Familiefoto's

Familiefoto's
Familiefoto's

woensdag 28 november 2018

Genealogisch blog 333


Dagboek

Op 6 en 7 juni 1943 vonden vanuit concentratiekamp ’s Hertogenbosch (Vught) de beruchte kindertransporten plaats. Op 6 juni moesten alle kinderen van nul tot en met drie jaar met hun ouders op transport naar Westerbork. De volgende dag volgden de kinderen van vier tot en met zestien jaar. Op 8 juni kreeg het kindertransport vanuit Westerbork een vervolg. In 46 wagons vertrokken die dag meer dan 3000 personen naar de gaskamers van Sobibor, onder hen waren 613 mannen, 1350 vrouwen en 1051 kinderen tot en met zestien jaar. Onder de kinderen bevonden zich 119 kleuters, 123 peuters en 55 baby’s.
De kinderen moesten volgens de Duitsers weg uit concentratiekamp Vught, omdat het kindergedeelte van het kamp overvol was geraakt door de vele razzia’s die de Duitsers uitvoerden. Het was in Vught gebruikelijk, dat de kinderen van hun ouders werden gescheiden en ondergebracht werden in een apart gedeelte van het kamp. Daar de kinderen hun ouders niet of weinig zagen, werden ze moeilijk hanteerbaar en vooral onder de kleine kinderen braken vaak besmettelijke ziekten uit. Omdat de kinderen niet werkten, moesten ze “opgeruimd” worden, zo was besloten. Al op 22 mei 1943 waren 300 kinderen op transport gezet.

Aankondiging van het kindertransport
Aankondiging van het kindertransport

Over het vertrek van de kinderen uit Vught heeft Klaartje Walvisch in haar dagboek op aangrijpende wijze verslag gedaan. Klaartje Walvisch is geboren in Amsterdam op 6 februari 1911. Zij was de negende van de elf kinderen van Barend Walvisch en Mietje Breemer. Klaartje was werkzaam als mantelnaaister. Ze was 23 jaar oud, toen ze in 1934 trouwde met de magazijn chef Joseph de Zwarte, die op 2 augustus 1911 was geboren. Het stel betrok eerst een woning aan Oudeschans en verhuisde in 1941 naar de Tweede Oosterparkstraat 245 huis. Klaartje en Joseph hebben geen kinderen gekregen.
Bij het begin van de deportaties van Joden weigerden Klaartje en Joseph zich vrijwillig te melden, maar onderduiken deden ze niet. Op 22 maart 1943 werden Klaartje en haar man daarom uit hun huis gehaald door twee man van de Colonne Heinicke. Op die dag is Klaartje begonnen met het schrijven van een dagboek, waarin ze vertelde, dat een van de mannen die haar kwamen ophalen, na het huis doorzocht te hebben, op de piano begon te spelen. Klaartje en Joseph, die inmiddels thuis was gekomen, werden afgevoerd naar de Zentralstelle für Jüdische Auswanderung aan de Euterpestraat in Amsterdam. Na een nacht in de Zentralstelle werden ze overgebracht naar de Hollandsche Schouwburg aan de Plantage Middenlaan.

Hollandsche Schouwburg
Hollandsche Schouwburg

In de Hollandsche Schouwburg verbleven Klaartje en Joseph twaalf verschrikkelijke dagen, voordat ze op transport gingen naar Vught. Klaartje schreef daarover in haar dagboek:

“De uittocht vanuit de schouwburg was zo afschrikwekkend, dat ik een rilling van afschuw door me heen voelde gaan. We moesten de zaal verlaten en in de hal gekomen, stond daar een haag van groene politie die we moesten passeren. Buiten was het donker en ook daar stonden onze beschermers in twee rijen opgesteld vanaf de schouwburg tot aan de tram. We werden als het ware de tram ingeschopt, onder geschreeuw van de SS. Voor het CS werden we allen in vier rijen opgesteld en mochten we nog een poos in de kou wachten voordat we naar binnen konden gaan. Dit alles in de nacht, terwijl we gepakt en gezakt stonden met bagage. Het was een ware uittocht. Heen en weer gedraaf van de SS en eindelijk konden we de hal betreden en kregen we toegang tot het perron en de treinen. Een rit van anderhalf uur, en in stikdonker arriveerden we in Vught. Kinderen werden op autobussen gezet, maar wij groteren moesten lopen naar het kamp. Een tocht van vijf kwartier. Als mieren sleepten we ons voort over de weg, half bezwijkend onder de last van zware bagage.”

Klaartje beschreef op een kladblok en in drie schoolschriften wat ze tussen 22 maart en 4 juli 1943 meemaakte. In woedende woorden schreef ze over het enorme onrecht dat de Joden werd aangedaan:

“Dit was beschaving. Dit was cultuur. Dit was het nieuwe Europa.”

Klaartje was bang, dat haar dagboek ontdekt zou worden. Daarom schreef ze volkomen anoniem, namen noemde ze niet. Ze bewaarde haar dagboek in de voering van haar jas .In de hoop, dat haar dagboek ooit de buitenwereld zou bereiken, gaf ze vlak voor haar eigen deportatie naar Polen het dagboek in bewaring bij haar zwager Salomon de Zwarte (1909-1995), die ook in Vught zat, maar de oorlog heeft overleeft.

Klaartje Walvisch
Klaartje Walvisch

Klaartje had een zwakke gezondheid, door chronische kramp in haar slokdarm kon ze nauwelijks eten. In Kamp Vught doorstond ze toch de ontluizing, kou, helse appels en de erbarmelijke omstandigheden in de overvolle barakken. Ze leed erg onder het gemis van haar man, die op de Moerdijk moest werken.
Op 8 juni 1943 beschreef Klaartje in haar dagboek de kindertransporten:

“Er is weer heel wat gebeurd de laatste twee dagen. Het is bijna niet meer te bevatten. Er is zoveel leed dat de mensen niet meer kunnen huilen. Op de tafels stonden reismandjes waarin zich baby’s bevonden. Hele kleine peutertjes. Wat waren ze snoezig deze kleintjes. Het was maar goed dat ze geen besef hadden van wat er om hen heen gebeurde. Met de moeders had ik diep medelijden. Een vrouwtje vertrok, dat ongeveer tien dagen geleden een kindje had gekregen. Haar man was reeds lang in Polen. Dan ging de vrouw weg wier man enige dagen geleden gestorven was. Is het overdreven als ik beweer dat alles wat ik hier schrijf de werkelijkheid nog lang niet nabij komt? Alleen zij die het leed persoonlijk meegemaakt hebben, zij zullen het begrijpen. En zij die het niet meegemaakt hebben en dit eens zullen lezen, zij moeten het begrijpen. Zij moeten weten van het grote leed dat ons is aangedaan. Leed dat nooit meer uit te wissen is. Leed dat haar stempel heeft gedrukt op het jodendom. Leed dat onnodig veroorzaakt is. Leed waar we allen machteloos tegenover stonden. Leed dat ons moedwillig is aangedaan. Aan het hek dat het mannen- en vrouwenkamp scheidt, stond de SS met een grote politiehond. Daarbij stonden twee leidsters. Wie zou het gewaagd hebben daar doorheen te dringen? De eerste vertrekkenden maakten aanstalten. Wij mochten mee tot aan het hek om de bagage te helpen dragen. Ik zag kennissen waarvan ik helemaal geen idee had dat zij ook weggingen, maar verbazen deed ik me nergens meer over. Ik had genoeg geleerd. Bij het hek speelden zich weer tonelen af van familieleden die afscheid van elkaar namen. Buiten het hek stonden zij die ons dit aandeden hartelijk te lachen. Lachen om het grote diepe leed dat met woorden niet meer was uit te drukken. Zoals men weleens willekeurig een stukje papier versnippert, zo werden harten en zielen verscheurd en uit elkaar gerukt. Alles ging aan flarden. Alles werd vertrapt. Elk hartje, onverschillig of het klein of groot was, werd vertrapt. […]

Zondagmiddag om ongeveer vier uur nam het tweede transport een aanvang. Ik ging weer even naar het kinderkamp om afscheid van mijn vriendin te nemen. Zij ging mee met het tweede transport. Ze was werkelijk heel flink bij het afscheid nemen, maar geluid kon ze haast niet geven. De zenuwen hadden haar keel dichtgeknepen. In de eetzaal was het een chaos, zoals ik nog zelden heb meegemaakt. Stapels en stapels kindergoed op tafel. Huilende kindertjes die van angst geen raad wisten. Een kindje van een jaar of vier keek me met een paar grote angstige ogen aan. Haar moeder zag ik niet. Ze stond alleen in een hoekje gedrukt. Ik gaf haar een stukje brood, dat ze me uit de handen graaide en ze beloonde me met een lachje. Arme kindertjes, wat werd er met hen gebald.”

Het dagboek van Klaartje Walvisch eindigde op 4 juli, toen ze zelf vanuit Vught naar Westerbork op transport ging. In Vught werd ze door haar zwager Salomon de Zwarte naar de trein gebracht. Op 13 juli 1943 werd Klaartje met het 18e en voorlaatste transport afgevoerd naar Sobibor, waar ze drie dagen later werd vermoord .Haar man Joseph de Zwarte overleefde de oorlog ook niet. Hij is op 31 maart 1944 ergens in Europa gestorven.

Gedenksteen aan de kindertransporten
Gedenksteen aan de kindertransporten

Tot 2008 was het dagboek van Klaartje Walvisch niet bekend en lag het in het depot van het Joods Historisch Museum van Amsterdam als het dagboek van een onbekende vrouw. De onderzoekers die het dagboek vonden, waren er direct van overtuigd, dat het een unieke en authentieke beschrijving van concentratiekamp Vught. De vraag was, echter, wie is de schrijver van deze indringende geschiedenis over de Holocaust?

Het boek Alles ging aan flarden
Het boek Alles ging aan flarden

Pas toen het onderzoek begon voor de Tv-serie “De oorlog”, nam ook het onderzoek naar de identiteit van de schrijfster een aanvang. Door de weinige beschikbare gegevens te combinereen en met behulp van het Digitaal Joodsmonument kon men vast stellen, dat Klaartje Walvisch de schrijfster is geweest van het dagboek. Het was de dochter van Salomon de Zwarte die het dagboek uit de nalatenschap van haar vader aan het Joods Historisch Museum ter beschikking had gesteld. Het dagboek van Klaartje Walvisch is in 2009 uitgegeven door uitgeverij Balans met de titel “Alles ging aan flarden”.

Tiel, 28 november 2018

Meer weten?

Lees: De deportaties uit Nederland 1940-1945, Portretten uit de archieven, door Guus Luijters, Raymund Schütz en Marten Jongman, Nieuw Amsterdam

 




1 opmerking:

  1. Dag Paul,
    Ik heb een aanvulling op het dagboek van Klaartje de Zwarte-Walvisch. Een foto van haar (+ echtgenoot) staat in het boek van Arjeh Kalmann, Leef gelukkig (2016), zij ging wonen in het huis van de familie Cohen toen zij onderdoken (Tweede Oosterparkstraat). Ik vermoed ook een verband met William Arnold Egger, wiens echtgenote Engelina Jas een schoonzus Sara Walvisch-Tas had. Met meer inzicht in de familie Walvisch is dit misschien uit te vinden. Dit interessante familie-oorlogsverhaal is beschreven door Wim Egger, Surinaamse rug, Joodse buik (2009).
    Met vriendelijke groet,
    a Baars

    BeantwoordenVerwijderen