Twee broers x twee zussen (1)
Dit wordt, in twee delen, het
verhaal van de broers Jacob en Johan van Haeften en de zussen Johanna Cornelia
en Adriana Aletta Storm van ’s Gravensande. De familie Van Haeften is de trouwe
lezer van mijn blog bekend, Tot aan de Franse tijd was de hele familie van adel
en sinds 1840 voor een deel weer.
De familie Storm van ’s
Gravensande ontstond in de 15e eeuw in het Zuid-Hollandse dorp ’s
Gravenzande. Sinds de 16e eeuw voeren leden van de familie de
achternaam Storm van ’s Gravensande. Bij Koninklijk Besluit van 7 juni 1831
werd de familie in de adel verheven. In deze eerste aflevering van de twee
blogs staan Jacob van Haeften en Johanna Cornelia Storm van ’s Gravensande
centraal, domweg omdat Jacob de oudste van de twee broers was.
Jacob werd op 14 oktober 1709 in
Batavia (Ned-Indiƫ) geboren. Drie dagen later werd hij in de Hervormde Gemeente
van Batavia gedoopt, daarbij waren Cornelis Castelein en Catharina Lurelius
getuigen. De ouders van Jacob waren Nicolaas van Haeften en Sara Pedel. Vader
Nicolaas was rond 1706 vanuit Utrecht naar Batavia vertrokken om daar zijn
geluk te beproeven net als enkele andere familieleden. Hij oefende daar
aanvankelijk de functie van notaris uit. In hetzelfde jaar als zijn aankomst,
trouwde hij met Sara Pedel, die al geruime tijd in Batavia woonde. In 1707 kwam
hun eerste kind ter wereld zoon Nicolaas, over wie ik vertelde in Genealogisch
blog 270.
Jacobus van Haeften |
Onze Jacob was de tweede zoon van
Nicolaas en Sara Pedel. Het zal Jacob in zijn jonge jaren in Batavia aan niets
ontbroken hebben. In 1718, hij was toen negen jaar oud, keerde Jacob met zijn oudere
broer Nicolaas terug uit Ned.-Indiƫ om verder te leren en te studeren. In 1731
sloot hij zijn studie rechten in Utrecht af. Op 27 juli 1731 behaalde hij de
graad van Meester in de Rechten op het proefschrift “Disputatio juridica
inauguralis de servitutibus praediorum urbvanorum. Zijn promotor was prof. J.
Voorda. Overigens werd de dissertatie van Jacob als gemiddeld
beoordeeld.
Ik neem aan, dat Jacob tijdens
zijn studie kennis heeft gekregen aan Johanna Cornelia Storm van ’s
Gravensande, die op 7 juli 1714 in Utrecht werd geboren als dochter van Pieter
Storm van ’s Gravensande en Ernestine HenriĆ«tte van Bronckhorst. In 1732 ging
Jacob “even” op en neer naar Batavia om aan zijn ouders toestemming te vragen
voor zijn voorgenomen huwelijk met Johanna Cornelia.
Johanna Cornelia Storm van 's Gravensande
|
De ouders van Jacob zullen, omdat
Johanna Cornelia een goede partij was, vlot ingestemd hebben met zijn
voorgenomen huwelijk, want, nadat hij was teruggekeerd uit Batavia, trad Jacob
in het huwelijk met Johanna Cornelia in Utrecht op 26 juli 1733. Drie dagen
eerder waren zij op het Utrechtse stadhuis in ondertrouw gegaan. De kerkelijke
inzegening van hun huwelijk vond plaats in de Domkerk op 9 augustus 1733.
Jacob was uit Batavia
teruggekomen in de functie van fiscaal van de vloot. Daarvoor werd hij betaald
door de VOC. Echter, de VOC liet de personen aan wie zij nog geld moest betalen
heel vaak heel lang op hun centen wachten. Zo ook Jacob. Die nam daarom in juli
1733 Cornelis Mook in de arm om voor hem de fl. 7948,-, die hij nog tegoed had
van de VOC, te innen. Ook in de jaren 1756-1758, toen hij zelf weer in Indiƫ
woonde, gaf Jacob zijn zaakwaarnemers in Utrecht opdrachten achterstallige
soldij bij de VOC te innen.
Jacob was inmiddels in Utrecht werkzaam
als advocaat. Het paar vestigde zich aan de Springweg nr. 10. In dat pand is
tegenwoordig een kledingzaak gevestigd. Daar werden hun eerste kinderen
geboren: dochter Sara Clasina op 24 augustus 1735 en zoon Adriaan op 13
september 1736. Adriaan werd gedoopt op 16 december in de Domkerk. Helaas
leefde dochter Sara Clasina niet lang, zij overleed al na drie maanden
In september 1733 stelden de
burgemeesters en de vroedschap van Utrecht Jacob aan als secretaris van de
Momboirkamer (Weeskamer) van de stad. Hij heeft die functie uitgeoefend tot
april 1750. In die tijd heeft Jacob een paar keer de belangen van weeskinderen behartigd
bij de afhandeling van de nalatenschap van hun vader.
