Jan Rapsteel
Ik heb al vaker verteld, dat
genealogie nooit klaar is, dat je soms denkt alles van een persoon te weten en
dat je kort daarna nieuwe informatie over die persoon vindt. Dat is me al
verschillende keren overkomen. Zo ook deze week nog, toen ik bezig was met het
Genealogisch blog 307 over de monniken in de familie van Haeften. Zoekende naar
mogelijk aanvullende informatie over de monniken, kwam ik zo maar bij ene Jan
Rapsteel terecht. Wie was nou Jan Rapsteel? zult u vragen. Een wat duistere
naam. Behoort die wel tot een van de families, waarvan jij de stambomen
uitpluist? Ja zeker wel!
Ik kwam Jan Rapsteel tegen in het
boek van de Arrondissementsrechtbank van Amsterdam met de gewezen vonnissen uit
1853. Dit boek is on line te raadplegen bij het Noord Hollands Archief in
Haarlem.
Jan Rapsteel was de bijnaam van
Johan van Haeften, die leefde van 1808 tot 1865. Dat Johan het niet nauw nam
met het mijn en dijn heb ik in Genealogisch
blog 116 uitvoerig beschreven. Om zijn gezin te kunnen onderhouden
bewandelde Johan regelmatig het pad van de kleine criminaliteit. Zowel de
gevangenis als Veenhuizen kende hij van binnen. Ik schreef toen:
“Na zijn ontslag uit Veenhuizen in 1847
horen we lange tijd niets meer van Johan totdat hij werd opgenomen in het
Binnengasthuis in Amsterdam op 22 januari 1859. Uit het inschrijvingsregister
weten we, dat hij toen de kost verdiende als sjouwer in de haven, niet meer tot
een kerkgenootschap behoorde en inmiddels woonde op het adres Anjeliersstraat
370.”
Het is inmiddels niet waar
gebleken, dat we na zijn ontslag uit Veenhuizen niets meer van Johan vernomen hebben
totdat hij in 1859 in het Binnengasthuis werd opgenomen.
Anjelierstraat,
Jordaan, Amsterdam
|
Johan’s handen bleven ook na
Veenhuizen los zitten en het pad der kleine criminaliteit had wel een hele
grote aantrekkingskracht op hem. Op 4 augustus 1853 veroordeelden mr. A. Backer
jr., de vice president van de Derde Kamer van de Amsterdamse Arrondissementsrechtbank,
en de rechters C. Dronsberg en B.J. Ploos van Amstel op basis van art. 52 van
het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 207 en 227 van het Wetboek van
Strafvordering Johan van Haeften alias Jan Rapsteel tot een gevangenzetting van
een jaar, betaling van de proceskosten, die invorderbaar waren bij lijfsdwang,
en teruggave van de gestolen goederen aan de rechtmatige eigenaar. De openbare
aanklager had in zijn requisitoir een gevangenisstraf van 18 maanden geëist.
Vonnis uit 1853
tegen Johan van Haeften
|
De rechters verklaarden, dat
wettig en overtuigend bewezen was, dat Johan zich schuldig had gemaakt aan
“enkele diefstal”. Dat de rechters de 45-jarige Johan in hun vonnis ook met
zijn alias noemden zal alleszins te maken hebben met zijn losse handjes. Johan
was voor de rechters geen onbekende. Mogelijk vandaar ook een lagere straf dan
geëist. Zijn bekentenis zal daartoe ook bijgedragen hebben.
Waarvan werd Johan alias Jan Rapsteel beschuldigd,
dat de rechters besloten hem een jaar te laten brommen? Hij had op 27 juli 1853
een rol met daarop ongeveer 60 oude ellen Osnabrücks linnen gestolen van de
eerste getuige en dat voor fl. 2,10 beleend bij de tweede getuige. De beide
getuigen verklaarden onder ede, dat het zo was geschied. Van ruw Osnabrücks
linnen werden kleren gemaakt voor soldaten. Veel Osnabrücks linnen werd
uitgevoerd naar West Indië om er kleren van slaven van te maken.
Johan was weer voor een jaar van
de straat en in dat jaar werd er niets meer van hem vernomen. En, genealogen,
denkt eraan er is altijd nog meer informatie te vinden. De vraag is alleen:
waar?
Tiel, 4 augustus 2018
Geen opmerkingen:
Een reactie posten