Familiefoto's

Familiefoto's
Familiefoto's

zondag 3 juni 2018

Genealogisch blog 291


Gezant in Stockholm

Op 23 januari 1769 besloten de Staten-Generaal Reinier van Haeften (1729-1800) na Lissabon in Zweden aan te stellen als Extraordinaris Envoyé, buitengewoon gezant van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, met een traktement van fl. 10.000 per jaar. Reinier vertrok op 10 april 1769 uit ’s Gravenhage, bereikte Hamburg op 24 april en Kopenhagen op 7 mei en kwam uiteindelijk op 22 mei 1769  aan in Stockholm.  
Zweden en Nederland onderhielden sinds 1614 diplomatieke betrekkingen met elkaar. Het verdrag, dat de oprichting van permanente vertegenwoordigingen regelde, bevatte ook afspraken over handel en over hoe de landen elkaar militair zouden ondersteunen. Op 5 april 1614 ondertekende de afgevaardigde van de Zweedse koning, de Nederlander Jacob van Dijck (1567-1631), en zeven vertegenwoordigers van de Staten Generaal het verdrag. 

Jacob van Dijck
Jacob van Dijck

Enkele handelaren en industriëlen, die veel zaken deden met Zweden, zoals de families Trip en De Geer, hadden de advocaat Van Dijck in 1607 daarheen gestuurd om hun belangen te behartigen. Van Dijck maakte zich in Zweden zo geliefd, dat hij werd aangesteld als gezant van dat land in ’s Gravenhage. De Koning van Zweden vroeg hem met de Nederlanders een verdrag van vriendschap en koophandel voor te bereiden. Na zijn terugkeer in Zweden werd Van Dijck in 1626 burgemeester van Götenborg.
Pas in oktober 1654 namen de Staten Generaal in meerderheid de beslissing een afgezant naar Stockholm te sturen. Na 1723 leidde een Extraordinaris Envoyé of Minister Plenipotentiaris het Nederlandse gezantschap. Tijdens zijn verblijf in Stockholm woonden Reinier en zijn secretaris, A.J. van Schenck, op de eerste verdieping van Tyresö Slott, even buiten Stockholm, dat eigendom was van de vooraanstaande graaf Carl Fredrik Scheffer (1715-1786). De kosten daarvan werden in ’s Gravenhage gedeclareerd. De secretaris van Reinier was niet aangesteld door de Staten-Generaal, hoewel die hem indirect wel bezoldigden. 

Tyresö Slott
Tyresö Slott

Reinier kreeg van de Staten Generaal geen speciale opdrachten mee, zoals bij zijn vertrek naar Lissabon. In Stockholm moest hij wel zo spoedig mogelijk op audiëntie gaan bij koning Adolf Frederik (1710-1771) en zijn geloofsbrieven overhandigen :

"De voorsz audiëntie bekomen hebbende zal hy aan zyne Majesteit btuigen haar Hoog Mog. achting voor zyne Majesteits Persoon en vriendschap, en verzekering geeven van haar Hoog. Mog. opregte intentie om met zyne Majesteit en het Ryk van Zweden in eene goede en vertrouwde intelligentie te leeven, en die tusschen wederzydsche Staaten, Landen en Onderdaanen meer en meer aan te kweeken en te bevestigen, daar toe gebruikende zodanige expressen als hy na geleegenheid van zaaken meest bekwaam zal oordeelen om zyne Majesteit van de opregtheid van haar Hoog. Mog. sentimenten in deezen te persuadeeren; zal wyders ook audiëntie verzoeken by de Koninginne, en dezelve in het byzondere verzekeren van haar Hoog Mog. achtinge en affectie voor haar Persoon; aan haare Majesteit de zaaken en interessen van den Staat en van haare goede Ingezeetenen ten besten recommandeerende, met verzoek van die door haar veel vermoogend credit te willen secondeeren."
Van Reinier werd verder verwacht, dat hij eventuele problemen op het gebied van handel en scheepvaart zou oplossen om de handel tussen beide landen te laten doorgaan. Hij diende toekomstige belemmeringen voor de handel onmiddellijk aan de Staten-Generaal te laten weten. De instructies voor Reinier eindigden met:

"Gemelde Heer Extraordinaris Envoyé zal voorts hem in alles wel en getrouwlyk gedraagen, en secreet houden de zaaken die vereisschen secreet gehouden te worden, zoo geduurende zyne Commissie als daar na.

