Familiefoto's

Familiefoto's
Familiefoto's

zaterdag 20 januari 2018

Genealogisch blog 255



Otto en Jutta

Otto van Haeften, die, naar men aanneemt,  in 1421 geboren werd in Tuil, was een bijzonder persoon. Dat begon al bij zijn geboorte. Officieel staat hij te boek als een van de zonen van Otto van Haeften en Adelissa van Herwijnen. Hij volgde, echter, zijn vader niet op als zesde Heer van Haaften. Die eer viel zijn broer Walraven (1410-1478)  ten deel.
In het dorp Zennewijnen, tussen Tiel en Ophemert aan de Waal, stond in vroeger tijden een nonnenklooster met de naam “Mariënweerd”. Dit klooster was een dependance voor vrouwen van het destijds machtige klooster Mariënweerd bij Beesd.

 Klooster Zennewijnen

Hier stond het Klooster Zennewijnen

In het boek “Klooster Mariënschoot te Zennewijnen” worden verschillende schepenakten aan gehaald van de Hoge (recht) Bank van Tuil, waarin Otto een bastaardzoon van zijn vader Otto werd genoemd. Een voorbeeld van 13 juni 1429:


“Arnt die Koc van Opynen en Coenraet van Tuel, Arnt van Haeften en Wouter Hacke... Arnt die Koc van Opynen ende Coenraet van Tuel scepen in Tuel, ... ... Daernae wij, Arnt van Haeften ende Wouter Hacke scepen in Tuel tugen dat .... ... scillinge ghever penninge, Otten bastartsoin heren Otten van Haeften ridders ...”
Andere voorbeelden zijn allemaal uit de periode maart-juni 1429. Hier doet zich iets vreemds voor. In hetzelfde boek wordt Otto in 1438 schepen van Tuil genoemd. Hoe zit het nu? Er doen zich verschillende mogelijkheden voor. Dat vader Otto, de man van Adelissa van Herwijnen bastaardkinderen had, is bekend. Misschien heeft een van die bastaardkinderen de naam Otto gekregen. Erg waarschijnlijk is dat niet, want in geen enkele andere bron staat vermeld dat vader Otto een bastaardzoon Otto had. Het Nederlands Adelsboek van 1994 beschouwt de Otto, over wie ik het hier heb, als de stamvader van het geslacht Van Haeften, omdat de gegevens over de (voor)ouders van Otto onbetrouwbaar zouden zijn. Tegenwoordig weten we meer over de voorouders van Otto, zodat de conclusie gerechtvaardigd is, dat Otto een wettige zoon was van Otto van Haeften en Adelissa van Herwijnen.
Een ander vreemd punt is de datering van de schepenakten in genoemd boek. In 1429 was Otto pas acht jaar oud, uitgaande van zijn geboortejaar 1421. Natuurlijk was de jeugd in die tijd eerder volwassen dan tegenwoordig, maar zo jong al??? Ik vermoed, dat de schrijver van het boek “Klooster Mariënschoot te Zennewijnen”  zich tien jaar vergist heeft, omdat hij Otto al in 1430 wel gewoon schepen van Tuil noemt.:

“13 juli 1430. Schepenen: Otte van Haeften Ottensoin en Heynric Doelvoet Janssoin.”
Wanneer we verder aannemen, dat de bastaardzoon dezelfde is als de wettige zoon van Otto van Haeften en Adelissa van Herwijnen, klopt alles weer, wanneer we ook nog ervan uitgaan, dat Otto in 1411 geboren werd, en dat hij een jaar jonger was dan zijn broer Walraven en een jaar ouder dan broer Gijsbert.
In 1440 trad Otto in het huwelijk met Jutta Pieck, dochter van Franck Pieck, Heer van Gameren, en Geertruyd van IJzendoorn. Jutta werd Vrouwe van Gameren, omdat haar broer Arnt kinderloos was gestorven in 1499. Jutta Pieck was eerder gehuwd met Dirck van Wees, met wie zij voor 1464 trouwde. Door het huwelijk van Otto en Jutta kwam er een eerste verbinding tot stand tussen de familie Pieck, veruit de machtigste familie in de Betuwe en omgeving, en de wat bescheidener familie Van Haeften.

