Beleg van Gorinchem
De Hoekse en Kabeljauwse twisten
begonnen op 23 mei 1350, toen een groep vooraanstaande edelen de zgn.
Kabeljauwse verbondsakte sloten. Zij wilden daarmee duidelijk maken, dat in hun
ogen graaf Willem V (1330-1389), alias Willem van Beieren, belast moest worden
met het bestuur van Holland en Zeeland zonder dat hij daarvoor aan zijn moeder Margaretha II
van Beieren (1310-1356), die ook Margaretha van Henegouwen werd genoemd,
een uitkering van fl. 15.000 in eens en een jaargeld van fl. 6000 moest
betalen. Niet alleen de edelen, maar ook steden als Delft vonden deze bedragen
onacceptabel hoog, te meer daar in de Lage Landen de builenpest (Zwarte Dood)
was uit gebroken. Het tegenverbond van de Hoeken, medestanders van Margaretha
van Beieren, kwam op 5 september 1350 tot stand. Onder de Hoeken bevonden zich
ook verschillende adellijke families, zoals Van Brederode, Van Wassenaer en
andere.
Margaretha van
Beieren
|
De Kabeljauwen namen die
geuzennaam aan, omdat ze van mening waren, dat kabeljauwen naar mate ze ouder
worden steeds meer gaan eten en daardoor steeds sterker worden en dan weer meer
gaan eten en weer sterker worden. De Hoeken vernoemde zich naar een hoek
(=haak) waarmee kabeljauwen gevangen konden worden. De aanhang van de Hoeken
was vooral onder de delen te vinden, de Kabeljauwen waren vooral de burgers uit
de steden, al bevonden zich ook edelen in hun gelederen. Het gebeurde
regelmatig, dat iemand van de ene naar de andere factie overstapte. Na verloop
van tijd werden de Kabeljauwen, die als eerste in opstand kwamen tegen de leidende
families, gezien als de gevestigde orde.
Tijdens de Arkelse Oorlogen,
onderdeel van de Hoekse en Kabeljauwse twisten en die duurden van 1401 to 1412,
stonden de Kabeljauw Jan van Arkel en de Hoek graaf Willem VI van Holland lijnrecht
tegenover elkaar. Willem VI wilde zijn macht naar het Oosten uitbreiden en Jan
van Arkel juist naar het Westen om van zijn grondgebied een eigen graafschap te
maken. De Hertog van Gelre steunde Jan van Arkel, omdat hij mogelijkheden zag
zijn gebied verder naar het Westen uit te breiden. Een groot medestander van
Jan van Arkel was ook Bruysten van Herwijnen, die samen met zijn schoonzoon, Otto
van Haeften, aan zijn zijde vocht. Jan van Arkel werd in 1412 met zijn
huurleger verslagen bij Vuren. Hij zelf werd gevangen gezet in Leerdam en
Gouda; zijn enige zoon Willem van Arkel vluchtte naar Brabant. Ook zijn kompanen
zochten een goed heenkomen.
Jacoba van Beieren
|
In 1417 stierf graaf Willem VI
van Holland en Zeeland en hij werd opgevolgd door zijn enige erfgename, de nog
jonge Jacoba van
Beieren (1401-1436). Zij werd gesteund door Jan II van Montfoort
(1382-1448), op dat moment de leider van de Hoeken. Haar oom Jan van Beieren
(1374-1425), de ambitieuze bisschop van Luik, was het er niet mee eens, dat
zijn nicht gravin van Holland en Zeeland zou worden. De Hertog van Gelre koos
de zijde van Jan van Beieren. De naar Brabant gevluchte Willem van Arkel zag in
het overlijden van graaf Willem VI een uitgelezen kans weer zeggenschap te
krijgen over zijn bezittingen in Gorinchem, zo vonden ook zijn medestanders in
het Kabeljauwse kamp.
Gorinchem stond op dat moment,
najaar 1417, onder bevel van Walraven I van Brederode (1370-1417), namens
Jacoba van Beieren stadhouder van Holland en Zeeland. Willem van Arkel bereikte
in de nacht van 21 of 22 november de stad met 2500 Kabeljauwse medestanders,
onder wie Otto van Haeften, die zelf inmiddels Heer van Haeften, Hellouw en
Herwijnen was geworden en diens zonen Johan en Otto, en met 100 soldaten van de
Hertog van Gelre. Eerst veroverden de Kabeljauwen Arkel en Vuren en daarna
Gorinchem zelf. Tijdens deze schermutselingen zag Willem van Arkel nog kans om
Otto van Haeften, in wiens achtertuin de strijd als het ware plaats vond, tot
ridder te slaan.
Toen het stadhouder Walraven I
van Brederode en zijn troepen op 1 december lukte Gorinchem binnen te dringen,
ontstonden in smalle straatjes in de binnenstad hevige gevechten, van man tot
man. Stadhouder Walraven I van Brederode werd getroffen door een pijl en
overleed ter plekke. Hubrecht van Culemborg (†1422) nam het bevel over de Hoekse troepen razend snel over. Willem
van Arkel liet het leven door een slag met een zwaard. Ook Johan van Haeften
overleefde de strijd niet; hij liet drie bastaardkinderen na. Zijn vader en
broer konden het vege lijf redden en veilig huiswaarts keren.
Schoolplaat, Jacoba
van Beieren neemt de strijd in en rond Gorinchem in ogenschouw
|
Tijdens het beleg van Gorinchem
zou Jacoba van Beieren verblijf gehouden hebben in haar kasteel aan de
zuidzijde van de stad. Naar verluidt heeft ze van daaruit onderhandelingen
gevoerd met Willem van Arkel, omdat ze niet onwelwillend stond tegenover een
huwelijk met hem. Als jonge weduwe zag ze het niet zo zitten haar neef Jan IV van Brabant
(1403-1427) te moet trouwen, maar dat huwelijk werd in 1418 wel voltrokken met
dispensatie van de Paus..
Hoewel verslagen in Gorinchem,
vonden de Kabeljauwen een nieuwe medestanden in Jan
VI van Beieren (1373-1425), die aanspraak maakte op de positie van zijn
nicht Jacoba. De strijd tussen de Hoeken en Kabeljauwen laaide weer op met het
beleg van Dordrecht in 1418.
Tiel, 25 juni 2018
Geen opmerkingen:
Een reactie posten