Ode aan mijn oma
Op 72-jarige leeftijd durfde mijn
oma het aan mij in huis te nemen. Ik was19 jaar oud en student aan de Rijks
Hogere Tuinbouwschool in Utrecht en afkomstig uit het woelige Amsterdam. In
principe voor vier jaar bij mij grootouders blijven wonen. Voor mijn vader, die
mijn studie moest betalen, was dat voordeliger dan dat ik op kamers in Utrecht
zou gaan. Ik kon studeren en tegelijk, als ik vrij was, op het bedrijf van mijn
grootvader in praktijk brengen wat ik had geleerd, ik kon opa op de hoogte
stellen van de nieuwste ontwikkelingen in het vak en een paar centen bijverdienen
op mijn maandelijkse toelage. Mijn grootouders hadden ruimte genoeg en vonden
het wel weer gezellig iemand in huis te hebben, nu al hun kinderen uitgevlogen
waren. Zeker omdat ik de zoon was van hun overleden dochter.
Oma Bosman |
De moeder van mijn moeder was
Gerarda (Ger) Janssen, die op 24 oktober in Stoutenburg was geboren. Na de
lagere school heeft ze als boerenmeid gewerkt in Stoutenburg en Achterveld. Ze
heeft ook nog even als bediende gewerkt in een winkel voor babyartikelen. De
ouders van oma waren Aalbert Janssen (1851-1900) en Hendrika Voskuilen
(1854-1917), boerenmensen uit Stoutenburg. Oma was de jongste van de 10
kinderen van Aalbert en Hendrika. Twee van hen overleden op hele jonge
leeftijd, terwijl twee anderen niet ouder werden dan 21 en 29 jaar. Van jongs
af aan leerde oma zowel thuis als in haar “dienstjes” als vrouw des huizes een
gezin te besturen.
Oma trouwde met haar grote liefde
Henk Bosman (1900-1972) in Amersfoort op 19 april 1922, nadat ze in ondertrouw
waren gegaan op 1 april. Na hun huwelijk woonden opa en oma eerst op de
Arnhemseweg 118, toen even in de Van Bemmelstraat en vanaf 1931 op Kapelweg
42 in Amersfoort. Tussen 1923 en 1936 kregen oma en opa acht kinderen,
eerst twee dochters, toen vier zonen en daarna weer twee dochters. Oma moest
altijd hard werken, het gezin bestieren, de bloemenwinkel runnen, leveranciers
te woord staan en omgaan met personeel. Oma draaide haar hand er niet voor om,
al het ze met de jongens best wel wat te stellen.
Het gezin Bosman in
1947
|
Zonder al te grote problemen
kwamen oma en opa met hun gezin en de verkering van hun beide oudste dochters
de oorlog door, maar kort na de oorlog werden hun oudste zonen, Frans en Bertus,
opgeroepen voor militaire dienst. In de zomer van 1947 vertrokken beide jongens
naar voormalig Ned.-Indië om deel te nemen aan de Politionele
Acties. Voor oma een tijd van grote zorg. Zouden haar jongens het wel
uithouden in de tropen, zouden ze niet ziek worden, zouden ze heelhuids
terugkeren, zouden ze zich wel houden aan de verplichtingen van hun geloof?
Twee maal per week schreef om een brief aan haar jongens, op woensdag en op zondag.
Ze was erg verdrietig, toen Frans vanuit Indië zijn verkering uit maakte. Ze
schreef aan Bertus, die al haar brieven bewaard had:
“Vanavond kwam ik even bij Truusje en
toen had ze net een brief van Frans ontvangen. Hij schreef haar nou, dat hij de
verkering voor goed afmaakte. Ik vond het zo zielig, want pas geleden had hij
een brief geschreven als dat hij de verkering wilde doorzetten en nou in eens
weer uit. Het valt voor ons ook niet mee om dat allemaal te verwerken. Ik hield
juist zo veel van haar, maar ja, als God het niet wil dan moeten wij er ook in
berusten Het is maar veel gemakkelijker zoals jij gegaan bent zonder verkering.
Ik hoop maar dat Frans goed op zal passen, maar daar ben ik nou geen bang
voor”.
In haar brieven gaf oma liet oma
blijken een groot vertrouwen te hebben in haar zonen. Ze wist zeker, dat de
gezinsbasis, die ze met opa gelegd had, een goede was, toen ze schreef:
“Denk maar vooral om jezelf en bid maar vooral in stilte voor jezelf,
dat je een reine jongen mag blijven, want ik begrijp heel goed hoe zwaar het voor
een soldaat is. Maar Bep, ik weet toch heel goed dat je een verstandige jongen
bent. Wij zullen ook veel voor je bidden, dat je rein door de strijd heen zal
komen en dat je later jubelen zal om jezelf, want je weet Bep, eind goed al
goed. Ja Bertus, misschien denk je wel moeder gaat weer aan het preken, maar
ja, jongen, hier in Holland hoor je soms zoveel over Indië. Dan doe je vanzelf
alles nog eens in het hoofd halen en je weet, ik heb jullie zo lief, omdat je
altijd zulke brave jongens waren, maar ik weet wel dat je het nog bent. Houd je
maar vooral goed en wees maar opgeruimd met een reine ziel, dan ook zal alles
goed komen”.
Haar jongens
kwamen verlaat maar gezond en wel terug.
Oma met haar oudste
dochters, mijn moeder rechts
|
Vaag herinner
ik me nog het feest ter ere van het 35-jarig huwelijk van opa en oma. De festiviteiten
vonden plaats in het Berg Hotel aan de Utrechtseweg. Mijn vader had een toneelstukje
geschreven, dat mijn broers en zussen en ik op zouden voeren. Het ging over het
wel en wee van de bloemenwinkel, die net afgedankt was. In het stukje maakte
oma zich nogal druk over de vraag of de gerbera’s wel op tijd afgeleverd waren aan
een goede klant. Natuurlijk was opa dat vergeten en moest oma de zaak recht
zetten om de klant niet te verliezen.
Oma had een
perfect gevoel voor handel, ze kocht scherp in bij de grossiers die aan de deur
kwamen. De bloemen gingen een keer over de koop weer van de hand. Met
feestdagen was dat anders. De laatste klanten die aan de deur kwamen, vaak al
na sluitingstijd, liet oma diep in de buidel tasten. Ik heb meegemaakt, dat de
laatste kerstbomen voor drie keer de inkoopsprijs verkocht werden. “De mensen
willen ze toch wel hebben”, zei oma laconiek.
De grootste
dreun van het leven kreeg oma te incasseren, toen in 1964 mijn
moeder, haar lievelingsdochter, volkomen onverwacht overleed in het
ziekenhuis in Nijmegen. Oma was er werkelijk kapot van. Het duurde enkele jaren
voordat ze haar evenwicht weer enigszins gevonden had. En toen kwam ik bij haar
wonen. Oma had haar kracht weer gevonden; ze was er nauwelijks van onder de
indruk, dat ik een week later, gewond na een val van mijn brommer, midden in de
nacht door de politie thuisgebracht werd. Moet je maar niet van die gekke dingen
doen, was haar nuchtere commentaar.
Al gauw was
oma voor mij niet alleen mijn grootmoeder om maar ook mijn moeder. Ik sprak
haar aan met “Moeder” of “Moeder Bosman”. Elke dag maakte ze voor mij een bord
havermout als ontbijt. De pap werd ’s avonds voor het slapengaan gekookt, zodat
ik die de volgende morgen alleen nog maar op hoefde te warmen. Vaak gebeurde
het echter, dat moeder Bosman vergeten was het gas uit te zetten. Ik werd ’s
nachts wakker van de stank van de verbrande pap, en moest ’s morgens nieuwe pap
maken. Dat betekende, dat ik mijn trein naar Utrecht miste.
40 jaar getrouwd
|
Wanneer ik ’s
avonds klaar was met studeren en beneden kwam om nog wat te drinken, vroeg
moeder Bosman steevast of ik nog een potje wilde zwikken. Kaarten was haar lust
en leven. Natuurlijk wilde ik dat wel. Tot in de kleine uurtjes speelden we
gedrieën en altijd verloor ik veel geld aan de oudjes. Er moest betaald worden,
want speelschuld was ereschuld. Weg was mijn maandgeld. De volgende dag had oma
meestal spijt en gaf ze me terug wat ik verloren had.
Verjaardagen
van opa en oma waren altijd groot feest. Van tevoren deed oma ruim boodschappen,
voor een ieder voldoende te drinken, voor ieder zijn of haar eigen merk
sigaretten, en worst en kaas. Op de verjaardag zelf deed oma niets: haar
dochters en schoondochters moesten maar voor de bediening zorgen. Oma zat in
haar stoel naast de kachel en vroeg al haar kinderen en kleinkinderen, die er
waren, om beurten bij zich voor een praatje. Dat leidde nog al een tot misverstanden
tussen haar kinderen, want oma had de gewoonte de laatste, die ze sprak, gelijk
te geven over een bepaald onderwerp.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten