Gezant in Stockholm
Op
23 januari 1769 besloten de Staten-Generaal Reinier van Haeften (1729-1800) na Lissabon in Zweden aan te stellen als Extraordinaris
Envoyé, buitengewoon gezant van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden,
met een traktement van fl. 10.000 per jaar. Reinier vertrok op 10 april 1769
uit ’s Gravenhage, bereikte Hamburg op 24 april en Kopenhagen op 7 mei en kwam
uiteindelijk op 22 mei 1769 aan in
Stockholm.
Zweden
en Nederland onderhielden sinds 1614 diplomatieke betrekkingen met elkaar. Het
verdrag, dat de oprichting van permanente vertegenwoordigingen regelde, bevatte
ook afspraken over handel en over hoe de landen elkaar militair zouden
ondersteunen. Op 5 april 1614 ondertekende de afgevaardigde van de Zweedse
koning, de Nederlander Jacob van Dijck (1567-1631), en zeven vertegenwoordigers van de Staten Generaal het
verdrag.
Jacob van Dijck |
Enkele
handelaren en industriëlen, die veel zaken deden met Zweden, zoals de families
Trip en De Geer, hadden de advocaat Van Dijck in 1607 daarheen gestuurd om hun belangen te
behartigen. Van Dijck maakte zich in Zweden zo geliefd, dat hij werd
aangesteld als gezant van dat land in ’s Gravenhage. De Koning van Zweden vroeg
hem met de Nederlanders een verdrag van vriendschap en koophandel voor te
bereiden. Na zijn terugkeer in Zweden werd Van Dijck in 1626 burgemeester van Götenborg.
Pas
in oktober 1654 namen de Staten Generaal in meerderheid de beslissing een afgezant
naar Stockholm te sturen. Na 1723 leidde een Extraordinaris Envoyé of Minister
Plenipotentiaris het Nederlandse gezantschap. Tijdens zijn verblijf in
Stockholm woonden Reinier en zijn secretaris, A.J. van Schenck, op de eerste verdieping van Tyresö Slott, even
buiten Stockholm, dat eigendom was van de vooraanstaande graaf Carl Fredrik Scheffer (1715-1786). De kosten daarvan werden in ’s
Gravenhage gedeclareerd. De secretaris van Reinier was niet aangesteld door de
Staten-Generaal, hoewel die hem indirect wel bezoldigden.
Tyresö Slott
|
Reinier
kreeg van de Staten Generaal geen speciale opdrachten mee, zoals bij zijn
vertrek naar Lissabon. In Stockholm moest hij wel zo spoedig mogelijk op
audiëntie gaan bij koning Adolf Frederik (1710-1771) en zijn geloofsbrieven
overhandigen :
"De voorsz audiëntie bekomen hebbende zal
hy aan zyne Majesteit btuigen haar Hoog Mog. achting voor zyne Majesteits
Persoon en vriendschap, en verzekering geeven van haar Hoog. Mog. opregte
intentie om met zyne Majesteit en het Ryk van Zweden in eene goede en vertrouwde
intelligentie te leeven, en die tusschen wederzydsche Staaten, Landen en
Onderdaanen meer en meer aan te kweeken en te bevestigen, daar toe gebruikende
zodanige expressen als hy na geleegenheid van zaaken meest bekwaam zal
oordeelen om zyne Majesteit van de opregtheid van haar Hoog. Mog. sentimenten
in deezen te persuadeeren; zal wyders ook audiëntie verzoeken by de Koninginne,
en dezelve in het byzondere verzekeren van haar Hoog Mog. achtinge en affectie
voor haar Persoon; aan haare Majesteit de zaaken en interessen van den Staat en
van haare goede Ingezeetenen ten besten recommandeerende, met verzoek van die
door haar veel vermoogend credit te willen secondeeren."
Van
Reinier werd verder verwacht, dat hij eventuele problemen op het gebied van
handel en scheepvaart zou oplossen om de handel tussen beide landen te laten
doorgaan. Hij diende toekomstige belemmeringen voor de handel onmiddellijk aan
de Staten-Generaal te laten weten. De instructies voor Reinier eindigden met:
"Gemelde Heer Extraordinaris Envoyé zal
voorts hem in alles wel en getrouwlyk gedraagen, en secreet houden de zaaken
die vereisschen secreet gehouden te worden, zoo geduurende zyne Commissie als
daar na.
Zal ook van alles wat van consideratie en
importatie is pertinent Verbaal houden, om te zyner tyd met de origineele en
andere Stukken daar toe specteerende aan haar Hoog Mog. overgeleevert te
worden."
Om
de commerciële belangen van Nederland te behartigen had Reinier in havensteden
als Götenborg een correspondent in dienst. Eind 1770 liet hij voor het eerst
van zich horen vanuit Zweden. In de Nederlanden was in 1768 runderpest
uitgebroken. De omringende landen sloten hun grenzen. Zo ook Zweden. Van
Haeften liet aan de Staten Generaal weten, dat het
voor Nederlandse schepen verboden was vee en vleesproducten naar Zweden te vervoeren.
Twee weken later berichtte Reinier de Staten-Generaal, dat de Zweedse Levantse
Compagnie, opgericht in 1737 naar Nederlands voorbeeld, nieuw leven ingeblazen
was. In 1771 kon de compagnie het hoofd al niet meer boven water houden en werd
opgeheven. Na de dood van koning Frederik Adolf kwam op 19 augustus 1772 zijn oudste zoon
Gustav III (1746-1792) aan de macht. Frederik Adolf werd op 30 juli
1771 met veel ceremonieel vertoon ten grave gedragen.
Koning Gustav III
van Zweden
|
Barthold
van Haeften, de vader van Reinier overleed op 11
december 1772 en vier dagen later werd hij in Ophemert begraven. Het is niet
zeker of Reinier aanwezig geweest is bij de begrafenis van zijn vader. Feit is
wel, dat Reinier op 9 april 1773 bij de Staten-Generaal verlof aanvroeg om zijn
particuliere zaken te regelen na de dood van zijn vader. Zijn verzoek werd
gehonoreerd en dientengevolge vertoefde hij van 25 juni 1773 tot 15 juli 1775
thuis in Ophemert.
Weer
terug in Stockholm stuurde Reinier regelmatig afschriften van Zweedse
staatsstukken in vertaling naar de Staten Generaal. Ook hield hij Den Haag op
de hoogte van Zweedse muntzaken, van belang voor de handel tussen de beide
landen.
Op
22 augustus 1775 begon Reinier brieven te schrijven aan stadhouder Willem V. De laatste, de 31ste brief aan de prins vanuit Stockholm, schreef
Reinier op 25 oktober 1776. Hij schreef in het Frans en vaak grote delen in
codetaal om
"secreet te houden de zaaken die
vereisschen secreet gehouden te worden."
De
stadhouder las de gecodeerde brieven niet direct zelf. Als regel werden ze gedecodeerd
door zijn geheimsecretaris, die zowel de uitgeschreven tekst als de gecodeerde
brief aan de stadhouder overhandigde. In
zijn brief van 6 februari 1776 liet de Oranjegezinde Reinier zijn genegenheid voor Willem
V duidelijk blijken, toen hij schreef:
"La lettre, dont Vôtre Altesse Serenissime
a daigné me honorer sous date de 30 Decembre, ma penetré de la plus vive et de
la plus respectuende reconnoissance. Bien certainement ut capable de me rendre
tranquil et content dans toute position quelconqueon je me trouve oú trouverai
que la conviction du gracieux suffrage et de la Protection toute puissante de
Vôtre Altesse Serenissime: je ferai toujours tout au monde pour meriter l’un et
l’autre, Monseigneur, et c’est avec ces sentimens, que je prend la liberté de
remettre à ses soins tout mon sort."
Soms
had Reinier op politiek gebied niet veel te melden. Dan stelde hij de prins op
de hoogte van de laatste nieuwtjes uit de Zweedse high society. Van zijn brief
van 26 september 1775 aan Willem V stuurde Reinier een letterlijke kopie de
Staten Generaal. Hij gaf te verstaan het moeilijk te vinden op de juiste wijze
de reacties te verwoorden op het voorstel van de Zweedse Regering om het
geldstelsel te herzien. De Zweedse koning stemde volledig in met de
maatregelen, wat de ontevredenheid onder het volk en bij de adel alleen maar vergrootte.
Het
Rusland van Catharina II streefde ook in
het Noorden naar gebiedsuitbreiding. Om dat te voorkomen zocht Zweden
toenadering tot Oostenrijk. Reinier berichtte, dat koning Gustav III dienaangaande
overleg had gevoerd met de Oostenrijkse minister-president Wenzel Anton von Kaunitz (1711-1794). Vooral Frankrijk en Engeland wilden de rust bewaren
tussen Zweden en Rusland. Toen de onderhandelingen tussen Zweden en Oostenrijk een
vervolg kregen, gaf de Russische ambassadeur in Zweden Iwan Matvejewitsj
Simolin (1720-1799) in augustus 1775 opdracht de
diplomatieke post tussen beide landen te onderscheppen om te achterhalen of en
hoe de onderhandelingen tussen Zweden en het Weense Hof vorderden. Beide landen
waren ervan overtuigd, dat de Russen met de onderschepte informatie weinig
nieuws in handen hadden gekregen. Reinier schreef:
"On est donc generalement persuadé que la
Mission de Russie a fait intreprendre cet attentat pour approfondir d’autant
plus aisement les projets de la Suede; mais il est certain que l’on n’y a rien
gagné."
Ook
later sprak Reinier over de irritatie, die het gedrag van tsarina Catharina II in Zweden veroorzaakte bij volk en regering.
De Russische marine en het leger namen stellingen in langs de grens met Zweden.
Catharina II reageerde niet op vredesvoorstellen van zowel
Zweden als Frankrijk. Er werd zelfs gesuggereerd, dat Frankrijk, met steun van
Zweden, een oorlog tegen Rusland wilde beginnen. Reinier schreef aan Willem V:
"En outre, le mecontentement presque
general dans les Provinces fait envisager l’ été prochain comme une epoque
favorable pour les entreprises de la puissante voisine, et il y a même des
personnes qui pretendent, qu’une Lettre volumineuse qu’a receu ces jours-ci
l’Ambr de France, et
laquelle a donné occasion à un entretien. Particulier entre sa Maj. le Roi de
Suede et le dit Ambr, a
contenu des circonstances relatives aux decouvertes que la Cour de France
auroit fait des projets medités en Russie concernant une guerre prochaine sur
les Frontieres de la Suede."
De
spanningen tussen Zweden en de Russische prins Grigori Aleksandrovitsj Potemkin (1739-1791) namen verder toe. In zijn laatste
brief maakte Reinier melding van serieuze toenadering van Zweden tot Rusland. Alle
toenaderingen mochten niet baten. In 1788 raakte Zweden en Rusland met elkaar
in een oorlog die twee jaar zou duren.
Prins Potemkin
|
Vanwege de spanningen tussen Zweden en
Rusland en de dreiging van een oorlog had Reinier Willem V al in december 1775 geïnformeerd
over de samenstelling van het Zweedse leger. In een 14 pagina’s tellend rapport
beschreef Reinier de geschiedenis van het Zweedse leger en gaf hij een
karakteristiek van elke kazerne. Per legerplaats gaf hij aan hoeveel infanteristen
daar gelegerd waren. Ook van de cavalerie en de dragonders noemde hij de legerplaatsen en het aantal
manschappen. De cavalerie bestond uit 6733 manschappen. Het totale Zweedse leger,
dat Van Haeften eigenlijk maar zwak vond, bestond uit 34.266 manschappen.
Samenvatting samenstelling
Zweeds leger 1775, bron KHA
|
Op
een bal masqué tijdens de jaarwisseling 1796 werd de Pruisische ambassadeur
Georg August de Nostritz (1709-1795) publiekelijk belachelijk gemaakt.