Zal ook van alles wat van consideratie en importatie is pertinent Verbaal houden, om te zyner tyd met de origineele en andere Stukken daar toe specteerende aan haar Hoog Mog. overgeleevert te worden."
Om de commerciële belangen van Nederland te behartigen had Reinier in havensteden als Götenborg een correspondent in dienst. Eind 1770 liet hij voor het eerst van zich horen vanuit Zweden. In de Nederlanden was in 1768 runderpest uitgebroken. De omringende landen sloten hun grenzen. Zo ook Zweden. Van Haeften liet aan de Staten Generaal weten, dat het voor Nederlandse schepen verboden was vee en vleesproducten naar Zweden te vervoeren. Twee weken later berichtte Reinier de Staten-Generaal, dat de Zweedse Levantse Compagnie, opgericht in 1737 naar Nederlands voorbeeld, nieuw leven ingeblazen was. In 1771 kon de compagnie het hoofd al niet meer boven water houden en werd opgeheven. Na de dood van koning Frederik Adolf kwam op 19 augustus 1772 zijn oudste zoon Gustav III (1746-1792) aan de macht. Frederik Adolf werd op 30 juli 1771 met veel ceremonieel vertoon ten grave gedragen. 

Koning Gustav III van Zweden
Koning Gustav III van Zweden

Barthold van Haeften, de vader van Reinier overleed op 11 december 1772 en vier dagen later werd hij in Ophemert begraven. Het is niet zeker of Reinier aanwezig geweest is bij de begrafenis van zijn vader. Feit is wel, dat Reinier op 9 april 1773 bij de Staten-Generaal verlof aanvroeg om zijn particuliere zaken te regelen na de dood van zijn vader. Zijn verzoek werd gehonoreerd en dientengevolge vertoefde hij van 25 juni 1773 tot 15 juli 1775 thuis in Ophemert.
Weer terug in Stockholm stuurde Reinier regelmatig afschriften van Zweedse staatsstukken in vertaling naar de Staten Generaal. Ook hield hij Den Haag op de hoogte van Zweedse muntzaken, van belang voor de handel tussen de beide landen.
Op 22 augustus 1775 begon Reinier brieven te schrijven aan stadhouder Willem V. De laatste, de 31ste  brief aan de prins vanuit Stockholm, schreef Reinier op 25 oktober 1776. Hij schreef in het Frans en vaak grote delen in codetaal om 

"secreet te houden de zaaken die vereisschen secreet gehouden te worden."
De stadhouder las de gecodeerde brieven niet direct zelf. Als regel werden ze gedecodeerd door zijn geheimsecretaris, die zowel de uitgeschreven tekst als de gecodeerde brief aan de stadhouder overhandigde.  In zijn brief van 6 februari 1776 liet de Oranjegezinde Reinier zijn genegenheid voor Willem V duidelijk blijken, toen hij schreef:

"La lettre, dont Vôtre Altesse Serenissime a daigné me honorer sous date de 30 Decembre, ma penetré de la plus vive et de la plus respectuende reconnoissance. Bien certainement ut capable de me rendre tranquil et content dans toute position quelconqueon je me trouve oú trouverai que la conviction du gracieux suffrage et de la Protection toute puissante de Vôtre Altesse Serenissime: je ferai toujours tout au monde pour meriter l’un et l’autre, Monseigneur, et c’est avec ces sentimens, que je prend la liberté de remettre à ses soins tout mon sort."
Soms had Reinier op politiek gebied niet veel te melden. Dan stelde hij de prins op de hoogte van de laatste nieuwtjes uit de Zweedse high society. Van zijn brief van 26 september 1775 aan Willem V stuurde Reinier een letterlijke kopie de Staten Generaal. Hij gaf te verstaan het moeilijk te vinden op de juiste wijze de reacties te verwoorden op het voorstel van de Zweedse Regering om het geldstelsel te herzien. De Zweedse koning stemde volledig in met de maatregelen, wat de ontevredenheid onder het volk en bij de adel alleen maar vergrootte.
Het Rusland van Catharina II streefde ook in het Noorden naar gebiedsuitbreiding. Om dat te voorkomen zocht Zweden toenadering tot Oostenrijk. Reinier berichtte, dat koning Gustav III dienaangaande overleg had gevoerd met de Oostenrijkse minister-president Wenzel Anton von Kaunitz (1711-1794). Vooral Frankrijk en Engeland wilden de rust bewaren tussen Zweden en Rusland. Toen de onderhandelingen tussen Zweden en Oostenrijk een vervolg kregen, gaf de Russische ambassadeur in Zweden Iwan Matvejewitsj Simolin (1720-1799) in augustus 1775 opdracht de diplomatieke post tussen beide landen te onderscheppen om te achterhalen of en hoe de onderhandelingen tussen Zweden en het Weense Hof vorderden. Beide landen waren ervan overtuigd, dat de Russen met de onderschepte informatie weinig nieuws in handen hadden gekregen. Reinier schreef:

"On est donc generalement persuadé que la Mission de Russie a fait intreprendre cet attentat pour approfondir d’autant plus aisement les projets de la Suede; mais il est certain que l’on n’y a rien gagné."
Ook later sprak Reinier over de irritatie, die het gedrag van tsarina Catharina II in Zweden veroorzaakte bij volk en regering. De Russische marine en het leger namen stellingen in langs de grens met Zweden. Catharina II reageerde niet op vredesvoorstellen van zowel Zweden als Frankrijk. Er werd zelfs gesuggereerd, dat Frankrijk, met steun van Zweden, een oorlog tegen Rusland wilde beginnen. Reinier schreef aan Willem V:

"En outre, le mecontentement presque general dans les Provinces fait envisager l’ été prochain comme une epoque favorable pour les entreprises de la puissante voisine, et il y a même des personnes qui pretendent, qu’une Lettre volumineuse qu’a receu ces jours-ci l’Ambr de France, et laquelle a donné occasion à un entretien. Particulier entre sa Maj. le Roi de Suede et le dit Ambr, a contenu des circonstances relatives aux decouvertes que la Cour de France auroit fait des projets medités en Russie concernant une guerre prochaine sur les Frontieres de la Suede."

De spanningen tussen Zweden en de Russische prins Grigori Aleksandrovitsj Potemkin (1739-1791) namen verder toe. In zijn laatste brief maakte Reinier melding van serieuze toenadering van Zweden tot Rusland. Alle toenaderingen mochten niet baten. In 1788 raakte Zweden en Rusland met elkaar in een oorlog die twee jaar zou duren. 

Prins Potemkin
Prins Potemkin

Vanwege de spanningen tussen Zweden en Rusland en de dreiging van een oorlog had Reinier Willem V al in december 1775 geïnformeerd over de samenstelling van het Zweedse leger. In een 14 pagina’s tellend rapport beschreef Reinier de geschiedenis van het Zweedse leger en gaf hij een karakteristiek van elke kazerne. Per legerplaats gaf hij aan hoeveel infanteristen daar gelegerd waren. Ook van de cavalerie en de dragonders  noemde hij de legerplaatsen en het aantal manschappen. De cavalerie bestond uit 6733 manschappen. Het totale Zweedse leger, dat Van Haeften eigenlijk maar zwak vond, bestond uit 34.266 manschappen.

