Huisjesmelker
In de 17e eeuw legde
men veel meer zaken officieel bij een notaris vast dan wij tegenwoordig doen.
Toen ging men niet alleen naar de notaris voor zaken als koop en verkoop van
onroerend goed of voor een testament, maar ook voor schuldbekentenissen,
procuratie, borgtocht en verklaringen. Zaken die we tegenwoordig veel sneller
onderhands regelen.
Doordat men destijds zoveel zaken
bij een notaris liet vastleggen, valt uit de notariële akten en aardig beeld te
verkrijgen van iemands doen en laten. De laatste dagen heb ik me weer eens
verdiept in de Utrechtse notariële akten om na te gaan wat voor persoon Beernt
van Haeften is geweest. Op de site van het Utrechts Archief vond ik 112 akten
waarin de naam van Beernt op de een of andere manier genoemd werd. Van die 112
hadden er 6 betrekking op de afhandeling van zijn nalatenschap, en zeggen dus
meer over zijn nabestaanden dan over hemzelf.
De akten, waarin Beernt (geboren
in 1614 in Utrecht) zelf als handelend persoon optrad, beslaan de periode van
1635 tot 1666. Dus in 31 jaar tijd schakelde hij gemiddeld drie maal per jaar
een notaris in bij zijn handel en wandel. Het eerste bezoek van Beernt aan een
notaris betrof een familieaangelegenheid. Er was hem en zijn broer Herbert veel
aangelegen duidelijk te maken, dat ze familie waren van de bekende adellijke
familie Van Haeften. Op advies van hun oom Adriaen van Haeften uit Bergen (NH)
lieten de beide broers op 10 september 1642 notarieel
vastleggen, dat hun familie het wapen voerde van de familie Van Haeften uit
Herwijnen, zoals dat te zien was op de grafstenen van tante en oom Margaretha
van Haeften (†1619) en Hendrick
van Detten (†1629) en op de
ramen van de Buurkerk in Utrecht.
Voor de uitoefening van zijn
beroep van wijnkoper was Beernt niet zo zeer aangewezen op hulp van een
notaris. Echter om zijn zaak op te starten leende hij drie keer een geldbedrag,
en kreeg daarbij winkelwaren geleverd, van zijdelakenverkoper Frans Verhoeven.
Om aan zijn schulden te voldoen verleende hij Verhoeven voor totaal fl. 1780,-
assignatie op de verkooppenningen van een huis en landerijen op de Themaat in
Vleuten, die hij mede had geërfd van zijn oom Johan van Haeften (1560-1621),
die advocaat aan het Hof van Utrecht was geweest.
Buurtschap Themaat
|
Om uiteindelijk aan zijn schulden
aan Verhoeven en de mede-erfgenamen van Johan van Haeften te voldoen verkocht
Beernt in 1645 een deel van het land. Wel moest hij uit de verkoop zijn moeder
Maria van Coesfelt een jaarlijkse lijfrente van fl. 42,- betalen.
In 1653 deden Beernt en zijn
vriend en zakenpartner Roelof de Goy de impost (innen van accijns) op brandewijn
en gedestilleerde wateren voor de dorpen Kortenhoef, Ankeveen, Nigtevecht,
Overmeer, Den Berch en Hinderdam voor
een periode van vier jaar voor een bedrag van fl. 300,- over aan Gerrit Paulus
van Brevoort. Beernt en De Goy gingen in 1657 ermee akkoord, dat Hillegondt
Jans en Dirck van Sethoven de impost op brandewijn en gedestilleerde wateren in
Vinkeveen, Demmerik, Oudhuizen, Wilnis, Mijdrecht en Uithoorn voor vier jaar
van hen overnamen. Het was voor Beernt en zijn kompaan duidelijk voordeliger de
impost aan anderen door te verpachten dan zelf de accijnzen te moeten innen. De
inning van de accijnzen op bieren en wijnen in Oostveen had Beernt in 1653 voor
een jaar overgedaan aan zijn broer Alard. Ook de impost op brandewijn en
gedestilleerd in Hagestein hadden Beernt en zijn partner verpacht. Beernt was overigens niet te beroerd om bij de
notaris te laten vastleggen, dat iemand nog voor veel geld voor bestelde
brandewijnen en gedestilleerde dranken bij hem in het krijt stond.
Het wekt enige verbazing, dat
Beernt in 1658 bij notaris B. Terbeeck van Coesfelt nog twee toeziende voogden,
naast de twee reeds aangewezen, benoemde voor zijn kinderen, omdat zijn eigen
koopmanschap in gebrande wijnen en gedestilleerde wateren hem te weinig gelegenheid
bood om zelf toezicht te houden op de belangen van zijn kinderen. Uit zijn drie
huwelijken waren tien kinderen voortgekomen. Zijn eerste echtgenote, Maria van
Herwijnen († <1658) schonk
Beernt twee kinderen, dochter Gijsberta en zoon Clemens. Uit zijn tweede
huwelijk met Sara van Groesbeeck (†
<1659) had Beernt drie kinderen, twee dochters en een zoon. Uit zijn derde
huwelijk met Cornelia van Leeuwen (†
12 november 1686) had Beernt vijf kinderen, twee zonen, onder wie de
oudkatholieke pastoor Alardus
van Haeften, en drie dochters.
Cornelia van Leeuwen
|
Het is beslist ongeloofwaardig,
dat Beernt al zijn tijd besteedde aan zijn wijnkoperij en daardoor weinig tijd
voor zijn kinderen had. Het is veel waarschijnlijker, dat hij onvoldoende tijd
voor zijn kinderen had door zijn vele nevenwerkzaamheden. Allereerst ging de
vermogende Beernt tal van keren naar de notaris om na een volgend huwelijk zijn
testament bij te stellen. Steeds maakte hij een langstlevende testament op,
maar moest daarbij de belangen van de kinderen van zijn overleden vrouw ook
veiligstellen. Hoe goed hij zijn kinderen ook bedeelde, hij vergat zijn overige
familie niet. Zo bepaalde hij in 1659, dat zijn kinderen na zijn dood aan Arnolda
van Haeften, zijn enige nog levende zus, jaarlijks fl.80 moesten betalen en ook
haar begrafenis moesten bekostigen. Hij bezocht de notaris ook verschillende
malen in verband met de nalatenschappen van zijn schoonouders.
Beernt had ook belangen bij de
impost van turf uit de provincie Utrecht zelf en van elders en uit Friesland.
Deze impost had hij verpacht aan zijn zwager Hendrik Jans. Met anderen samen had
hij de belasting op een gemaal in Utrecht verpacht aan Jan Gerritsz Valck en
Jacob de Cruyff. Begin1647 droegen Beernt en zijn tante Maria van Haeften
(1596-1647) een plecht (gerechtelijk
erkende schuld, tegenwoordig zouden we spreken van hypotheek) van fl.800,- ,
gevestigd op de heerlijkheid en tienden van Isselt (bij Amersfoort) en andere
goederen in het Eemland, over aan de Staten van Utrecht om daarmee hun schuld
te voldoen voor pacht van de impost voor vis. In 1654 liet Beernt de
voorwaarden vastleggen waaronder Jacob Noortman en Johan Govertsz van Cleef de
visrechten, die hij zelf van de vroedschap van Utrecht had gehuurd, van hem
konden verpachten.
Regelmatig leende Beernt geld uit
aan andere neringdoenden, en liet dat uiteraard bij de notaris vastleggen. Hij
handelde ook in schuldbekentenissen. Zo werd hij in 1661 eigenaar een
schuldbekentenis aan het Kapittel van St. Pieter ad fl. 600,- van wijlen Aert
van Westrenen, kanunnik in het Domkapittel, en van diens overleden broer
Lubbert. Beernt en zijn echtgenote Cornelia van Leeuwen stemden er echter mee
in hun aandeel in een obligatie te restitueren, wanneer hem genoemde fl. 600,-
betaald zou zijn. Dat ging echter niet zo maar, een gerechtelijke procedure
tegen Marten van Westrenen, de erfgenaam van genoemde broers, was noodzakelijk.
Beernt van Haeften
|
Uit de notariële akten over de
periode tot 1660 komt vooral naar voren, dat Beernt erg druk was met de handel
en het beheer van onroerend goed in Utrecht en in de omgeving van de stad.