Ondanks het feit, dat De Nostritz meteen excuses kreeg aangeboden, was een
diplomatieke rel een feit, zo liet Reinier Willem V een week later weten. In zes daarop volgende
brieven deed Reinier nog verslag van de affaire. Omdat de Pruisische koning Frederik II (1744-1797) de affaire hoog op nam door
publieke genoegdoening voor De Nostritz te eisen werd een reis van de Zweedse koningin
Sophia Magdalena naar Berlijn bijna onmogelijk. Pas op 28 juni
kon Reinier melden, dat de zaak definitief gesloten was.
Het
ligt voor de hand, dat Reinier veel aan Willem V geschreven heeft over het Zweedse Koningshuis.
De nieuwe Russische ambassadeur Andreij Petrovich Shuvalov (1743-1789) was niet zo te spreken over zijn
ontvangst door de koning in Paleis Eckholsund. De minachtende reactie daarop
was voor Catharina II aanleiding de relatie tussen Zweden en Rusland verder
onder druk te zetten. In de brief van 6 februari 1776 liet Reinier weten, dat de moeder van Gustav
III, voormalig koningin Louise Ulrike (1720-1782) altijd met zoveel tederheid sprak
over de echtgenote van Willem V, prinses Wilhelmina van Pruisen (1751-1820), en dat zij het erg jammer vond,
dat ze haar niet heeft kunnen ontmoeten in Berlijn. Hij schreef:
"Sa Majesté la Reine Douairiere de Suede
me parle toujours avec tant de tendresse de Son Altesse Roiale Madame la
Princesse d’Orange, comme Fille d’un Prince, pout lequel Elle conserve toujours
le souvenir le plus affectueux, que je n’ose plus differer de saisir cette
occasion pour le marquer à Vôtre Altesse Serenissime; cette Reine desire
surtout que Madame La Princesse sache tous les regrets qu’Elle a eu de manquer
de la rencontrer a Berlin et m’a conjuré encore en dernier lieu de m’ acquiter
de cette commission."
In
een ander brief deed Reinier uitvoerig verslag van een privédiner met de
Zweedse koning waaraan hij mocht aanzitten met de gezanten uit Engeland,
Oostenrijk en Frankrijk. Gezanten van andere landen waren niet welkom.
Op
3 september 1776 stuurde Reinier de medaille naar Willem V, die hij gekregen had ter gelegenheid
van een ‘Fête du Tournois et Carrousels’, een vreedzaam
vertoon van
rijkunst, dat
zich aan
de Koninklijke
hoven tot
een schitterend ruiterfeest had ontwikkeld. Met deze brief liet
Reinier weer blijken, dat hij zijn mening niet onder stoelen of banken stak
door op te merken, dat koning Gustav III zich meer voor feesten en partijen
interesseerde, dan voor staatszaken.
Een
paar maanden later Reinier vroeg Willem V om een andere vertegenwoordigende
post, omdat hij het klimaat in Zweden niet prettig vond, hij had het er niet
meer naar zijn zin. Twee weken later antwoordde de stadhouder, dat hij zich
ervoor zou inspannen wat anders voor Reinier te vinden maar dat kon nog wel
even duren. Van Haeften antwoordde de prins korte tijd later, dat hij van de
Staten-Generaal gehoord had, dat er uitgekeken werd naar een andere post, maar
duidelijk was al wel, dat dat niet Wenen zou worden. Reinier solliciteerde in
een volgende brief aan Willem V nadrukkelijk naar
een aanstelling in Constantinopel, nu de ambassadeur daar dodelijk ziek was. De
stadhouder reageerde dat Reinier daarvoor zeer geschikt zou zijn, maar dat de
beslissing daarover lag bij de steden, die het meest handel dreven met de
Levant. Willem V zou zijn best voor hem doen. Reinier bracht op
21 april 1777 zijn laatste bezoek aan koning Gustav III, want de Staten-Generaal hadden hem formeel benoemd tot
ambassadeur in Turkije. Reinier vertrok op 2 mei 1777 uit Stockholm.
Tiel,
3 juni 2018
Geen opmerkingen:
Een reactie posten