Familiefoto's

Familiefoto's
Familiefoto's

vrijdag 25 augustus 2017

Genealogisch blog 220



  Fataal treinongeluk

Als kleine jongen al interesseerde ik me bovenmatig in treinen en spoorwegen. Ons land heb ik per trein doorkruist van Noord naar Zuid en van West naar Oost. Ik kende alle modellen, waarmee de NS reed. Speciale aandacht had ik altijd voor wissels en overgangen. De dienstregeling van de NS was mij vertrouwd. Alles wat er over treinen te lezen viel las ik. Ook in het buitenland heb ik in de loop der jaren vele treinritten gemaakt. Ik heb goede herinneringen aan treinreizen in België, Engeland, in Noorwegen met de Flåmbaan, Frankrijk, in Italië, waar we tussen Rimini en Ravenna op een echte Italiaanse ruzie tussen een paar medepassagiers werden getrakteerd, in Zwitserland met de Bernina-expres en in Peru. Vooral de rit naar Machu Pichu en vandaar naar Cusco heeft diepe indruk op mij gemaakt, vooral de zigzag-afdaling naar de stad.

Trein naar Machu Pichu

Trein naar Machu Pichu

Natuurlijk wilde ik als kleine jongen mijn eigen trein hebben. Sinterklaas was zo goed die al snel voor me mee te brengen, zo’n blikken met een locomotief die je met een sleuteltje moest opwinden. De locomotief en de wagons stonden vreemd hoog op de wielen. Jammer genoeg waren de rails zo zwak, dat ze vaak verbogen, wat tot ontsporingen leidde. Toen ik een jaar of tien was begon ik te sparen voor een eigen elektrische trein. Dat moest en zou een Märklin zijn, een veel beter merk dan Trix of Fleischmann, was mijn overtuiging. Ik wist toen nog niets van gelijkstroom of wisselstroom. Uren lang stond ik me te vergapen aan de modellen die uitgestald stonden in de speelgoedwinkel van Pronk in de Amsterdamse Pretoriusstraat. In mijn dromen bouwde ik de grootste en ingewikkeldste modelspoorbaan die er bestond en zag ik de treinen over mijn baan rijden. Voor de bediening van seinen en wissels had ik een enorme schakelkast. Dromen…


Speelgoedwinkel van Pronk, Pretoriusstraat (foto: geheugenvanoost.nl)
Ik zal een jaar of tien, misschien twaalf geweest zijn, toen ik bij Pronk mijn eerste, rechte rail van Märklin kocht, die was goedkoper dan een gebogen rail. Het begin was er. Vol trots liet ik iedereen mijn rail zien. In de daarop volgende jaren kwamen er meer, niet alleen rechte, maar ook gebogen. Mijn eerste wagon was het allersimpelste model, dat Märklin verkocht, maar toch. Er kwamen wissels. Voor een verjaardag kreeg ik van mijn ouders een elektrische locomotief, een groen Duits model, de groene E41 van de Deutsche Bundesbahn. Snel volgde een kleine transformator, later aangevuld met een grote. Nu kon ik echt mijn trein laten rijden. Ik ging huisjes bouwen van Faller en van Vollmer, die veel moderner van uitstraling waren, om het geheel aan te kleden.
In de daarop volgende jaren gaf ik mijn geld zo veel mogelijk uit aan “treintjes”, zoals dat heette. Toen ik getrouwd was en er nog geen kinderen waren, was er in onze woning in Harderwijk een kamer over, waar ik eindelijk mijn eigen modelbaan kon bouwen. Elke vrije minuut werkte ik aan mijn spoor. Zo’n twee jaar lang. De baan was half klaar, toen er een andere baan kwam en we naar Aalsmeer verhuisden. En korte tijd later naar Kudelstaart. Daar had ik de hele zolder tot mijn beschikking. Op een nog grotere tafel bouwde ik een nieuwe baan, die ook maar half af kwam, want de zolder was voor andere doeleinden nodig.

