Twee brieven
Vaak leidt het schrijven van het
ene Genealogische blog tot het idee voor een volgend blog. De oorlzaak daarvan
is gelegen in het feit, dat ik, alvorens te beginnen met schrijven, nog zoveel
mogelijk nieuwe informatie op internet tracht te vinden over de personen over
wie ik schrijven wil. Tijdens die speurtochten ontdek ik ook vaak nieuwe
informatie over familieleden van de personen over wie ik wil vertellen,
waardoor het idee voor een nieuw verhaal als vanzelf tot stand komt. Zo ook dit
keer.
In het vorige Generalogische
blog nr 442 schreef ik onder meer over Machiel Swaap, in dit verhaal staan
zijn nicht Jeanette Swaap, haar man Alfred Abas en hun gezin centraal. Jeanette
Swaap, die op 21 juni 1900 werd geboren in Amsterdam, was een dochter van Joseph
Swaap, de halfbroer van Machiel. In officiƫle stukken komt de achternaam van
Jeanette vrijwel uitsluitend voor als Swaap.
Machiel was een zoon uit het
eerste huwelijk van zijn vader Victor Machiel Swaab met Marianne Mozes Serlui.
De moeder van diamantslijper Joseph Swaap was Steintje Liepman Diamant, met wie
Victor Machiel Swaab op 6 februari 1856 in Amsterdam in het huwelijk trad.
Joseph Swaap trouwde de Poolse Natalie Pajatz in Zaandam op 22 augustus 1899.
Hun enige kind, voor zo ver mij bekend, was dochter Jeanette, die meestal Netty
werd genoemd. Vader Joseph Swaap overleed in Amsterdam op 8 februari 1942,
terwijl moeder Natalie Pajatz in Sobibor werd vergast op 9 april 1943.
Jeanette Swaap
|
Afgaande op de bovenstaande foto
van Netty, is het duidelijk, dat zij een liefhebster was van muziek en zelf
viool speelde. Het zou mij niet verbazen wanneer ze door de muziek in contact
gekomen was met haar latere man Alfred (Freddy) Abas, die toen ook violist was
en werk had in de amusementswereld. Feddy was een zoon van muziekleraar Abraham
Abas (1875-1938) en Abigael Belinfante (1876-1943). In de familie Abas kwamen
diverse misici voor.
Na de lagere school bezocht Freddy
de openbare handelsschool, waar hij zich bekwaamde in boekhouden. Dankzij zijn
registratie voor de Nationale Militie kunnen we ons een aardig idee vormen hoe
Freddy eruit gezien moet hebben. Helaas heb ik (nog) geen foto van hem kunnen
vinden. Freddy had een lengte van 1.69 m. en hij was brildragend. Hij werd
daarom voorgoed afgekeurd voor de dienst. Ten tijde van zijn keuring voor de
dienst woonde Freddy nog bij zijn ouders in de Amsterdamse Tilanusstraat op nr.
77. Hij verdiende toen de kost als boekhouder bij een diamantair.
Registratie voor Nationale Militie |
Netty en Freddy trouwden in
Amsterdam op 30 maart 1927. Ze gingen wonen in de Domselaerstraat 15 1 hoog. Al
gauw kwam hun eerste kind ter wereld. Zoon Willy werd op 16 oktober 1928 geboren.
Bijna twee jaar later zag tweede zoon Rudolf het eerste levenslicht. In 1937
verhuisde het gezin voor een periode van twee jaar naar de Marconiweg in
Bussum.
Terug in Amsterdam vestigde het
gezin Abas zich op het Stadionplein op nummer 73 huis. Daar begonnen Netty en
Freddy een tabakszaak, maar het duurde niet lang of Netty runde de zaak in haar
eentje terwijl Freddy werk vond als kantoorbediende.
Stadionplein 73 geheel rechts, foto Gem. Archief Amsterdam |
Toen brak de Tweede Wereldoorlog
uit. Tot april 1943 wisten Freddy, Netty en hun beide jongens nog de dans te
ontspringen., Om aan deportatie te ontkomen is Freddy, naar het schijnt, in
1942 nog christelijk gedoopt. Door zijn afkomst, de familie Abas was een aloude
Portugees-joodse familie in Amsterdam, wilde de bezetter voorlopig zijn vingers
niet branden aan Freddy en zijn gezin, zo staat te lezen op de kaart, die over
Freddy werd aangelegd in Kamp Westerbork.
Kaart Westerbork Alfred Abas |
Op 15 april 1943 pakten de
Duitsers echter wel Freddy, Netty en hun zonen in hun huis aan het Stadionplein
op na verraad door leden van de Colonne Henneicke.