Samenvatting samenstelling Zweeds leger 1775, bron KHA
Samenvatting samenstelling Zweeds leger 1775, bron KHA

Op een bal masqué tijdens de jaarwisseling 1796 werd de Pruisische ambassadeur Georg August de Nostritz (1709-1795) publiekelijk belachelijk gemaakt. Ondanks het feit, dat De Nostritz meteen excuses kreeg aangeboden, was een diplomatieke rel een feit, zo liet Reinier Willem V een week later weten. In zes daarop volgende brieven deed Reinier nog verslag van de affaire.  Omdat de Pruisische koning Frederik II (1744-1797) de affaire hoog op nam door publieke genoegdoening voor De Nostritz te eisen werd een reis van de Zweedse koningin Sophia Magdalena naar Berlijn bijna onmogelijk. Pas op 28 juni kon Reinier melden, dat de zaak definitief gesloten was.
Het ligt voor de hand, dat Reinier veel aan Willem V geschreven heeft over het Zweedse Koningshuis. De nieuwe Russische ambassadeur Andreij Petrovich Shuvalov (1743-1789) was niet zo te spreken over zijn ontvangst door de koning in Paleis Eckholsund. De minachtende reactie daarop was voor Catharina II aanleiding de relatie tussen Zweden en Rusland verder onder druk te zetten. In de brief van 6 februari 1776  liet Reinier weten, dat de moeder van Gustav III, voormalig koningin Louise Ulrike (1720-1782) altijd met zoveel tederheid sprak over de echtgenote van Willem V, prinses Wilhelmina van Pruisen (1751-1820), en dat zij het erg jammer vond, dat ze haar niet heeft kunnen ontmoeten in Berlijn. Hij schreef:

"Sa Majesté la Reine Douairiere de Suede me parle toujours avec tant de tendresse de Son Altesse Roiale Madame la Princesse d’Orange, comme Fille d’un Prince, pout lequel Elle conserve toujours le souvenir le plus affectueux, que je n’ose plus differer de saisir cette occasion pour le marquer à Vôtre Altesse Serenissime; cette Reine desire surtout que Madame La Princesse sache tous les regrets qu’Elle a eu de manquer de la rencontrer a Berlin et m’a conjuré encore en dernier lieu de m’ acquiter de cette commission."
In een ander brief deed Reinier uitvoerig verslag van een privédiner met de Zweedse koning waaraan hij mocht aanzitten met de gezanten uit Engeland, Oostenrijk en Frankrijk. Gezanten van andere landen waren niet welkom.
Op 3 september 1776 stuurde Reinier de medaille naar Willem V, die hij gekregen had ter gelegenheid van een ‘Fête du Tournois et Carrousels’, een vreedzaam vertoon van rijkunst, dat zich aan de Koninklijke hoven tot een schitterend ruiterfeest had ontwikkeld. Met deze brief liet Reinier weer blijken, dat hij zijn mening niet onder stoelen of banken stak door op te merken, dat koning Gustav III zich meer voor feesten en partijen interesseerde, dan voor staatszaken.
Een paar maanden later Reinier vroeg Willem V om een andere vertegenwoordigende post, omdat hij het klimaat in Zweden niet prettig vond, hij had het er niet meer naar zijn zin. Twee weken later antwoordde de stadhouder, dat hij zich ervoor zou inspannen wat anders voor Reinier te vinden maar dat kon nog wel even duren. Van Haeften antwoordde de prins korte tijd later, dat hij van de Staten-Generaal gehoord had, dat er uitgekeken werd naar een andere post, maar duidelijk was al wel, dat dat niet Wenen zou worden. Reinier solliciteerde in een volgende brief aan Willem V nadrukkelijk naar een aanstelling in Constantinopel, nu de ambassadeur daar dodelijk ziek was. De stadhouder reageerde dat Reinier daarvoor zeer geschikt zou zijn, maar dat de beslissing daarover lag bij de steden, die het meest handel dreven met de Levant. Willem V zou zijn best voor hem doen. Reinier bracht op 21 april 1777 zijn laatste bezoek aan koning Gustav III, want de Staten-Generaal hadden hem formeel benoemd tot ambassadeur in Turkije. Reinier vertrok op 2 mei 1777 uit Stockholm.

Tiel, 3 juni 2018



 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten