Het zal je LTP maar wezen
Onder zijn redactionele leiding, door zijn
inzicht en het zuinige beleid van mijn vader kwam Nieuwe Revu, waarvan
hij sinds 26 oktober 1968 hoofdredacteur was en dat tot dan toe jaarlijks een
verlies leed van fl. 2 miljoen, binnen twee jaar uit de rode cijfers. Het
verloop in de oplagecijfers van het blad laat zien, dat Nieuwe Revu in de begin
periode van mijn vader als hoofdredacteur de meeste betalende abonnees had:
Tabel
Jaar
|
Oplage
|
1968
|
280.000
|
1971
|
181.000
|
1980
|
219.000
|
1990
|
163.374
|
2000
|
111.084
|
2005
|
70.208
|
2006
|
68.562
|
Met
de medewerking van zijn redactie heeft mijn vader van Nieuwe Revu een
opmerkelijk (veel aandacht voor de problematiek van ontwikkelingslanden) en
leesbaar blad weten te maken, wat de Haagse Post deed opmerken, dat Nieuwe Revu
‘links’ geworden was.
Albert Welling |
Mijn vader meldde, dat chef-redacteur
Onno Voors hem zou opvolgen op voorwaarde, dat de
redactie daarmee instemde. Maar daags voor zijn benoeming verongelukte Voors dodelijk onder verdachte omstandigheden.
Daarom was de voorlopige oplossing, dat anderen de redactionele leiding van Nieuwe Revu op
zich zouden nemen. Namens de redactie
van Nieuwe Revu schreef J.W. Hofwijk een
afscheid:
“Wie Albert Welling beter kent weet dat hij een bijzonder bewogen
mens is, hard werkend, consciëntieus, zwaar tillend aan zijn verantwoordelijkheid.
Een verantwoordelijkheid die hij in de jaren van zijn hoofdredacteurschap bij
de Nieuwe Revu volledig aanvaardde vanuit de positie zoals hij die zag."
Op 6 juli 1973
bevestigde drs. Cl.J.J. Schellens, namens de directie
van VNU, de overeenkomst van een paar dagen eerder, waardoor mijn vader mee zou
werken aan de voorbereiding en formulering van de beleidsbepaling van de
tijdschriftendivisie van VNU. Zijn eerste taak was het schrijven van een
rapport over de lange termijnplanning van de VNU Tijdschriftengroep NV.
Hoewel hij tobde met grote gezondheidsproblemen voltooide mijn vader in augustus
1974 zijn opdracht, nadat hij in februari van dat jaar al het Interim-rapport
Beleidsplan Tijdschriftengroep het daglicht had doen zien. Hij schreef op 15
juli aan drs. Cl.J.J. Schellens, dat zijn rapport op 1 augustus
klaar zou zijn:
“Ik
heb nu bewust voor een vorm gekozen, die het onderwerp onmiddellijk voor
bespreking in grotere kring geschikt maakt. Ik wil bij deze gelegenheid graag
als inleider optreden aangezien mijn tweede ronde mij geleerd heeft, dat bij
het tijdschriftenkader de leesvaardigheid onderontwikkeld is.”
Voor beide rapporten interviewde mijn
vader vijftig medewerkers van de Tijdschriftengroep. Voor zijn rapport ‘Het zal
je LTP maar wezen’ heeft hij die items uit de interviews opgenomen, die hem
wezenlijk leken. Voor de vormgeving van zijn rapport koos hij ervoor de tekst
op losse rode blaadjes te drukken op A5-formaat. Het geheel zat in een kaft met
de titel en enkele gegevens van de auteur.
In de begeleidende brief, waarmee
mijn vader zijn rapport toezond aan Schellens en vele anderen, onderstreepte
hij verantwoordelijk te zijn voor de inhoud en dat zijn voornaamste stellingen
gesteund werden door wisselende meerderheden binnen de VNU Tijdschriftengroep
BV. Na half september wilde hij een sessie van tenminste één dag houden voor
een mondelinge toelichting, waarna besluiten zouden kunnen worden voorbereid,
die aan de Raad van Bestuur ter fiattering zouden kunnen worden voorgelegd.
Na zijn uitgangspunten kort
genoemd te hebben werkte mijn vader verder met stellingen. Het geheel
verluchtigde hij met citaten van denkers om de betrekkelijkheid van alles
duidelijk te maken. Hij richtte zich met een zeker cynisme tot zijn lezer:
“Lieden
n.l., zoals gij, die M- en LTP’s verslinden als ware het manna, lijden
gezamenlijk aan een ziekte, die – hoewel ongeneeslijk – toch bestreden moet
worden. Ik bedoel het z.g. ‘computerisme, dat de gedachte deed postvatten, dat
van nu af aan alles berekenbaar zou zijn. Zelfs de toekomst.”
Kaft van ‘Het zal je LTP maar wezen’
|
Over de functie van iemand, die
een LTP opstelt, merkte mijn vader op:
“Eilacie,
zelfs uit het beste koffiedik kan hij in een rapport daarop geen antwoord
vinden. Maar hij kan wel wat anders. Hij kan bouwstenen aandragen. Hij kan – en
dat is precies zijn kracht – een sterkte-zwakte onderzoek uitvoeren.”
Hij benadrukte het verschil
tussen zijn interim-rapport en het eindrapport. Het verschil zat in de
openhartigheid waarmee de medewerkers van de Tijdschriftengroep op zijn vragen
ingingen:
“Ik
was bovendien tot deze werkwijze gedwongen, omdat de openhartigheid die de
eerste interviewronde kenmerkte (en waarvoor ik dankbaar blijf) bij de tweede
rondgang – toen mijn vragen directer, praktischer en dus persoonlijker werden –
volledig verdween. Er werd meer achter de hand gehouden dan mij lief is. Voor
de leesbaarheid van dit rapport is dat wel jammer: de lichte pikanterie
ontbreekt.”
Mijn vader werd pijnlijk
getroffen door de reactie van Schellens van 7 augustus 1974, waarin deze schreef:
“Met
stijgende verbazing heb ik uw L.T.P. gelezen, nadat ik nauwelijks bekomen was
van de wijze waarop het stuk werd gepresenteerd. Heel nadrukkelijk hadden wij
eerder afgesproken, dat er geen L.T.P.-Welling kan komen, maar dat we een stuk
voorbereiding willen voor een L.T.P.-Tijdschriftengroep. U heeft deze afspraak
zwaar geschonden.
Natuurlijk
staan er ook zinnige onderwerpen in, maar het geheel vind ik zo niet serieus.
Ik vraag het stuk van de geadresseerden terug en verbied u het verder te
verspreiden. In de nieuwe opstelling van de divisieleiding zullen we bezien hoe
wij Lange Termijn Planning verder aanpakken.”
Het antwoord van mijn vader daarop
was, dat hij Schellens in zijn brief van 15 juli op de hoogte had gesteld van
zijn werkwijze:
“Zo
nodig zouden bovendien allen, die door uw reactie de indruk hebben gekregen,
dat ik mijn woord gebroken heb, via publicatie van onze gesprekken kunnen
worden overtuigd van het tegendeel. In die gesprekken kwamen echter ook dingen
aan de orde, die vertrouwelijk waren en moeten blijven. Ik houd mij daaraan.
Voor u volsta, dat u bij die gelegenheden herhaaldelijk hebt gesteld nauw met
mij te willen samenwerken. U bleek echter – door grote drukte, naar ik aanneem
– meestentijds niet bereikbaar.
Ik
hoop met deze opmerkingen u ervan te hebben overtuigd geen woordbreuk en geen
‘manoeuvre op de valreep’ te hebben gepleegd. Dat zijn n.l. dingen, die ik veracht
en u kunt zich dan ook wellicht voorstellen hoe zeer uw brief mij heeft
getroffen.”
Schellens bleef echter
onvermurwbaar en daarmee was de lange termijn planning van mijn vader voor de
Tijdschriftengroep van VNU van de baan.
Tiel, 27-02-2017
Geen opmerkingen:
Een reactie posten