie
van Koopman Rare Art
|
Eind jaren ’50 van de vorige eeuw
trad Jack in het huwelijk met Elisabeth Kuiper, dochter van Ruud Kuiper en
Elisabeth Wilfert. Het paar kreeg drie dochters.
Jack overleed, na een kort
ziekbed, op 60-jarige leeftijd thuis in Londen op 20 maart 1991. Onder meer de New
York Times publiceerde naar aanleiding daarvan een In Memoriam.
Tiel, 8 augustus 2017
Geen opmerkingen:
Een reactie posten