Monniken
Na in mijn vorige
Genealogisch blog uitvoerig geschreven te hebben over de nonnen in de
familie Van Haeften, kan een blog over de monniken in de familie natuurlijk
niet achterblijven. Leverde de familie 24 nonnen, het aantal monniken bedroeg
slechts zes. Dat er zo weinig mannen in de familie het klooster in gingen, heb
ik eigenlijk al in het vorige blog verklaard. De mannen waren nodig om het
geslacht in stand te houden, ze moesten het familiebezit op zijn minst
handhaven en liever nog uitbreiden. Tenslotte waren de mannen nodig in de vele
gewapende conflicten waarin de adel destijds verwikkeld was.
Over één van de monniken, Jacobus
van Haeften, telg uit het vrome gezin van de Utrechtse zijdelakenkoopman
Anthoni en Anna Jacoba van der Meer schreef ik in Genealogisch
blog 31 van 9 maart 2016 het volgende”
“Ook hun zoon Jacob (1589-1648) voelde
zich sterk tot het kloosterleven aangetrokken. Hij trad in 1610 als novice in
bij de Benedictijner Abdij van Afflichem (België). Hij sprak in 1611 zijn geloften
uit t.o.v. bisschop Matthias Hovius (1552-1620) van Mechelen en nam toen de
kloosternaam ‘Dom. Benedictus’ aan. In 1616 stelde de aartsbisschop van
Mechelen hem eerst aan als Prior en twee jaar later als Proost over de
Benedictijnen van Afflichem.
De abdij van Afflichem was behoorlijk in
verval geraakt. Dom. Benedictus heeft de abdij in geestelijke en materiële zin
weer tot bloei gebracht door de invoering van strenge hervormingen. Hij
behoorde tot de richting der rigoristen, die een ascetische en moreel
veeleisende levenswijze predikten als tegenstroom tegen de religieuze
praktijken uit die tijd. Om zijn denkbeelden kracht bij te zetten schreef Dom Benedictus
acht religieuze boeken. Het laatste daarvan “Venetio sacra, sive de arte
quaerendi Deum” heeft hij door ziekte niet kunnen voltooien en is na zijn dood
in 1650 uitgegeven.”
Dom. Benedictus Haeftenus, die in
1613 tot priester was gewijd, was een streng handhaver van het katholieke
geloof. Hij studeerde theologie en filosofie aan de universiteit van Leuven. Hij
schreef niet alleen boeken, maar ook geestelijke liederen, die soms nog wel
eens worden uitgevoerd. Hij vertolkte doeltreffend de eerbied en de liefde van
onze voorouders tot de rozenkrans in het eenvoudige liedje, dat tegenwoordig,
na bijna drie eeuwen, menig gelovige nog gaarne zingt:
“Roosenkransken, U zij lof
U den hof
van den Hemel neergesonden
Van verscheiden bloemkens schoon
Als een kroon
Wel ghevlochten en ghebonden.
Als ick in mijn kamerken
Met u ben
In der Kerkcken, in een hoecksken
Dickwijls streckt gij mij te met
een Ghebet
Volgeschrven, vriendlijk boecksken.”
Het liedje is afkomstig uit een
van de eerste boeken die Dom. Benedictus schreef in 1622 met als titel “Den Lust-Hof der Christelycke Leeringhe,
beplant met (150) gheestelycke liedekens”. Het boekwerkje is in Antwerpen
uitgegeven.
Jacobus van Haeften,
Dom. Benedictus
|
Dom. Benedictus overleed op 31
juli 1648 in Spa. Voor zijn overlijden was Dom Benedictus ziek. Hij werd bij
gezet op het altaar van O.L.Vrouw in de abdij van Afflighem, nadat hij eerst in
de abdij van Stavelot was begraven.
Ik ga verder met twee monniken,
die deelgenoot waren van de norbertijner gemeenschap in de abdij van
Mariënweerd bij Beesd. Deze abdij werd in 1129 gesticht, toen Alvaradis, de
weduwe van Hendrik van Cuijck, met instemming van haar beide zonen, goederen
ter beschikking stelde voor de stichting van de abdij. In korte tijd groeide
Mariënweerd uit tot een machtige abdij met veel bezittingen in de wijde omgeving.
Was Mariënweerd aanvankelijk een dubbelklooster, voor mannen zowel als voor
vrouwen. In het begin van de 13e eeuw splitsten de norbertinessen
zich af en vestigden zich in het klooster van Zennewijnen ten westen van Tiel,
waar overigens geen dames uit de familie Van Haeften hun intrede in deden. Wel
genoten enkele ongetrouwde joffers in de 18e eeuw een prebende van
het klooster. Andere afsplitsingen van Mariënweerd volgden, o.a. in Heeswijk.
In de tweede helft van de 16e
eeuw raakte de abdij door de vele oorlogshandelingen in de Betuwe in verval. In
1592 overleed de laatste abt. De stenen van de verwoest gebouwen waren in de
streek gewild bouwmateriaal, de Staten van Gelre stelden een administrateur aan
om het enorme goederencomplex van Mariënweerd te beheren. Onder impuls van de
Franse bezetters beleefde Mariënweerd in het rampjaar 1672 een korte opleving.
Al het volgende jaar had de Republiek het weer voor hert zeggen in de Betuwe en
kwamen de goederen van Mariënweerd in beheer bij het Kwartier van Nijmegen, dat
besloot de abdijgoederen te verkopen. In 1734 achtte graaf A.O.R.F. van Bylandt
de tijd rijp om de hoge heerlijkheid Mariënweerd te kopen. Op de resten van de
voormalige abdij werd in 1790 het huidige, statige herenhuis gebouwd, het
middelpunt van landgoed Mariënwaerdt.
Mariënweerd en
directe omgeving (van Bavel)
|
Over het enorme goederencomplex
van Mariënweerd heeft B.J.P. van Bavel een imposante studie geschreven met als
titel “Goederenverwerving en goederenbeheer van de abdij Mariënweerd
(1129-1592)”.
Twee zonen uit de familie Van
Haeften hebben tot de norbertijnen van Mariënweerd behoord. Beiden heetten
Gijsbert. De ene was een zoon van Willem van Haeften van Rhenoij en Geertruijd
de Cock van Neerijnen. Hij trad in in 1491 en een jaar later werd hij nog beleend
met goederen in Rhenoij, Tuil en Ammerzoden. De andere Gijsbert was een zoon
van Willem van Haeften, die geboren werd in 1556, en ene Agnes. Deze Gijsbert
zou overleden zijn in 1591 op vrij jonge leeftijd. Hij moet dan ook het verval
van de abdij hebben meegemaakt.
Abdij
van Egmond, 1628
|
Otto van Haeften, een andere zoon
van eerder genoemde Willem en Agnes, was benedictijn in de abdij van Egmond.
Van zijn abt kregen Otto en zijn medebroeder Bernardus de Clivis de opdracht in
andere kloosters van de orde de monniken te onderrichten in de regels en
gebruiken van de benedictijnen . Het werd destijds aldus verwoord:
“Meynardus Man, abt van het klooster van
S. Adalbertus in Egmond van de orde van S. Benedictus van de gereformeerde unie
van Bursfeld, bericht den prior en de broeders van het klooster der Benedictijnen
te Gemblacum in het diocees Leodium, door de abten en prelaten van de orde
toegelaten tot de genoemde unie, dat hij op hun verzoek twee zijner broeders
zendt, genaamd Bernardus de Clivis en Otto de Haeften om onderricht te geven
aangaande de ceremoniën en regels, die bij de Bursfelder unie bestaan.”
De volgende kloosterling was
Gerrit van Haeften, zoon van Arnt (†1558)
en diens derde vrouw Geertruid Hoofd. Gerrit werd monnik in Lent, maar er zijn
bronnen die vermelden dat hij kloosterling in Bern was. Verder is er over hem
niets bekend.
De laatste monnik uit de familie
Van Haeften was Bruno, de zoon van Otto van Haeften (1561-1605) en Gouborch van
Dashorst (1580-1622). Bruno trad in bij de norbertijnen in het Oost-Vlaamse
Ninove. Hij was een neef van de hiervoor genoemde Dom. Benedictus. Bruno schreef
in het Latijn een gedicht in het voorwoord van het reeds genoemde boek
"Den lusthof der Christelijke Leeringhe" van zijn neef. Hij
ondertekende (wederom in het Latijn) met:
"Uit genegenheid voor zijn bloedverwant
zong hem dit toe broeder Bruno van Haeften, Praemonstratenser kanunnik van het
klooster van de heilige Cornelius en Cyprianus bij Ninove.”
Bruno overleed in 1622. Ook bij
de monniken is opvallend, dat met name uit de Utrechtse bastaardtak
van de familie (zie Genealogisch blog 265) na de reformatie nog mannen het
kloosterleven prefereerden boven het gewone burgerlijke bestaan. Bovendien
bleef deze tak het Rooms Katholieke geloof veel langer trouw dan andere
(adellijke) takken van de familie Van Haeften.
Tiel, 2 augustus 2018-08-02
Meer weten?
Lees: Goederenverwerving en goederenbeheer van de
abdij Mariënweerd (1129-1596, B.J.P. van Bavel, Uitgeverij Verloren, Hilversum,
1993
Beste heer Welling,
BeantwoordenVerwijderenIs het mogelijk om mij de op deze site vermelde voorouders van Willem van
Haeften (Haeften ten Esch-de Voocht van Tuyl) te zenden? Met dank en
vriendelijke groet,
Mark Slinkman
Ik heb de gevraagde gegevens per email opgestuurd.
VerwijderenPaul Welling