Hoeveel kan een mens hebben?
Ik heb in mijn Genealogisch blogs
de nodige aandacht besteed aan slachtoffers van de Holocaust uit de families,
waarvan ik de stambomen heb uitgezocht. Verreweg de meesten van hen zijn op
gruwelijke wijze vermoord door de Nazi’s. Slechts een enkeling overleefde de
verschrikkingen van de concentratiekampen. Tijdens mijn onderzoeken heb ik me
vaak afgevraagd waarom een enkeling slechts overleefde?. Waren die overlevenden
fysiek buitengewoon sterk? Hadden ze een oersterke drang om in leven te
blijven? Waren ze zo slim, dat de Nazi’s geen enkele vat op hen hadden? Of
hadden ze gewoon mazzel? Mogelijk is het antwoord te vinden in het boek “Is dit
een mens” van de Italiaanse schrijver Primo Levi, waarin hij beschrijft hoe hij
Auschwitz overleefde en zich over onderdrukten en onderdrukkers voortdurend
afvraagt: is dit een mens?
Het antwoord op die vragen heb ik
niet. Niemand zal die hebben! Ik weet alleen, dat er (nog) overlevenden zijn,
die met geen woord willen spreken over wat ze in de kampen hebben meegemaakt.
Hun verdriet is te groot, te groot is de schaamte waarmee zij als gedwongen
machteloze toeschouwer moesten toekijken bij vernedering en mishandeling. Maar
er zijn ook nog overlevenden, die hun geschiedenissen van de daken zouden willen
schreeuwen of die hun ervaringen in de kampen hebben opgeschreven als waarschuwing
voor ons allen, dat zoiets nooit, maar dan ook nooit meer mag gebeuren. De
ontkenning van de Holocaust steekt te vaak de kop op.
Voor één van die overlevenden wil
ik met dit Genealogische blog een monument oprichten om door zijn verhaal
duidelijk te maken hoever de mensheid kan wegzinken wanneer we niet goed letten
op kwaadwillende figuren als Adolf Hitler c.s. Dit wordt het welverdiende monument
voor Raphaël Walvis.
Raphaël Walvis
|
Raphaël Walvis was het tweede kind van Levie
Walvis (geb. 1900) en Alida Ensel (geb. 1901). Hij had een oudere zus, Sara
(geb. 1924), en een jongere zus, Salina (geb, 1934). Het gezin Walvis woonde in
de Nieuwe Uilenburgerstraat in Amsterdam. Vader Levie verdiende de kost als
perser bij een confectiebedrijf. Dochter Sara werkte als stikster in de confectie.
Salina werkte bij Hollandia-Kattenburg
Voor de Tweede Wereldoorlog was
zoon Raphaël, die vernoemd was naar zijn grootvader van moederszijde,
slotenmaker. Zowel de ouders van Raphaël als zijn jongere zusje Salina kwamen
om in Sobibor in 1943. Zus Sara werd in Auschwitz vergast. Uitgerekend is dat
zo’n 200 naaste familieleden van Raphaël in de concentratiekampen de dood
vonden. Raphaël, die klein van stuk was, en een verre neef en nicht waren de
enige overlevenden. Raphaël bleef op bijzondere wijzen in leven.
Concentratiekamp
Herzogenbusch (Vught)
|
De Nazi’s arresteerden de
17-jarige Raphaël in Amsterdam op 28 november 1942 en brachten hem nog dezelfde
dag over naar Westerbork. Daar verbleef hij tot 20 februari 1943, toen hij
overgebracht werd naar Concentratiekamp Vught.
Na een verblijf van drie maanden
in Vught kreeg Raphaël op 21 mei 1943 een plaats toegewezen in het
Buitencommando Moerdijk. Daar moesten vanaf maart 1943 zo’n 500-1000 Joden,
bewaakt door SS’ers met honden, tankgrachten graven. De gevangenen moesten de
afgegraven grond in kruiwagen in looppas afvoeren. Ging dat naar het oordeel
van commandant Hauptscharführer
Friedrich Meyerhoff of andere SS’ers niet snel genoeg, dan volgden
onvermijdelijk stokslagen. Het lukte Raphaël het hulpje van de kampcommandant
te worden. Daardoor werd hij goed behandeld en kreeg hij voldoende te eten.
Boek over kamp
Moerdijk
|
Na een kleine vier maanden werd
Raphaël voor een dag weer teruggestuurd naar Vught, want op 17 september 1943
werd hij voor de tweede keer op transport gesteld naar Westerbork. Dit maal
duurde zijn verblijf in Westerbork ruim vier maanden. Op 25 januari 1944 werd
hij op transport gesteld naar Auschwitz-Birkenau. Twee dagen later begon zijn
dwangarbeid in Monowitz,
een subkamp van Auschwitz en ook wel Auschwitz III genoemd, waar de gevangenen
moesten werken in de fabrieken van IG Farben
en Krupp
Stahl.
Luchtopname van het
bombardement op Monowitz
|
Raphaël werd regelmatig ingedeeld
bij de zwaarste Arbeitskommando’s, maar Nederlandse medegevangenen verlichtten
vaak zijn werkzaamheden, alsof ze wilden, dat hij zou overleven om later te
kunnen getuigen. Op 13 september 1944, de 18e verjaardag van
Raphaël, voerden geallieerde B-24 bommenwerpers een zwaar bombardement uit op
Monowitz. Het gebouw waar Raphaël op dat moment aanwezig was werd zwaar
getroffen, maar Raphaël overleefde zonder kleerscheuren.
Vlak voor de bevrijding van
Auschwitz, op 27 januari 1945 door de Russische troepen, werden op 17 en 18
januari nog 60.000 gevangenen, onder wie Raphaël, door de Nazi’s “geëvacueerd”
naar kampen dieper in het Derde Rijk met de bedoeling de bewijzen van de massamoord
te laten verdwijnen. Eerst moesten de gevangenen in de bittere kou 60 km. lopen
naar Loslau. Daarbij kwamen 15.000 mensen om het leven of werden door de
Duitsers neergeschoten, omdat ze volkomen uitgeput waren en niet verder konden.
In Loslau ging het per trein verder. Raphaël werd in goederenwagons “geëvacueerd”
naar concentratiekamp
Buchenwald in de buurt van Weimar, waar hij op 26 januari aankwam.
Gevangenen in
Buchenwald na de bevrijding
|
Van Buchenwald stuurden de SS’ers
Raphaël op 15 februari 1945 voor dwangarbeid door naar Holzminden. Daarna kwam
hij terecht in Arbeitskommando Steinbruch en van 3 maart tot 4 april in het
Arbeitskommando Hecht. Op 5 of 6 april 1945 was hij weer terug in Buchenwald.
Daar kreeg hij van Russische krijgsgevangenen herhaaldelijk een extra kom soep
aangereikt door het hek. Nog voor de bevrijding door de Amerikanen van
concentratiekamp Buchenwald op 11 april 1945, was voor Raphaël al een volgende
”evacuatie” gaande.
Eerst moesten Raphaël en zijn
medegevangenen te voet naar Weimar. Tijdens die tocht kwamen weer veel
gevangenen van uitputting om het leven. Vanuit Weimar ging het in goederenwagons
van de Duitse spoorwegen naar Dachau, de zgn Dodentrein. De reis van Buchenwald
naar Dachau duurde 21 dagen, zonder eten of drinken. Meer dood dan levend kwam
Raphaël op 28 april in Dachau aan.
Dodentrein naar Dachau
|
In Dachau kreeg Raphaël geen
kampnummer, het laatste nummer was op 26 april aan een gevangene uitgedeeld. De
chaos in Dachau was groot, de Amerikanen konden het kamp elk moment bevrijden.
Dat gebeurde, daags nadat Raphaël er aangekomen was, op 29 april 1945. Bij hun
aankomst in Dachau vonden de Amerikanen de dodentrein uit Buchenwald, waarin
ook Raphaël had gezeten. In de trein vonden de Amerikanen 2000 lijken en bij
het crematorium van het kamp troffen zijn nog eens 3000 lijken aan.
Raphaël, die nu werkelijk
helemaal aan het einde van zijn krachten was, werd de eerste dagen na de
bevrijding met suikerklontjes in leven gehouden. Toen hij voldoende hersteld
was en de oorlog definitief beëindigd was, aanvaardde hij de reis naar huis. Op
6 april 1949 trad hij in het huwelijk met de 25-jarige, van oorsprong Duitse
Thea Weyl, dochter van Willy Weyl en Gertrud Loewenstein. Het echtpaar kreeg
twee zonen, resp. in 1952 en in 1954.
Het gezin Walvis emigreerde op 5
december 1957 naar Sao Paulo in Brazilië. Daar begon Raphaël samen met een
compagnon een couturierbedrijf. In 1964 gingen Raphaël en Thea uit elkaar, hun
scheiding werd op 3 november van dat jaar in Amsterdam geregistreerd. Thea
overleed in 1993, ze was toen 69 jaar oud. Raphaël stierf in Sao Paulo op 15 mei
2009 in de leeftijd van 82 jaar.
Tiel, 21 mei 2018
Bedankt dat je dit hebt geschreven over mijn grootvader. Een man die zoveel heeft meegemaakt maar nog steeds de meest zorgzame en liefhebbende man was die ik ooit heb gekend. Hij was mijn idool, mijn held. Ik mis hem elke dag.
BeantwoordenVerwijderenIk was zijn eerste kleinkind vanaf het moment dat hij ontdekte dat mijn moeder en vader me de connectie begonnen te hebben. Hij hield meer van mij dan al het andere in deze wereld en omgekeerd. Als je zelf een monument voor hem wilt maken, of mijn moeder (Renee Walvis Taylor zijn dochter) zou er graag zijn.
Met vriendelijke groet,
Natalie Walvis Taylor, USA