Wapen van de familie Pieck

Wapen van de familie Pieck

Door zijn huwelijk met Jutta werd ridder Otto vanzelf Heer van Gameren en daarmee kwam de heerlijkheid Gameren in bezit van de familie Van Haeften. Was Otto tot 1438 schepen in de Bank van Tuil, in 1442 werd hij aangesteld als schepen van de Hoge Bank van Deil. De Bank van Deil behoorde tot de jurisdictie van de ambten Bommeler- en Tielerwaarden. De civiele rechtspraak in deze ambten was verdeeld over de vier z.g. "Hooge Rechtbanken" nl. van Zuilichem en Driel in de Bommeler- en Tuil en Deil in de Tielerwaard. Elke bank bestond uit een richter, 12 schepenen en een secretaris. De richter zat beide banken van een waard voor. De criminele zaken werden door de bank van de stad Zaltbommel behandeld. De vonnissen werden uitgesproken uit naam van de ambtman van Zaltbommel, Bommeler- en Tielerwaarden, die zich door een richter liet vertegenwoordigen. Onder competentie van de Bank van Deil vielen de dorpen Deil, Drumpt, Wadenoyen, Geldermalsen, Enspijk, Rumpt, Gellicum en Meteren.

Voormalig kasteel Wadestein bij Herwijnen

Voormalig kasteel Wadestein bij Herwijnen

In 1444 volgde Otto zijn vader op als Heer van Wadestein. Drie jaar later verwierf hij het Huis te Rhenoij met alle toebehoren. Toen hij in de jaren daarna nog meer bezit in Rhenoij kreeg, werd hij wel Otto van Haeften van Rhenoij genoemd. Hij is dan ook het begin van de tak Van Rhenoij van de familie:

“Otto van Haeften ontfengt dat huys tot Renoy, begrepen 7 hont met den cingel ende 19 mergen, daerto gehorende, die daeromme liggen, an d'een sijde naest gelant Otto van Haeften heer Otten soon, heer Johan van Haeften ende Johan van Beesde, an d'ander tgemeyn dorp van Renoy; item noch 13 mergen, daerto gehorende over den nyen grave, an d'averste sijde naest gelant Gysbert Piex erfgenamen ende an de nederste sjjde Johan van Beest ende Derck Storm; item noch 2 mergen op den Corten Wegh; item noch en hofstat met 15 hont ende dat veer met der hofstat ende sijnen opslach, allet tot Zutphenschen rechten.”
In overeenstemming met de traditie binnen de familie, vergrootte Otto zijn bezit verder in de daarop volgende jaren. Maar af en toe verkocht hij ook wel stukken grond.
Otto en Jutta kregen tien kinderen, zes dochter en vier zonen. In de loop der jaren namen de zonen veelal taken van hun vader over. Zoon Gijsbert en andere familieleden waren bijv. medeverantwoordelijk voor het bevaarbaar houden van de rivier de Linge:

“Het convent van Mariënweerd en ridderschap en geërfden der dorpen Deil, Enspijk, Beesd, Renooi, Rumpt, Gellikum, Heessel, Opijnen, Neerijnen, Hier, Tuil, Haaften en Hellouw maken eene ordonnantie op het vegen, ruimen, graven, schoonhouden,en schouwen van de Linge, van het Beesdsche Veer tot aan de Ackooische sluis. Bezegeld door Johan Braedbeeckt, abt van Mariënwaard, Johan heer tot Broekhuizen en Weerdenburg, Arend van Haaften, Arend de Kok van Opijnen, Helmich van Schevenich, drost te Buren, als heer van Deil, Walraven Pieck, ridder, ambtman van Beesd en Renooi, Adam van Hoekelum, Otto van Asperen en Vuren, Dirk de Roever van Tuyl, Reynier van Tuyl van Est; voorts Walraven van Haaften, ridder, Willem van Haaften Otto's zoon, Alart van der Sloet, Rutger van Tuyl, geërfden van Heessel; Henrik van Tuyl van Est, Alffert de Kok en Gijsbert de Kok van Opijnen, gebr., Willem de Kok, Gijsbert de Kok, Frderik de Kok van Neerijnen, gebr., Willem van Haaften Klaas zoon, Jan van Schauwen, Bartholomeus Pieck, Willem van Holthuysen, Gijsbert van Haaften Otto's zoon, Jan van Beesd van Renooi, Ot van Gellicom, Klaas van Haaften Alfferts zoon, Ot Pieck, Goert van Loon, Ot van Ackooi bast., geërfden van Beesd; Willem van Tuyl Willemsz., Johan van Weerdenburg Dirksz., Wijnalt van Tuyl, Gijsbert van Haaften Alarts zoon, Hubert van Beesd tot Enspijk,en Hubert van Beesd Willemsz., Arend Pieck Hermansz., Wouter van Beesd Florisz.
Int jaer ons Heren dusent vierhondert negen ende vijftich, des saterdaechs voer onser lieuer Vrouwen dach visitationes.”
Illustre Lieve Vrouwe Broederschap
Illustre Lieve Vrouwe Broederschap

Otto overleed in 1494. Voor Jutta betekende dat geenszins, dat zij tot armoede verviel. Zij leidde haar eigen leven. In 1473 werd ze lid van de Illustre Lieve Vrouwe Broederschap in Den Bosch door haar intredegeld te betalen en later haar doodschuld. Deze Broederschap was in de 14e eeuw opgericht als uiting van de opkomende verering van de H. Maagd Maria en waarvan sinds 1371 ook vrouwen lid konden worden. Jutta was een devote vrouw.

“Joffr. Jut Otten wyf van Haeften in Zaltboemel, jonkvrouw te Zaltbommel heeft in 1473 doodschuld betaald deels tijdens het leven, deels na de dood. Joffr. Jut Otten wyf van Haeften te Boelmel, jonkvrouw te Zaltbommel heeft in 1488 doodschuld betaald tijdens het leven, de betaler is overleden.”
Jutta was niet alleen bezig met de verering van Maria. Ook op het gebied van grondverwerving was ze actief, zoals Sloet en Van Veen ons lieten weten:

“Jutta Piecken huysfrou Otten van Haeften erve hares vaders Francken, wordt 24 september 1473 beleend met die Hoernick in Beesd; op 16 oktober 1481 wordt haar eed vernieuwd door haar bastaardbroer Arnt Pieck. Jutte wed. Otto van Haeften wordt 3 mei 1484 door de heer van Vianen beleend met het gerecht van Gameren en de helft van de tiende. Derk van Haeften verheft 1495 het leen van de windmolen te Gameren en bevestigt de tucht sijner oldemoeder Jutte wed. Otto van Haeften.”
In 1484 werd Jutta beleend met het gericht (lagere rechtspraak) te Gameren en verwierf zij de helft van de tiende van Gameren. Dat ze ook op bestuurlijk niveau behoorlijk wat in de melk te brokkelen had, bleek in 1494:

“Kaerle hertog van Gelre bevestigt ten behoeve van de erfgenamen van Franck Pyeck en zijn zoon Arnt, met name vrouwe Cornelis, huisvrouw van heer Johan van Reness, ridder, Jutte weduwe van Ot van Haeften, en Cornelis van den Donck, weduwe van Bernart van Galen, alsmede Gaedert van Harne tot Harne op grond van zijn huwelijksvoorwaarden, hunne pandvorderingen op de ambten van Saltboemell, Boemelre-en Tyelreweerden en Herwairden, met de dijkgraaf-, richter-en bodeambten (zie de brieven d.d. 1421 April 13 en 1422 Maart 4, nos. 64 en 70), stelt op hun verzoek Herman Pieck tot ambtman aldaar aan en erkent, dat hunne vordering alsnog met 300 goudgld. is vermeerderd.

Gegeven in den jair onss Heren duysent vierhondert ind vier ende tnegentich, op den achtentwyntichsten daige des maendes Septembris.”
Jutta Pieck overleed op 2 augustus 1509.

Tiel, 20 januari 2018

 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten