Familiefoto's

Familiefoto's
Familiefoto's

zondag 4 november 2018

Genealogisch blog 328


In bewaring

Clara van Haeften (geb. 1421) moet een gewilde huwelijkspartner zijn geweest. Ze was door vererving zeer rijk, ze was de enige erfgenaam, en een telg uit het machtige geslacht Van Haeften. Hoe eerder ze aan een geschikte partner was uitgehuwelijkt des te beter, voor haar eigen familie en voor de familie van haar aanstaande. Clara was de enige erfgename van haar ouders Gijsbert van Haeften (ca. 1395-1445) en Clemeijnse van Oisterwijck, omdat van haar drie zusters er een bij de verdeling van de nalatenschap van haar ouders al overleden was en de twee anderen in het klooster waren gegaan. Haar vader had van zijn grootvader van moeders kant, Reinier van Dever (1345-1417), het Huys Dever in Lisse

“met vyf morgen lants binnen den hiemwerf”

 geërfd, omdat al diens kinderen al waren gestorven. 

Huis Dever in 1580
Huys Dever in 1580

Reinier Dever, wiens achternaam ook voorkomt als “d’Ever”, liet rond 1370, toen hij in het huwelijk trad met Janne van Leyenburg uit Voorschoten, op de grond in Lisse, waar hij al woonde en waar zijn grootvader vermoedelijk ook al woonde, een versterkte stenen woontoren bouwen, een hoefijzervormig donjon. Reinier, die aanhanger was van de Hoeken, had door de vele gevechtshandelingen, waaraan hij deel genomen had, grote behoefte aan een veilige woonomgeving. Vermoedelijk had Graaf Willem V (1330-1389) in zijn strijd met zijn moeder Margaretha van Beieren (1310-1356) een vroegere woontoren van Reinier Dever al verwoest.
Tussen 1631 en 1634 werd aan de woontoren een royaal voorhuis gebouwd. Tevens werd de gracht om het huis verbreed. In de 18e eeuw raakte het huis, echter, in verval. In 1846 stortte een deel van het voorhuis in en in 1862 onderging het dak van de woontoren hetzelfde lot. Pas na 1963 nam, op initiatief van de Lissese historicus A.M. Hulkenberg (1915– 2003), de Stichting Vrienden van ’t Huys Dever de restauratie ter hand.
 

Huys Dever
Huys Dever

Clemeijnse van Oisterwijck bracht bij haar huwelijk met Gijsbert van Haeften goederen in die van de Abdij in Egmond waren geweest. Een grote erfenis wachtte op Clara. Het liep overigens met vader Gijsbert niet goed af. Hij was gebeten door een dolle hond en werd ook door deze ziekte aangetast. Zo’n bezetene werd als regel met stokken en knuppels doodgeslagen, maar als hoger geborene kreeg Gijsbert een voorkeursbehandeling: 

“Hij stierf jonck, gebeten van een dolle hont en worde tussen twee bedden versmoort.”
Door de dood van haar vader in 1445 erfde de nog onmondige Clara het Huys Rhenoij, dat haar oom Otto van Haeften voorlopig beheerde. Pas in 1481 beleende de stadhouder van de lenen in het Hertogdom Gelre Clara officieel met het Huys Rhenoij. Na de dood van Clara kwam het Huys Rhenoij in handen van haar kleinzoon Johan van Matenesse.
Johan van Duijvenvoorde, die in 1425 geboren werd, en zijn ouders Jan van Wassenaar van Duijvenvoorde (1400-1462) en Maria van Vianen (geb. ca. 1400) vonden de nog zeer jonge en onmondige Clara van Haeften een uitstekende huwelijkskandidaat voor Johan. Omdat haar ouders al overleden waren, sloot Johan met de voogden van Clara, haar ooms Dirck en Coen van Oisterwijck, een contract af, dat inhield, dat haar aanstaande schoonvader Clara, zolang zij de huwbare leeftijd nog niet had bereikt,  haar:

“in bewaarnisse hebben ende nem, en sall tot sijns soons behoeff ende tot nyemant anders."
Voor dat “in bewaring” houden moesten de voogden van Clara in de buidel tasten. Bovendien leverde de bewaring de familie Van Duijvenvoorde meer politieke macht op en groter sociaal aanzien. Ze hadden een jonge dame uit het machtige geslacht Van Haeften in bewaring.
Op 20 oktober 1445 trouwden Clara van Haeften en Johan van Duijvenvoorde dan eindelijk met elkaar. Het behoeft geen betoog, dat de trouwerij onder huwelijkse voorwaarden, die enige tijd eerder waren overeengekomen, plaats vond. Die hielden in, dat de leengoederen die Clara nog zou verkrijgen aan het bruidspaar zouden toekomen
“wanneer jonkvrouwe Clair getrouwet en de beslapen is”.
Tevens werd bepaald, dat de beide zusters van Clara, die in Rijnsburg en Noordwijk in het klooster zaten, jaarlijks resp. vijf en drie nobels zouden ontvangen uit de bezittingen van Clara in Lisse. Mochten haar zusters uittreden, dan zou die jaarlijkse toelage komen te vervallen. Wanneer Johan toch nog van het huwelijk wilde afzien, dan ging hem dat flink geld kosten, t.w. 3000 Franse schilden, 1000 voor Clara, 1000 voor de Pieterskerk in Leiden en 1000 voor de graaf van Holland.
Na de trouwplechtigheid gingen Clara en Johan in Huys Dever in Lisse wonen. Na haar huwelijk nam het bezit van Clara nog verder toe. In 1448 werd ze definitief eigenaresse van het Huis Rhenoij, omdat ze nu mondig was. In datzelfde jaar werd zij en haar man beleend met goederen in Spadeland en Ketelambacht (bij Schiedam).
Uit het huwelijk van Clara en Johan werd dochter Maria geboren. Maria trad later in het huwelijk met Adriaen van Matenesse, zoon van Wouter van Matenesse en Durf van Rhijn. In 1477 kwam Johan te overlijden. Clara was haar steun en toeverlaat kwijt. In 1481 stelde ze voor een periode van zes jaar haar schoonzoon Adriaen aan als rentmeester over haar goederen in Rhenoij. Adriaen en dochter Maria kregen een zoon, Johan. Toen deze Johan in het huwelijk trad, werden alle goederen die hij van zijn grootmoeder (Clara) zou erven nog eens expliciet vermeld. 

Karel de Stoute
Karel de Stoute


Op 14 januari 1485 hertrouwde Clara met de 20 jaar jongere bastaard Walraven van Brederode, die in 1442 in Utrecht geboren was. Ook Clara en Walraven sloten met elkaar een huwelijkscontract af, dat, gezien de belangen van Clara’s dochter Maria, mede ondertekend werd door haar schoonvader Wouter van Matenesse. Clara’s bezittingen zijn in 1474-1475 ook beschreven in het Valor Feodorum, een leenregister dat Karel de Stoute (1433-1477) liet opstellen en waarin de leenmannen en achterleenmannen in de graafschappen Holland en Zeeland staan vermeld alsmede de inkomsten uit de lenen.
Het huwelijk tussen Clara en Walraven van Brederode duurde ruim vijf jaar. Walraven had zich met zijn neef jonker Frans van Brederode (1465-1490), de voorman van de Hoeken, verschanst in Rotterdam. Toen de Kabeljauwen de stad aanvielen vertrokken Frans en Walraven en hun troepen naar het Zeeuwse Sluis en vandaar naar Goederede. Tijdens de daarop volgende zeeslag bij Brouwershaven werd Walraven, die ernstig ziek was, gevangen genomen. Frans raakte zwaar gewond. De Kabeljauwen brachten Walraven over naar Dordrecht, waar ze hem terecht stelden op 16 augustus 1490. Walraven, Heer van Vianen, was toen 48 jaar oud.
Clara hield er niet alleen van haar macht kenbaar te maken door haar bezit, ook op geestelijk gebied wilde ze graag laten zien wie het voor het zeggen had. Zo dwong ze Eewout Florisz, de pastoor van Lisse en Sassenheim mooie kerkelijke stukken over te brengen van de kerk van Sassenheim naar die van Lisse. Haar kerk moest en zou de mooiste kerk in de wijde omgeving zijn.
Ergens tussen 1500 en 1507 liet Clara haar testament opmaken. Clara kreeg daarbij van Johanna van Halewijn (1460-1529), door haar tweede huwelijk met Jan van Wassenaer  Vrouwe van Wassenaar geworden, toestemming te beschikken over de goederen van de familie Van Wassenaar

“als haer best believen ende goetduncken sal.”

Clara, die blijkbaar uitblonk in het beheer van goederen, moest voorkomen, dat de oudste kleinzoon van Johanna van Halewijn er met de hele erfenis vandoor ging.
Clara zelf is overleden in 1507, in ieder geval voor 7 oktober van dat jaar. Al haar bezittingen kwamen toen in handen van haar kleinzoon Johan van Matenesse, omdat diens moeder Maria van Duijvenvoorde, de dochter van Clara, al eerder was gestorven.

Tiel, 4 november 2018


Geen opmerkingen:

Een reactie posten