Paul Welling

Mijn tweede spoorbaan

Door mijn vele genealogische onderzoeken ben in erachter gekomen, dat de liefde voor treinen en spoorwegen in mijn genen zit. Mijn moeder werkte voor haar huwelijk op kantoor bij NS in Utrecht. Haar vader had daar ook gewerkt voordat hij met zijn tuinderij begon. De vader van de moeder van mijn vader, mijn overgrootvader dus, was wachter op Seinpost 46 aan de Liendertseweg in Amersfoort. Nog andere familieleden van mijn oma werkte als wachter bij het spoor. In de familie Welling kwamen in het verleden bijna alle denkbare functies voor, die men bij het spoor kon uitoefenen, alleen geen machinist. Wel seinwachters, een conducteur, werkers aan de baan, een ingenieur op de Centrale Werkplaats in Tilburg en een paar mensen die op kantoor van de spoorwegen werkten, zoals Hendrik Johannes Dirk Welling (1876-1958), die er in 1934 zijn 40-jarig jubileum vierde.

Spoorwegovergang Hamseweg

Spoorwegovergang Hamseweg, Amersfoort

Anthonius Welling (1809-1882) werkte aanvankelijk als bleker en wever in de Amersfoortse textielindustrie, maar toen die uit de stad verdween, stapte hij over naar het spoor. Hij werd bewaker van de spoorweg overgang aan de Hamseweg, een baan die hij deelde met zijn vrouw Agnes Smink (1811-1879). Anthonius en Agnes waren in 1846 getrouwd. Na de geboorte van een levenloos kind, kregen zijn in 1850 en 1854 twee zoons, Anthonius, die op 3-jarige leeftijd overleed, en Marinus, die 84 jaar oud werd.
Rond 15 juni 1879 ging de Amersfoortsche Courant er prat op, dat er sedert de in gebruikneming van de Centraalspoorweg tussen Utrecht en Kampen in 1863, dus in een periode van zestien jaar, geen ongeluk met dodelijke afloop op dat traject in Amersfoort had plaats gevonden.

Centraalspoorbaan Utrecht-Kampen

Centraalspoorbaan Utrecht-Kampen

Hoe anders pakte dat uit op zaterdagavond 21 juni 1879 zo rond de klok van 21.45 uur. Toen werd op zo’n 600 meter van het station Agnes Smink, de “veeljarige wachteres aan den Hamsche overweg” door de centraaltrein vanuit Utrecht overreden en gedood. De Amersfoortsche Courant van maandag 24 juni schreef er het volgende over:

“Het lijk was verschrikkelijk verminkt, het hoofd van het lichaam gescheiden; de armen en beenen waren vermorzeld, kortom de misvorming was van dien aard, dat bijna geen menschelijk ligchaam uit de overblijfselen kon worden herkend.”
De krant veronderstelde, dat de “brave en oppassende vrouw” dacht nog vóór de aankomst van de trein de overweg te kunnen oversteken. Maar de trein was al te dicht bij en verpletterde haar, zoals de krant had beschreven. Stationschef Van Asperen was als eerste ter plekke en verzamelde de lichaamsdelen van de overledene. De lichaamsdelen werden voorlopig neergelegd in de stal van de heer J.C. Botter. De krant prees de hulpvaardigheid van beide heren.
De wijze van verslaglegging doet nog steeds huiveren, maar kennelijk was het destijds de normaalste zaak om de gruwelijkste details van een ongeluk weer te geven. Tegenwoordig denken we daar gelukkig wat anders over.

Dankbetuiging na overlijden van Agnes Smink

Dankbetuiging na overlijden van Agnes Smink
Zoon Marinus deed op daags daarop aangifte van het overlijden van Agnes. Op 27 juni, zeer waarschijnlijk de dag van de begrafenis, stond in de Amersfoortsche Courant een innige betuiging van erkentelijkheid voor geboden hulp en deelneming van echtgenoot Anthonius en zoon Martinus.

Tiel, 25 augustus 2017


Geen opmerkingen:

Een reactie posten