Familiefoto's

Familiefoto's
Familiefoto's

dinsdag 4 april 2017

Genealogisch blog 176



Dichteres

Het oudste kind van Johan Walraven de Cocq van Haeften (1722-1782) en Anna Ursulina van Lynden van Hemmen (1728-1755) was dochter Margaretha (roepnaam Margriet), die op 14 januari 1751 in Utrecht werd geboren. Drie dagen later ontving de kleine Margriet het doopsel in de Domkerk aldaar. Margriet groeide op in de adellijke Gelderse kringen van haar ouders, die woonden in het Huis Wadenoijen. Over haar opleiding is niets bekend, maar op latere leeftijd was ze in ieder geval het Duits meester, want ze vertaalde uit die taal, en vermoedelijk het Frans.

Margriet van Haeften
Margriet van Haeften

Margriet was 19 jaar oud, toen ze op 17 december 1769 ten overstaan van dominee B. Hoffman in de Hervormde Kerk van Wadenoijen haar openbare belijdenis deed:

"van de Leere der Waarheid die naar de Godzaligheid is; zoo als dezelve in de Hervormde Kerk geleerd word; tot uitstekend genoegen van alle aanwezenden, en stoffe van blyde dankzeggingen voor alle die Zions Heil beminnen; waar op Haar Hoog Wel Geboorene met alle ruimte tot Lidmaat van de Christelyke hervormde Kerke is aangenomen".
Al voor haar huwelijk kwam Margriet in contact met de Zwitserse filosoof, predikant en dichter Johann Caspar Lavater (1741-1801), die zijn beroemdheid te danken had aan zijn  geschriften over fysionomie, de toenmalige wetenschap om van het gezicht de karaktereigenschappen van een mens af te lezen. Tegenwoordig is fysionomie een pseudowetenschap. Margriet vertaalde in 1774 enkele werkjes van Lavater. Toen zij op 13 september 1774 in de kerk van Wadenoijen, onder huwelijkse voorwaarden van 26 augustus 1774, de dag waarop ze in ondertrouw gingen, in het huwelijk trad met baron Lucas Willem van Essen, stuurde Lavater haar een huwelijksgedicht: 

Schwester, die mein Aug nie sahe,
Schwester, die ich dann erblicke,
 [...] Wenn wir, was wir glaubten sehen,
Himlisch wir vor Christus stehen!

Het was in kringen van dichters in de 18e eeuw gebruikelijk, dat men elkaar met “broeder en zuster” aansprak. Margriet heeft Lavater tijdens haar leven nooit ontmoet. Door haar huwelijk kon Margriet niet langer stiftsfreule zijn van het nonnenklooster in Zennewijnen.
De echtelieden vestigde zich op het familielandgoed van Lucas Willem: Kasteel Schaffelaar vlak buiten Barneveld, dat Lucas Willem in 1767 in een ongekende stijl en luxe had laten herbouwen. De tuin werd aangelegd door een leerling van de Franse tuinarchitect André le Nôtre. Margriet werd Vrouwe van Schaffelaar.

Lucas Willem van Essen
 
Lucas Willem van Essen werd op 29 december 1739 geboren als enige  zoon van Carel van Essen tot Helbergen en Johanna Agatha Terrestein van Halewijn. Lucas Willem was Heer van Helbergen en Schaffelaar en Heer van de hoge en vrije heerlijkheid Abbenbroek en eigenaar van de bijbehorende landerijen. Hij was ambtsjonker van Barneveld en Brummen en geadmitteerd in de Ridderschap van de Veluwe. Na het overlijden van zijn moeder erfde hij in 1763 vier plantages in Suriname, waar suiker en koffie werden verbouwd. Lucas Willem had een zeer zwakke gezondheid. Het huwelijk tussen Margriet en Lucas Willem bleef kinderloos. Om toch de naam “Van Essen” voort te laten bestaan adopteerden Lucas Willem en Margriet in 1790 hun vierjarig neefje Hendrik Anthonie Zwier de Vos van Steenwijck. Een jaar eerder hadden de beide echtelieden hun deel uit de erfenis van baron Frans Goderd van Lynden, te weten een deel van de heerlijkheden Blitterswijk en Wanssum in Limburg overgedragen aan Margriets broer Barthold de Cocq van Haeften. 

                                                                            Landgoed Schaffelaar

Lucas Willem overleed, 51 jaar oud,  op 23 september 1791; hij werd vijf dagen later in de Hervormde Kerk van Barneveld begraven. Uit liefde liet Margriet in de kerk een monument voor haar overleden echtgenoot maken dat zijn graf siert. Het monument is van wit marmer en gemaakt door beeldhouwer Anthonie Ziesenis (1731-1801). Bij de uitvaart van Lucas Willem werd het heengaan van Margriet al aangekondigd evenals de plaats waar zij begraven zou worden:

“Zyne huisvrouwe zal hier aan zyne zyde rusten, met hem zal zy opstaan”
Na het overlijden van haar man schreef Margriet in een brief aan haar vriend Johannes Florentius Martinet (1729-1795):

“Bekommer u niet te veel over mij. Het kan immers iemand, die zich aan God vasthoudt, alsof zij den onzienlijken zag, niet kwalijk gaan. Bij dagen en nachten mijnen eeuwig onvergetelijken achter aan te weenen, is al veeltijds mijne bezigheid. Ik heb onuitdrukkelijk veel, ik heb alles verloren, behalve mijne hope op God en op zijne genade, en op het eeuwig wederzien van het beste en liefste, dat ik immer had”
Margriet was erfgenaam van haar man, het goed Helbergen ging in september 1792 over op Geertruyd Agnes van Golsteyn, een verre verwant. Volgens het besloten testament van 3 mei 1775 van Lucas Willem werd Margriet beleend met grote delen van de heerlijkheid Abbenbroek. Het ontbrak haar niet aan financiële middelen. 


Monument ter nagedachtenis aan Lucas Willem van Essen

Terug naar Margriet. Ze schrapte al snel “De Cocq” uit haar achternaam. Haar hele leven heeft ze zich bezig gehouden met poëzie, religie en filosofie. In haar geloof neigde ze naar het bevindelijk protestantisme, zoals bleek uit haar werk. Tot de bevindelijke protestanten behoren de orthodox gereformeerden, die grote nadruk leggen op de persoonlijke geloofservaring.
Margriet vormde op Kasteel Schaffelaar een religieusliterair netwerk, waarvan behalve haar ‘mentor’, de Barneveldse (later Arnhemse) predikant Ahasuerus van den Berg (1733-1807), ook diens zuster Kornelia Sebilla (vertaalster), Petrus Brouwer (geb. 1732), hoogleraar theologie, en haar plaatsgenoot, de dichter Willem Hendrik Sels (1741-1789) deel uitmaakten. Tot haar intimi behoorde ook de dichter Hieronymus van Alphen (1746-1803). Via Van den Berg leerde Margriet de dichteres Elisabeth Maria Post (1755-1812) kennen en de Zutphense predikantnatuurkundige Martinet. Met hen allen deelde Margriet de grote belangstelling voor de theoloog, dichter en gelaatkundige Johann Caspar Lavater. De groep discussieerde over de vraag in hoeverre je op het eerste gezicht een indruk van iemand kon krijgen. Een ander belangrijk onderwerp van gesprek was de mate waarin de fysionomie kon leiden tot zelfinzicht. Je kon door de gelaatkunde immers ook nagaan over welke kwaliteiten jezelf beschikte. Margriet was overtuigd van Lavaters gelijk. Ze vond het heerlijk om mensen te bekijken. De eerste indruk gaf een goede indruk van mensen, was haar overtuiging.  De contacten in de letterkundige vriendenkring rond Margriet  beperkten zich niet tot visites of correspondentie, men stuurde elkaar ook gedichten toe om die van commentaar te laten voorzien.



Pagina uit Iets van M--, silhouet van Margriet van Haeften gemaakt door Reinier Vinkles

In 1774 kreeg Margriet, op instigatie van Van den Berg, het honorair lidmaatschap aangeboden van het Haagse dichtgenootschap “Kunstliefde Spaart Geen Vlijt” (KSGV). Dat hield in dat zij geld móest en gedichten mócht inbrengen. KSGV gaf het blad “Proeven van poëtische mengelstoffen”, kortweg “Mengelstoffen”, uit. Margriet van Haeften heeft ten minste drie gedichten ingezonden, waarvan er twee in de Mengelstoffen geplaatst werden. Het derde gedicht, “Aan de engelen” getiteld, weigerde de redactie te plaatsen, omdat de inhoud theologisch aanvechtbaar zou zijn. Margriet eiste het gedicht terug: ze was bereid om dichttechnisch commentaar ter harte te nemen, maar geen theologisch. Na dit conflict met KSGV begon ze aan een eigen bundel: “Iets van M - -” (1780; het geweigerde gedicht is opgenomen in de postuum verschenen tweede druk van 1796). Deze bundel heeft ze, zoals we dat tegenwoordig noemen, in eigen beheer uitgegeven bij de Amsterdamse uitgever Allert en toegestuurd aan vrienden. Een van de gedichten:

Aan het venster, bij Maneschijn.
Nacht en stil is 't, om mij heen
Al 't gewoel des daags verdween;
Slechts de lieve maan beschijnt
Mij, door zorgen afgepijnd.
           
Duizend tranen zijn gestort,
Duizend zorgen afgekort
En, mij arme, die hier lij,
Is de middernacht zelf blij!

Zachtkens juich ik in mijn deel,
Mij is alles evenveel.
Niets van 't geen het oog bekoort
Is er, dat mijn ruste stoort.

Mag ik maar, vol zuiver vuur,
U, bewondren - o natuur!
Mag ik maar, ootmoedig stil,
Gaan, waar God mij leiden wil!

O wat wensch ik mij dan meer?
'k Heb dan al wat ik begeer,
En, zo 'k ooit, door onspoed ween,
'k Zie dan, door dit leven heen.


Een jaar later gaf zij, ook weer in eigen beheer, een bundel stichtelijk proza uit met de titel  “Eene handvol menschenvreugde”, grotendeels navolgingen en vertalingen van het werk van de Duitse predikantdichter Christian Friedrich Sintenis (1750-1820). Beide bundels kregen een gunstige bespreking in de Vaderlandsche Letteroefeningen. Margriet had weliswaar een bescheiden literair talent, maar ze was wel een typische representant van de literaire stroming in de tweede helft van de 18e eeuw. Haar bundels waren goede voorbeelden van het literaire leven op het platteland van die tijd.



Gedenkplaat ter nagedachtenis aan Margriet van Haeften

Verteerd door verdriet over haar gestorven echtgenoot overleed Margriet op 42-jarige leeftijd op 4 april 1793. Zes dagen later werd ze in de Hervormde Kerk van Barneveld bijgezet. Voor haar heeft haar adoptiefzoon, die haar en haar man nauwelijks gekend kan hebben, een bescheiden monument in de kerk laten maken, slechts een gedenkplaat. Verschillende dichters uit haar vriendenkring schreven ter gelegenheid van haar overlijden een gedicht, zoals Adam Simons (1770-1834):

Gelukkig hij, die, vrij van zorgen,
Op ’t stille land zijn daegen slijt,
En, met de vogels, elken morgen
Een danklied aan zijn vader wijdt.

Die weent bij ’t leed der stervelingen,
Geen’ vijand in zijn broeder schroomt,
Het landvolk bij den ploeg doet zingen,
En ’s nachts van hunne vreugde droomt.

Zoo sleet gij, o Margriet! Uw dagen,
Te vroeg aan Barneveld ontrukt,
Gelijk het koeltje in zomerdaegen
Wanneer de hitte ’t roosje drukt.

In haar testament had Margriet haar adoptief zoon Hendrik Anthonie Zwier de Vos van Steenwijck genaamd van Essen tot haar enige erfgenaam benoemd. Hij moest daarvoor wel het wapen en de naam Van Essen blijven voeren. Bij diens overlijden zou de nalatenschap overgaan naar zijn oudste zoon of dochter. Aan haar broer Barthold (1755-1808) en aan haar zussen Margaretha Reiniera Ursuline Philippina (1759-1796) en Isabella Catharina (1762-1838) liet ze voor elk een legaat van fl. 30.000 na.
In 1796 verscheen een tweede druk van haar bundel “Iets van M—“. Daarin werden ook gedichten van anderen opgenomen, zoals het gedicht, dat Lavater schreef ter gelegenheid van het huwelijk van Margriet met Lucas Willem van Essen.

Tiel, 04-04-2017
 

 
 
 
 

1 opmerking:

  1. De Vos van Steenwijk, De adelijke afkomst houd zich niet aan 't testament...van Margriet de Croque van Haeften van Essen. Het voeren van hun geadopteerde oude West adelafkomst "Van Essen" en het heraldische wapen.

    BeantwoordenVerwijderen