Familiefoto's

Familiefoto's
Familiefoto's

donderdag 29 maart 2018

Genealogisch blog 272


De kinderen van Lammert en Jetje

Dit is een triest verhaal.
Lammert Fransman was, toen hij in 1890 trouwde met Jetje Polak, van beroep loswerkman. Later ging hij als typograaf door het leven. Lammert was op 5 november 1866 in Amsterdam geboren als oudste van de vijf kinderen van Alexander Fransman (1842-1929)  en Mietje van der Tong (1840-1877). Toen hij 23 jaar oud was trouwde Lammert in Amsterdam op 9 juli 1890 met de 24-jarige Jetje Polak, dochter van Abraham Polak (1844-1899) en Matje Verdooner (1840-1922). Na het overlijden van Matje Verdooner hebben Lammert en Jetje hun (schoon)vader een tijdje in huis genomen om voor hem te zorgen. Zij woonden eerst in de Swammerdamstraat in Amsterdam. Daarna woonde Abraham op het adres Valeriusstraat 107 3 hoog bij zijn dochter en tenslotte in de Jan Lievenstraat 44 3 hoog bij een andere zoon.
Lammert en Jetje kregen tien kinderen. De oudste was dochter Mietje, die op 27 juli 1890 werd geboren. In 1911 trad Mietje in het huwelijk met de 21-jarige Jacob Kokernoot, die van beroep vellendroger was. Het paar zette drie kinderen op de wereld. Na het overlijden van Mietje in januari 1940 hertrouwde Jacob Kokernoot met Anna Swaab. Jacob behoorde tot de slachtoffers van Auschwitz, evenals een van zijn kinderen. Anna Swaab en Jacob’s zoon Abraham werden in Sobibor vergast. Leman, het jongste kind van Mietje en Jacob vond ergens in Midden Europa de dood in 1944.

Het Apeldoornsche Bosch rond 1930, hoofdgebouw
Het Apeldoornsche Bosch rond 1930, hoofdgebouw

Over het tweede kind van Lammert en Jetje is mij niet meer bekend dan dat hij Abraham heette en op 20 december 1891 geboren werd. Hij stierf op 13 februari 1933 in Apeldoorn in de Joodse Psychiatrische Inrichting Het Apeldoornsche Bosch. Het derde kind was zoon Alexander van31 maart 1893. Het mannetje ging al op 29 april 1894 hemelen.
De volgende was dochter Maria, die op 2 juli 1894 ter wereld kwam. Na haar schooltijd trad Maria in 1918 in het huwelijk met de 25-jarige Mozes Polak, zoon van Meijer Polak en Rebecca van Kampen. Tot 1921 hebben Maria en Mozes met hun twee oudste kinderen ingewoond bij de ouders van Maria. Toen ze zelf woonruimte hadden gevonden in de Magersfonteinstraat kregen ze nog een derde kind, een meisje met de naam Jetje. Mozes was van beroep bakker. De beide oudste kinderen, dochter Rebecca en zoon Leman, werden in 1942 afgevoerd naar Auschwitz. Vader Mozes, moeder Maria en jongste dochter Jetje, werden op 11 mei 1943 op het 11e transport van Westerbork naar Sobibor gezet. Moeder en dochter werd daar direct vergast, terwijl vader Mozes van Sobibor doorgestuurd werd naar het werkkamp Dorohucza om daar turf te steken. De ontberingen waren Mozes op 30 november 1943 te veel.

Alexander Fransman
Alexander Fransman
Op 8 oktober 1896 kregen Lammert en Jetje zoon Alexander, die ze Sander noemden. Toen Sander in 1922 zich verbond aan Jeanette Abraham, was hij van beroep sigarenmaker. Later werd hij koopman en stond hij op zondag met bretels op de markt op Uilenburg, midden in de Joodse wijk van Amsterdam. Sander en Jeanette kregen maar een kind, zoon Leman, die op 15 oktober 1924 het levenslicht zag. De Duitsers rukten tijdens de Tweede Wereldoorlog het gezin uit elkaar. Sander kwam eerst in barak 2 in Vucht terecht, vanwaar hij “vrijwillig” een brief moest schrijven aan zijn zus Sara en zwager Eduard. In deze ongedateerde brief schreef Sander, dat hij het in het kamp redelijk goed maakte. Hij keek met belangstelling uit naar de ontmoeting met zijn kleine neefje en feliciteerde zijn zus met de op handen zijnde gezinsuitbreiding. Hij maakte van de gelegenheid gebruik om zijn zus en zwager te vragen nog wat tandpasta naar hem op te sturen. Hij hield zich ook aanbevolen voor snijkoek. Uit het feit, dat Sander zijn zus feliciteerde met het feit, dat ze weer in verwachting was, kan afgeleid worden, dat de brief hoogstwaarschijnlijk in het begin van de tweede helft van 1943 is verzonden. Sara beviel vroeg in 1944 van haar tweede zoon.
Terug naar het gezin van Sander en Jeanette. De Duitsers vergasten zoon Leman op 30 september 1942 in Auschwitz, daarna was vader Sander aan de beurt op 24 september 1943. Moeder Jeanette ging op 30 september 1944 door de schoorsteen van Auschwitz.

Brief, die Sander Fransman schreef vanuit Kamp Vucht
Brief, die Sander Fransman schreef vanuit Kamp Vucht


Zoon Jacob was het volgende kind van Lammert en Jetje. Toen Jacob op 19 februari 1902 overleed was hij nog maar drie jaar oud.
Na Jacob kwam zoon Joseph op deze wereld op 20 januari 1901. Joseph was aanvankelijk pakhuisknecht, maar stond vanaf 1936 met modeartikelen op de zondagse markt op Uilenburg, een van de drie oostelijke eilanden van Amsterdam naast Kattenburg en Wittenburg. Op 2 augustus 1922 trouwde Joseph met zijn 20-jarige nicht Lena Fransman, een dochter van Joachim Alexander Fransman en Sellie Waas. Het gezin van Joseph en Lena woonde op het Krugerplein in Amsterdam Oost. Hun zoon Lehman, die op 16 augustus 1923 werd geboren, werd in 1942 in Auschwitz omgebracht. Joseph en Lena vertrokken beiden met het eerste transport van2 maart 1943 van Westerbork naar Sobibor, waar ze drie dagen later de dood vonden.
Lena Fransman-Fransman
Lena Fransman-Fransman

Joseph Fransman
Joseph Fransman

Jacob Fransman was het achtste kind van Lammert en Jetje. Hij werd op 26 februari 1903 geboren. Bij zijn huwelijk met Schoontje Sloog in 1931 was hij magazijnbediende. Daarna ging hij aan de slag als perser bij de textielfabriek Hollandia-Kattenburg . Jacob en Schoontje woonden in de Jan Lievenstraat op nr. 44 3 hoog. In 1932 werd dochter Jetty geboren. Moeder Schoontje en dochter Jetty werden op 3 december 1942 in Auschwitz vergast. 

Jacob Fransman
Jacob Fransman

Terwijl hij bij Hollandia-Kattenburg aan het werk was, deed de Sicherheitspolizei onder leiding van Willy Lages een inval in de fabriek van Hollandia-Kattenburg op woensdag 11 november 1942, omstreeks 16.30 uur. Alle uitgangen werden afgezet en de Joodse medewerkers van het bedrijf werden ‘s avonds weggevoerd. Van alle die avond weggevoerde werknemers, maar ook van de werknemers die al eerder op transport waren gesteld, is in het 'Boek der tranen' een foto opgenomen.
Op 5 maart 1905 kwam het negende kind van Lammert en Jetty ter wereld, zoon Joachim. Het mannetje overleed op 9 augustus 1906, een jaar oud.
Het tiende en jongste kind van Lammert en Jetty was dochter Sara van 5 augustus 1907. Sara was een nakomeling in een traditioneel Joods gezin van hard werkende ambachtslieden. Zij werd heel erg verwend, omdat zij de jongste dochter was en erg welkom. Zij leerde via een nicht haar latere man, Eduard Welling, kennen en trouwde met hem op 2 augustus 1933. Vaak samen met het gezin van Sara’s broer Sander werden uitstapjes gemaakt naar zee en het bos. Dankzij het feit, dat het de Jood Eduard lukte zich “katholiek” te laten verklaren, kwamen hij, Sara en hun beide zoons voorlopig niet in aanmerking om op transport gesteld te worden.

Sara Fransman
Sara Fransman

Als enige van haar familie overleefde Sara de Tweede Wereldoorlog. Altijd zat ze te wachten op de terugkeer van haar geliefden. Als er een keer contact was met een overlevende uit een concentratiekamp, vroeg ze altijd: ken je die? Of heb je die en die misschien gezien? Weer werd dan de wond van verdriet opengetrokken. Terwijl Eduard genoot van zijn vrijheid en het werk, bleef Sara eenzaam en alleen in haar stoel voor het raam zitten. Sara en Eduard spraken nooit meer met elkaar. Sara hield zich verder bezig met eten maken, veel oude joodse recepten. Hoewel zowel Sara als Eduard niets meer op hadden met het Joodse geloof, hield Sara wel enkele Joodse tradities in ere, zoals een schoon wit tafel kleed op vrijdagavond en matzes eten met Pesach (Pasen) .
Nooit meer Auschwitz, nooit meer Sobibor!

Tiel, 29 maart 2018
 




Geen opmerkingen:

Een reactie posten