Naast zijn reguliere werk zette
Jacob de familietraditie voort om te handelen in onroerend goed en waarde
papieren. Om zijn “handeltjes” te bekostigen had hij voor de financiering
daarvan regelmatig zelf geld nodig. Zo
leende hij in 1736 van de Amsterdamse koopman Jan Springwijk fl. 5000,-. Een
paar jaar later leende hij fl. 1000,- van Geertruyd Herenkarspel.
Voor zover bekend, leenden Jacob
en Johanna Cornelia in de begin jaren van hun huwelijk een paar keer geld uit
aan anderen en verkochten ze enkele obligaties. Maar de meeste tijd spendeerde
Jacob tot januari 1750 aan de koop, verkoop en verhuur van huizen aan de
Springweg. Vaak kocht Jacob huizen om die na enige tijd publiekelijk weer te
verkopen tegen het hoogste bod en, uiteraard, een flinke winst voor hemzelf. In
een enkele geval liet hij bij zijn verkopen van huizen de bepaling opnemen, dat
de huurder ook na de koop in het huis mocht blijven wonen.
Jacob was niet alleen actief op
de huizenmarkt in en rond de Springweg, na 1747 verlegde hij zijn werkterrein
naar huizen rond het stadhuis. Je zou Jacob met recht een huisjesmelker kunnen
noemen.
Steenweg in Utrecht
|
Met zijn gezin verhuisde Jacob in
1741 van de Springweg naar de Steenweg. Met zijn buurman Nicolaas ’t Lam
bereikte hij in dat jaar overeenstemming over aan te brengen veranderingen in
de muren van hun huizen. In 1750 verkocht Jacob zijn laatste huis aan de
Springweg aan Adriaan Storm van ’s Gravensande.
Het beviel Jacob kennelijk niet
langer in de koude Nederlanden. Hij verlangde in hoge mate terug naar Indiƫ.
Met echtgenote Johanna Cornelia had hij afgesproken in de loop van 1750 terug
te gaan naar Batavia. Maar voordat het zover was, moest hij nog enkele
verplichtingen vervullen. Eind maart benoemde Henrick Ruysch hem tot voogd over
zijn minderjarige kinderen. Kort voor zijn vertrek naar Indiƫ werd hij de
zaakwaarnemer van Adriana Aletta Storm van ’s Gravensande, de vrouw van zijn
reeds overleden broer Johan.
Maar in april 1750 was het dan
eindelijk zo ver. Jacob legde zijn functie als secretaris van de Momboirkamer
neer en met vrouw en kind vertrok hij op 5 april naar Amsterdam. Vijf dagen
later reisde het gezelschap door naar Texel. Op 21 april zeilden Jacob en zijn
gezin weg uit Texel aan boord van het VOC-schip Langewijk, dat in 1745 in
Enkhuizen gebouwd was en waarvan Wouter Abraham Brake de kapitein was. Jacob
was aan boord in de kwaliteit van koopman en advocaat van de VOC. De Langewijk
rondde Kaap de Goede Hoop in de periode van 3 augustus tot 4 september 1750. En
op 23 december 1750 bereikte het schip Batavia.
Batavia in 1780
|
Jacobus zette in Batavia zijn
dienstverband met de VOC voort als opperkoopman .De opperkoopman was in de
haven van Batavia verantwoordelijk voor de lading die de schepen van de VOC
naar de Nederlanden moesten transporteren. Binnen de VOC was opperkoopman een
zeer hoge functie. Zoon Adriaan werkte aanvankelijk als buitengewoon klerk bij
de VOC, maar al gauw (1752) werd hij onderkoopman. Jacob had van de weduwe van
Johannes Vos uit Utrecht de opdracht meegekregen toezicht te houden op de
goederen en wijnen van haar zoon
In Indiƫ kregen Jacobus en
Johanna Cornelia nog twee kinderen, twee zonen, die echter beiden resp. twee en
vier maanden na hun geboorte overleden. Zoon Adriaan keerde in 1766 de VOC de
rug toe en werd secretaris en pandbewaarder bij de Bank van Lening en de Bank
Courant in Batavia. In 1774 trad Adriaan als koopman weer in dienst van de VOC.
Hij trad drie keer in het huwelijk. Van zijn eerste en derde vrouw scheidde hij
en zijn tweede vrouw overleed na 12 jaar met hem getrouwd te zijn geweest.
Johanna Cornelia Storm van ‘s
Gravensande overleed in Batavia op 12 juli 1763. Zij was toen 49 jaar oud. De
volgende dag al werd zij begraven. Jacobus van Haeften overleed door verlies
van krachten op 7 maart 1772 na een lang ziekbed. ’s Anderendaags werd hij
begraven.
Tiel, 23 januari 2019
Geen opmerkingen:
Een reactie posten