Veertig notariële akten hebben daarop betrekking. Alle akten van na 1666 hebben
betrekking op zijn nalatenschap.
De activiteiten van Beernt met
ontroerend goed bestonden uit koop en verkoop van (gedeelten van) huizen, de
verhuur van huizen en kamers en het innen van plechten en huur voor anderen,
zoals voor zijn schoonvader Jan Anthonisz van Herwijnen. Je zou geneigd zijn te
zeggen, dat Beernt meer makelaar in onroerend goed was dan wijnkoper. Hij had
belangen bij woningen en het beheer daarvan in veertien straten in de Utrechtse
binnenstad, t.w. Zadelstraat, Boterstraat, Pauwsteeg (huis de Vergulde Roos,
dat hij in 1661 in eigendom verkreeg), Smeestraat, Bakkerssteeg, Jodenrijtje
(zo genoemd, omdat daar veel joden woonden, tegenwoordig gesloopt t.b.v. de
Hema), Oudegracht (de huizen de Suijckermolen, dat hij huurde van Gerrit Zen en
waarvan hij, na beëindiging van de huurovereenkomst, de kelder mocht blijven
gebruiken voor opslag zolang Zen eigenaar van het pand was, en de Lelie), Springweg, Putsteeg, Nieuwegracht,
Breedstraat, Schalkwijksteeg, Kalverstraat en Schuppesteeg tegenover het Duitse
Huis.
Utrecht in de 17e
eeuw
|
In 1653 raakte Beernt in conflict
met een buurman in de Zadelstraat over een gemeenschappelijke muur. Met die buurman,
Jan Dricksz Woertman, kwam hij notarieel de voorwaarden overeen waaronder de
muur zou worden afgebroken en opnieuw opgebouwd. In 1655 nam Beernt een huis in de Zadelstraat en drie huizen in
de Pauwsteeg in beslag, die eigendom waren van een zus van zijn tweede vrouw
Sara van Groesbeeck, omdat zij en haar zoon de hem verschuldigde vispacht nog
niet hadden voldaan. Pas wanneer zijn schoonzus haar schuld van fl. 3100,- zou
hebben afgelost, zou ze de huizen terugkrijgen. Een vergelijkbare overeenkomst
sloot Beernt met schoonvader Van Herwijnen, maar nu was hijzelf de schuldenaar.
Wickenburg
|
Beernt verpachtte grond uit zijn
bezit aan derden tot er een achterstand ontstond in het betalen van de pacht. Begin1662
verzocht genoemde Marten van Westrenen Beernt om voor hem de landpacht van
ridderhofstad Wickenburg van Adriaen Willemsz te innen en van Gijsbert
Cornelisz van Everdingen het pachtgeld voor landerijen en een boomgaard in ’t
Goy. Beernt kreeg daarbij het recht om op het geïnde bedrag fl. 3600,- in te
houden ter voldoening van zijn eigen vordering op Van Westrenen. De volgende
dag, 13 februari, gaf Van Westrenen Beernt volledige procuratie om al diens
zaken af te handelen, leidend tot een huurverbod voor de huurder van zijn huis
aan de Breestraat in Utrecht. Aan het einde van het jaar herriep Van Westrenen
zijn procuraties op Beernt van Haeften,
die blijkbaar de zaken niet naar de zin van Van Westrenen afhandelde. Zo werd
Beernt ook teruggevloten, toen hij voor Philiberta van Deuverden land in
Schalkwijk had verkocht. Van Deuverden had voor de verkoop geen toestemming van
haar echtgenoot verkregen (oeps) en bovendien bracht het land te weinig op naar
haar zin.
Wanneer precies Beernt is
overleden is mij niet bekend, maar uit de notariële akten valt op te maken dat hij
in de loop 1666 moet zijn overleden, want vanaf dat jaar speelde hij geen actieve
rol meer in de akten. Zijn echtgenote en zijn kinderen, en dan vooral zoon Clemens,
zetten het handelen in onroerend goed voort en handelden zijn nalatenschap af.
Tiel, 7 maart 2018
Geen opmerkingen:
Een reactie posten