Familiefoto's

Familiefoto's
Familiefoto's

donderdag 2 augustus 2018

Genealogisch blog 307


Monniken

Na in mijn vorige Genealogisch blog uitvoerig geschreven te hebben over de nonnen in de familie Van Haeften, kan een blog over de monniken in de familie natuurlijk niet achterblijven. Leverde de familie 24 nonnen, het aantal monniken bedroeg slechts zes. Dat er zo weinig mannen in de familie het klooster in gingen, heb ik eigenlijk al in het vorige blog verklaard. De mannen waren nodig om het geslacht in stand te houden, ze moesten het familiebezit op zijn minst handhaven en liever nog uitbreiden. Tenslotte waren de mannen nodig in de vele gewapende conflicten waarin de adel destijds verwikkeld was.
Over één van de monniken, Jacobus van Haeften, telg uit het vrome gezin van de Utrechtse zijdelakenkoopman Anthoni en Anna Jacoba van der Meer schreef ik in Genealogisch blog 31 van 9 maart 2016 het volgende”

“Ook hun zoon Jacob (1589-1648) voelde zich sterk tot het kloosterleven aangetrokken. Hij trad in 1610 als novice in bij de Benedictijner Abdij van Afflichem (België). Hij sprak in 1611 zijn geloften uit t.o.v. bisschop Matthias Hovius (1552-1620) van Mechelen en nam toen de kloosternaam ‘Dom. Benedictus’ aan. In 1616 stelde de aartsbisschop van Mechelen hem eerst aan als Prior en twee jaar later als Proost over de Benedictijnen van Afflichem.

De abdij van Afflichem was behoorlijk in verval geraakt. Dom. Benedictus heeft de abdij in geestelijke en materiële zin weer tot bloei gebracht door de invoering van strenge hervormingen. Hij behoorde tot de richting der rigoristen, die een ascetische en moreel veeleisende levenswijze predikten als tegenstroom tegen de religieuze praktijken uit die tijd. Om zijn denkbeelden kracht bij te zetten schreef Dom Benedictus acht religieuze boeken. Het laatste daarvan “Venetio sacra, sive de arte quaerendi Deum” heeft hij door ziekte niet kunnen voltooien en is na zijn dood in 1650 uitgegeven.”
Dom. Benedictus Haeftenus, die in 1613 tot priester was gewijd, was een streng handhaver van het katholieke geloof. Hij studeerde theologie en filosofie aan de universiteit van Leuven. Hij schreef niet alleen boeken, maar ook geestelijke liederen, die soms nog wel eens worden uitgevoerd. Hij vertolkte doeltreffend de eerbied en de liefde van onze voorouders tot de rozenkrans in het eenvoudige liedje, dat tegenwoordig, na bijna drie eeuwen, menig gelovige nog gaarne zingt:

“Roosenkransken, U zij lof
U den hof
van den Hemel neergesonden
Van verscheiden bloemkens schoon
Als een kroon
Wel ghevlochten en ghebonden.
Als ick in mijn kamerken
Met u ben
In der Kerkcken, in een hoecksken
Dickwijls streckt gij mij te met
een Ghebet
Volgeschrven, vriendlijk boecksken.”

Het liedje is afkomstig uit een van de eerste boeken die Dom. Benedictus schreef in 1622 met als titel “Den Lust-Hof der Christelycke Leeringhe, beplant met (150) gheestelycke liedekens”. Het boekwerkje is in Antwerpen uitgegeven.

Jacobus van Haeften, Dom. Benedictus
Jacobus van Haeften, Dom. Benedictus

Dom. Benedictus overleed op 31 juli 1648 in Spa. Voor zijn overlijden was Dom Benedictus ziek. Hij werd bij gezet op het altaar van O.L.Vrouw in de abdij van Afflighem, nadat hij eerst in de abdij van Stavelot was begraven.
Ik ga verder met twee monniken, die deelgenoot waren van de norbertijner gemeenschap in de abdij van Mariënweerd bij Beesd. Deze abdij werd in 1129 gesticht, toen Alvaradis, de weduwe van Hendrik van Cuijck, met instemming van haar beide zonen, goederen ter beschikking stelde voor de stichting van de abdij. In korte tijd groeide Mariënweerd uit tot een machtige abdij met veel bezittingen in de wijde omgeving. Was Mariënweerd aanvankelijk een dubbelklooster, voor mannen zowel als voor vrouwen. In het begin van de 13e eeuw splitsten de norbertinessen zich af en vestigden zich in het klooster van Zennewijnen ten westen van Tiel, waar overigens geen dames uit de familie Van Haeften hun intrede in deden. Wel genoten enkele ongetrouwde joffers in de 18e eeuw een prebende van het klooster. Andere afsplitsingen van Mariënweerd volgden, o.a. in Heeswijk.
In de tweede helft van de 16e eeuw raakte de abdij door de vele oorlogshandelingen in de Betuwe in verval. In 1592 overleed de laatste abt. De stenen van de verwoest gebouwen waren in de streek gewild bouwmateriaal, de Staten van Gelre stelden een administrateur aan om het enorme goederencomplex van Mariënweerd te beheren. Onder impuls van de Franse bezetters beleefde Mariënweerd in het rampjaar 1672 een korte opleving. Al het volgende jaar had de Republiek het weer voor hert zeggen in de Betuwe en kwamen de goederen van Mariënweerd in beheer bij het Kwartier van Nijmegen, dat besloot de abdijgoederen te verkopen. In 1734 achtte graaf A.O.R.F. van Bylandt de tijd rijp om de hoge heerlijkheid Mariënweerd te kopen. Op de resten van de voormalige abdij werd in 1790 het huidige, statige herenhuis gebouwd, het middelpunt van landgoed Mariënwaerdt.

Mariënweerd en directe omgeving (van Bavel)

Over het enorme goederencomplex van Mariënweerd heeft B.J.P. van Bavel een imposante studie geschreven met als titel “Goederenverwerving en goederenbeheer van de abdij Mariënweerd (1129-1592)”.
Twee zonen uit de familie Van Haeften hebben tot de norbertijnen van Mariënweerd behoord. Beiden heetten Gijsbert. De ene was een zoon van Willem van Haeften van Rhenoij en Geertruijd de Cock van Neerijnen. Hij trad in in 1491 en een jaar later werd hij nog beleend met goederen in Rhenoij, Tuil en Ammerzoden. De andere Gijsbert was een zoon van Willem van Haeften, die geboren werd in 1556, en ene Agnes. Deze Gijsbert zou overleden zijn in 1591 op vrij jonge leeftijd. Hij moet dan ook het verval van de abdij hebben meegemaakt.

Abdij van Egmond, 1628
Abdij van Egmond, 1628

Otto van Haeften, een andere zoon van eerder genoemde Willem en Agnes, was benedictijn in de abdij van Egmond. Van zijn abt kregen Otto en zijn medebroeder Bernardus de Clivis de opdracht in andere kloosters van de orde de monniken te onderrichten in de regels en gebruiken van de benedictijnen . Het werd destijds aldus verwoord:

“Meynardus Man, abt van het klooster van S. Adalbertus in Egmond van de orde van S. Benedictus van de gereformeerde unie van Bursfeld, bericht den prior en de broeders van het klooster der Benedictijnen te Gemblacum in het diocees Leodium, door de abten en prelaten van de orde toegelaten tot de genoemde unie, dat hij op hun verzoek twee zijner broeders zendt, genaamd Bernardus de Clivis en Otto de Haeften om onderricht te geven aangaande de ceremoniën en regels, die bij de Bursfelder unie bestaan.”
De volgende kloosterling was Gerrit van Haeften, zoon van Arnt (1558) en diens derde vrouw Geertruid Hoofd. Gerrit werd monnik in Lent, maar er zijn bronnen die vermelden dat hij kloosterling in Bern was. Verder is er over hem niets bekend.
De laatste monnik uit de familie Van Haeften was Bruno, de zoon van Otto van Haeften (1561-1605) en Gouborch van Dashorst (1580-1622). Bruno trad in bij de norbertijnen in het Oost-Vlaamse Ninove. Hij was een neef van de hiervoor genoemde Dom. Benedictus. Bruno schreef in het Latijn een gedicht in het voorwoord van het reeds genoemde boek "Den lusthof der Christelijke Leeringhe" van zijn neef. Hij ondertekende (wederom in het Latijn) met:

 "Uit genegenheid voor zijn bloedverwant zong hem dit toe broeder Bruno van Haeften, Praemonstratenser kanunnik van het klooster van de heilige Cornelius en Cyprianus bij Ninove.”
Bruno overleed in 1622. Ook bij de monniken is opvallend, dat met name uit de Utrechtse bastaardtak van de familie (zie Genealogisch blog 265) na de reformatie nog mannen het kloosterleven prefereerden boven het gewone burgerlijke bestaan. Bovendien bleef deze tak het Rooms Katholieke geloof veel langer trouw dan andere (adellijke) takken van de familie Van Haeften.


Tiel, 2 augustus 2018-08-02

Meer weten?
Lees: Goederenverwerving en goederenbeheer van de abdij Mariënweerd (1129-1596, B.J.P. van Bavel, Uitgeverij Verloren, Hilversum, 1993
 

 


2 opmerkingen:

  1. Beste heer Welling,
    Is het mogelijk om mij de op deze site vermelde voorouders van Willem van
    Haeften (Haeften ten Esch-de Voocht van Tuyl) te zenden? Met dank en
    vriendelijke groet,
    Mark Slinkman

    BeantwoordenVerwijderen