Ze werden overgebracht naar de Hollandsche Schouwburg aan de Plantage Middenlaan,
waar alle joden bijeen werden gebracht die gedeporteerd gingen worden. Nog
dezelfde nacht vervoerden trams om exact 3.00 uur groepen joden van de
schouwburg naar het Muiderpoortstation. Vanaf het station ging het verder per
trein naar Westerbork. Daar verbleef het gezin Abas 11 dagen.
Tijdens haar verblijf in
Westerbork is het Netty gelukt twee
brieven naar haar vriendin Marie te sturen. De beide brieven, een
geschreven op 18 april en een op 26 april, zijn bewaard gebleven en bevinden
zich tegenwoordig in het Joods Historisch Museum in Amsterdam. Op 18 april 1943
schreef ze:
“Liever Marie,
Wat is ’t lang geleden dat wij elkaar
voor het laatst zagen. Je verdween als sneeuw voor de zon. Alles is verder als
in een droom gegaan. Ik ben alleen doodmoe. Met zoveel mensen is het druk en
komt niet veel van slapen. […] Enfin we zullen maar moed houden. Ik heb alleen
spijt dat ik zo weinig meegenomen heb. Bijvoorbeeld die goeie aspirine zoals
mijn moeder ook meegenomen heeft! Doordat we nogal gehaast waren hebben we dit
vergeten. O.a. ondergoed dat ik net gewassen had, zoals bustehouder, camisole
enz. Ik kan je natuurlijk niet alles schrijven. Het is hier een kleine stad. We
treffen onzettend veel bekenden. Willy en ik slapen drie hoog. Een mens moet nu
eenmaal aan alles wennen. […] Ik geloof dat ik me erg goed hou, ik heb nog geen
traan gelaten. Wil niet denken en geef me over aan het onvermijdelijke.
Misschien moet alles zo zijn, moeten we dit meemaken dat ik ga naar het land
van mijn voorouders.”
In de brief van Netty vallen een
paar dingen op. Ze maakte zich drukker om de kleren die ze vergeten was mee te
nemen, dan om het feit, dat ze gekecht werd. En ze leek erin te berusten, dat
ze naar het oopsten zou worden afgevoerd. Er was in haar brief geen sprake van
verzet. Het lijkt erop alsof ze niet besefte wat ze nog moest ondergaan.
Een week later was Netty
doordrongen van de ernst van de vreselijke omstandigheden in Westerbork en welk
lot haar boven het hoofd hing. Op 26 april 1943 schreef ze aan haar vriendin:
“Het is een treurige geschiedenis die
wij meemaken. De toestand hier is onbeschrijfelijkj. Wegens de censuur kan ik
dat niet schrijven. Stel je het ergste voor en dan nog erger. Hoop op toekomst
heb ik niet. Dat ik mijn moeder terugzien zal is uitgesloten. […] Het is nu
maandagavond. Vannacht om half vijf worden de namen afgeroepen van hen die
getransporteerd worden. Ik weet dat wij erbij zijn. Alles had ik willen geven
om hier te blijven. De veewagons staan al klaar. Zo moeten wij drie dagen en drie
nachten reizen. En dan? Maar ik wil moed houden, met de tanden op elkaar,
wetende dat in het vaderland veel vrienden aan ons zullen denken. En wij aan
jullie, aan jou in het bijzonder. Onze koffers zijn gepakt. Onze dekens moeten
we gedeeltelijk hier laten, wij mogen maar 1 stuks meenemen. […] In gedachten
zie ik je zitten bij de haard in je gezellige huisje. Ik hoop dat ’t je altijd
gegeven zal zijn in je eigen home te blijven. En voor zulk leed als het onze
eeuwig gespaard zult blijven. Zorg dat je onder alle omstandigheden je
gezondheid behoudt. Pieker svp niet om ons, wij moeten erdoor, en het lukt
misschien wel.”
Een soort afscheidsbrief. Hij
lijkt erop alsof Netty wist of voorvoelde welk lot haar en haar gezin te
wachten stond. Toen Netty deze brief schreef kon ze niet weten, dat haar moeder
Natalie Pajatz al in Sobibor door de schoorsteen was gegaan op 9 april 1943,
maar ze had zo haar vermoedens.
Zoals Netty al schreef: de volgende dag, 27 april 1943, werden zij, haar man en haar kinderen op transport gesteld naar Sobibor. Drie dagen later werden zij allen daar vermoord. Jaren later erkende het Holocaust Herdenkingscentrum Yad Vasem in Jerusalem haar en haar gezinsleden met naam en toenaam als slachtoffer van de Shoah.
Zoals Netty al schreef: de volgende dag, 27 april 1943, werden zij, haar man en haar kinderen op transport gesteld naar Sobibor. Drie dagen later werden zij allen daar vermoord. Jaren later erkende het Holocaust Herdenkingscentrum Yad Vasem in Jerusalem haar en haar gezinsleden met naam en toenaam als slachtoffer van de Shoah.
Tiel, 14 april 2020
Geen opmerkingen:
Een reactie posten