In bewaring
Clara van Haeften (geb. 1421)
moet een gewilde huwelijkspartner zijn geweest. Ze was door vererving zeer rijk,
ze was de enige erfgenaam, en een telg uit het machtige geslacht Van Haeften.
Hoe eerder ze aan een geschikte partner was uitgehuwelijkt des te beter, voor
haar eigen familie en voor de familie van haar aanstaande. Clara was de enige
erfgename van haar ouders Gijsbert van Haeften (ca. 1395-1445) en Clemeijnse
van Oisterwijck, omdat van haar drie zusters er een bij de verdeling van de
nalatenschap van haar ouders al overleden was en de twee anderen in het klooster
waren gegaan. Haar vader had van zijn grootvader van moeders kant, Reinier van
Dever (1345-1417), het Huys Dever in Lisse
“met vyf morgen
lants binnen den hiemwerf”
geërfd, omdat al diens kinderen al waren
gestorven.
Huys Dever in 1580
|
Reinier Dever, wiens achternaam
ook voorkomt als “d’Ever”, liet rond 1370, toen hij in het huwelijk trad met Janne
van Leyenburg uit Voorschoten, op de grond in Lisse, waar hij al woonde en waar
zijn grootvader vermoedelijk ook al woonde, een versterkte stenen woontoren
bouwen, een hoefijzervormig donjon. Reinier, die aanhanger was van de Hoeken,
had door de vele gevechtshandelingen, waaraan hij deel genomen had, grote
behoefte aan een veilige woonomgeving. Vermoedelijk had Graaf Willem V
(1330-1389) in zijn strijd met zijn moeder Margaretha van Beieren (1310-1356)
een vroegere woontoren van Reinier Dever al verwoest.
Tussen 1631 en 1634 werd aan de
woontoren een royaal voorhuis gebouwd. Tevens werd de gracht om het huis
verbreed. In de 18e eeuw raakte het huis, echter, in verval. In 1846
stortte een deel van het voorhuis in en in 1862 onderging het dak van de
woontoren hetzelfde lot. Pas na 1963 nam, op initiatief van de Lissese
historicus A.M. Hulkenberg (1915– 2003), de Stichting Vrienden van ’t Huys
Dever de restauratie ter hand.
Huys Dever
|
Clemeijnse van Oisterwijck bracht
bij haar huwelijk met Gijsbert van Haeften goederen in die van de Abdij in
Egmond waren geweest. Een grote erfenis wachtte op Clara. Het liep overigens
met vader Gijsbert niet goed af. Hij was gebeten door een dolle hond en werd
ook door deze ziekte aangetast. Zo’n bezetene werd als regel met stokken en knuppels
doodgeslagen, maar als hoger geborene kreeg Gijsbert een voorkeursbehandeling:
“Hij stierf jonck, gebeten van een dolle
hont en worde tussen twee bedden versmoort.”
Door de dood van haar vader in
1445 erfde de nog onmondige Clara het Huys Rhenoij, dat haar oom Otto van
Haeften voorlopig beheerde. Pas in 1481 beleende de stadhouder van de lenen in
het Hertogdom Gelre Clara officieel met het Huys Rhenoij. Na de dood van Clara
kwam het Huys Rhenoij in handen van haar kleinzoon Johan van Matenesse.
Johan van Duijvenvoorde, die in
1425 geboren werd, en zijn ouders Jan van Wassenaar van Duijvenvoorde
(1400-1462) en Maria van Vianen (geb. ca. 1400) vonden de nog zeer jonge en
onmondige Clara van Haeften een uitstekende huwelijkskandidaat voor Johan. Omdat
haar ouders al overleden waren, sloot Johan met de voogden van Clara, haar ooms
Dirck en Coen van Oisterwijck, een contract af, dat inhield, dat haar aanstaande
schoonvader Clara, zolang zij de huwbare leeftijd nog niet had bereikt, haar:
“in bewaarnisse
hebben ende nem, en sall tot sijns soons behoeff ende tot nyemant anders."
Voor dat “in bewaring” houden
moesten de voogden van Clara in de buidel tasten. Bovendien leverde de bewaring
de familie Van Duijvenvoorde meer politieke macht op en groter sociaal aanzien.
Ze hadden een jonge dame uit het machtige geslacht Van Haeften in bewaring.
Op 20 oktober 1445 trouwden Clara
van Haeften en Johan van Duijvenvoorde dan eindelijk met elkaar. Het behoeft
geen betoog, dat de trouwerij onder huwelijkse voorwaarden, die enige tijd
eerder waren overeengekomen, plaats vond. Die hielden in, dat de leengoederen
die Clara nog zou verkrijgen aan het bruidspaar zouden toekomen
“wanneer jonkvrouwe
Clair getrouwet en de beslapen is”.
Tevens werd bepaald, dat de beide
zusters van Clara, die in Rijnsburg en Noordwijk in het klooster zaten,
jaarlijks resp. vijf en drie nobels zouden ontvangen
uit de bezittingen van Clara in Lisse. Mochten haar zusters uittreden, dan zou
die jaarlijkse toelage komen te vervallen. Wanneer Johan toch nog van het
huwelijk wilde afzien, dan ging hem dat flink geld kosten, t.w. 3000 Franse
schilden, 1000 voor Clara, 1000 voor de Pieterskerk in Leiden en 1000 voor
de graaf van Holland.
Na de trouwplechtigheid gingen
Clara en Johan in Huys Dever in Lisse wonen. Na haar huwelijk nam het bezit van
Clara nog verder toe. In 1448 werd ze definitief eigenaresse van het Huis
Rhenoij, omdat ze nu mondig was. In datzelfde jaar werd zij en haar man beleend
met goederen in Spadeland en Ketelambacht (bij Schiedam).
Uit het huwelijk van Clara en
Johan werd dochter Maria geboren. Maria trad later in het huwelijk met Adriaen
van Matenesse, zoon van Wouter van Matenesse en Durf van Rhijn. In 1477 kwam
Johan te overlijden. Clara was haar steun en toeverlaat kwijt. In 1481 stelde
ze voor een periode van zes jaar haar schoonzoon Adriaen aan als rentmeester
over haar goederen in Rhenoij. Adriaen en dochter Maria kregen een zoon, Johan.
Toen deze Johan in het huwelijk trad, werden alle goederen die hij van zijn
grootmoeder (Clara) zou erven nog eens expliciet vermeld.
Karel de Stoute
|
Op 14 januari 1485 hertrouwde
Clara met de 20 jaar jongere bastaard Walraven van Brederode, die in 1442 in
Utrecht geboren was. Ook Clara en Walraven sloten met elkaar een
huwelijkscontract af, dat, gezien de belangen van Clara’s dochter Maria, mede
ondertekend werd door haar schoonvader Wouter van Matenesse. Clara’s
bezittingen zijn in 1474-1475 ook beschreven in het Valor Feodorum, een
leenregister dat Karel
de Stoute (1433-1477) liet opstellen en waarin de leenmannen en
achterleenmannen in de graafschappen Holland en Zeeland staan vermeld alsmede
de inkomsten uit de lenen.
Het huwelijk tussen Clara en
Walraven van Brederode duurde ruim vijf jaar. Walraven had zich met zijn neef
jonker Frans van Brederode (1465-1490), de voorman van de Hoeken, verschanst in
Rotterdam. Toen de Kabeljauwen de stad aanvielen vertrokken Frans en Walraven
en hun troepen naar het Zeeuwse Sluis en vandaar naar Goederede. Tijdens de daarop
volgende zeeslag bij Brouwershaven
werd Walraven, die ernstig ziek was, gevangen genomen. Frans raakte zwaar
gewond. De Kabeljauwen brachten Walraven over naar Dordrecht, waar ze hem terecht
stelden op 16 augustus 1490. Walraven, Heer van Vianen, was toen 48 jaar oud.
Clara hield er niet alleen van
haar macht kenbaar te maken door haar bezit, ook op geestelijk gebied wilde ze
graag laten zien wie het voor het zeggen had. Zo dwong ze Eewout Florisz, de
pastoor van Lisse en Sassenheim mooie kerkelijke stukken over te brengen van de
kerk van Sassenheim naar die van Lisse. Haar kerk moest en zou de mooiste kerk
in de wijde omgeving zijn.
Ergens tussen 1500 en 1507 liet
Clara haar testament opmaken. Clara kreeg daarbij van Johanna van Halewijn
(1460-1529), door haar tweede huwelijk met Jan van Wassenaer Vrouwe van Wassenaar geworden, toestemming te
beschikken over de goederen van de familie Van Wassenaar
“als haer best
believen ende goetduncken sal.”
Clara, die blijkbaar uitblonk in
het beheer van goederen, moest voorkomen, dat de oudste kleinzoon van Johanna
van Halewijn er met de hele erfenis vandoor ging.
Clara zelf is overleden in 1507, in ieder geval voor 7
oktober van dat jaar. Al haar bezittingen kwamen toen in handen van haar
kleinzoon Johan van Matenesse, omdat diens moeder Maria van Duijvenvoorde, de
dochter van Clara, al eerder was gestorven.
Tiel, 4 november 2018
Geen opmerkingen:
Een reactie posten