Familiefoto's

Familiefoto's
Familiefoto's

zaterdag 6 oktober 2018

Genealogisch blog 317


Fribourg

Na diens dood in 1844 erfde jonkheer Pieter Benjamin Johan (Pieter) Vegilin van Claerbergen van zijn vader het buiten “Mariënburg” in Leeuwarden. Hij werd daarmee één van de rijkste inwoners van Friesland. Natuurlijk kwam Pieter wel op Mariënburg, maar hij verbleef meestal op de Heremastate in Joure, een huis dat sinds de 17e eeuw in eigendom van zijn familie was. De familie breidde het huis uit en liet de fraaie parktuin aanleggen. In 1940 verkocht een nazaat van Pieter het huis aan de gemeente Haskerland. Sindsdien doet het dienst als gemeentehuis van Joure.

Heremastate
Heremastate

De vader van Pieter, Valerius Lodewijk Vegilin van Claerbergen (1774-1844), had Mariënburg in 1838 gekocht. Op het zuidelijke deel van het terrein rond Mariënburg liet Pieter aan de weg Achter de Hoven in 1872 een “verblijfplaats voor minvermogenden” optrekken. De verblijfplaats bestond uit een hofje van zes woninkjes onder een dak, gelegen achter een hoofdgebouw in de stijl van een chalet met een breed overkapt balkon. Pieter bepaalde, dat de woninkjes bestemd waren voor minvermogenden

“zonder onderscheid van kunne, ouderdom, inboorlingschap, geloofsbelijdenis of huwelijksen staat”.
De stichting, die de woninkjes beheerde kreeg de naam “Fribourg”, naar het Zwitserse stadje Freiburg, van waar het geslacht Vegilin van Claerbergen afkomstig zou zijn. Tot aan zijn dood bestuurde jonkheer Pieter de stichting zelf, daarna trad een bestuur van vijf mannen op, zoals in de stichtingsakte was bepaald. Het bestuur bestond voor een periode van zes jaar uit de burgemeester van Leeuwarden (voorzitter), de op twee na oudste predikant van de Hervormde Gemeente van Leeuwarden (secretaris), een lid van de familie Vegilin van Claerbergen (penningmeester) en twee notabelen uit de gemeente Leeuwarden, die door de eerste drie leden werden gekozen. Het bestuur van de Stichting Fribourg bepaalde wie voor een woninkje in aanmerking kwam, echter twee kamers werden altijd door het bestuurslid uit de familie Vegilin van Claerbergen toegewezen. De bewoners hoefden niet te betalen voor brandstof en geneeskundige hulp. En als de financiën het konden dragen, was het bestuur bevoegd de bewoners een toelage toe te kennen. De dagelijkse leiding van Fribourg was in handen van een directeur, die door het bestuur werd aangesteld. Hij genoot met zijn gezin vrije inwoning in het hoofdgebouw.

Hofje Fribourg
Hofje Fribourg

Na zijn dood in 1879 liet de jonkheer Fribourg bezittingen na in Snakkerburen, een terp in Wytgaard en enig kapitaal. Door de latere sociale wetgeving en de slechte staat van de huisjes veranderde de bestemming van het hofje in 1976 en ging de stichting subsidie verstrekken aan niet-gesubsidieerde maatschappelijke instellingen.
Wie was die welgestelde jonkheer Pieter Benjamin Johan Vegilin van Claerbergen, die zich ook betrokken voelde bij de minvermogenden in de samenleving? Zoals al opgemerkt was hij de zoon van politicus Valerius Lodewijk Vegilin van Claerbergen, die getrouwd was met zijn nicht Aurelia Anna Maria Vegilin van Claerbergen (1772-1843). Als jongeling studeerde Pieter Romeins en hedendaags recht aan de Universiteiten van Leiden (1827) en Groningen (1828), waar hij op 19 april 1833 promoveerde op het proefschrift met de titel “De juribus summi imperantis in societates ecclesiasticas”.
 In 1834 trad Pieter in het huwelijk met de 26-jarige jonkvrouw Aurelia van Beyma, dochter van Petrus Johannes Beyma en Geertrui Trip. Het paar kreeg dertien kinderen, van wie er twee op jonge leeftijd overleden. Van de zonen van Pieter en Aurelia werden er twee burgemeester, terwijl zoon Petrus Johannes (1845-1918) directeur werd van het Kabinet der Koningin. De overige kinderen waren uiteraard eveneens aantrekkelijke huwelijkskandidaten. Aurelia overleed 29 december 1851, zes dagen na de geboorte van dertiende, levenloos geboren kind. Vijf jaar na het overlijden van Aurelia hertrouwde Pieter in Nieuwer Amstel met jonkvrouw Jacoba Johanna (Jacoba) van Haeften. Jacoba, geboren op 31 december 1830 in ’s Gravenhage, was een dochter van Adriaan van Haeften (1800-1860) en Maria Cornelia van Hetterschei (1796-1849). Bij Jacoba verwekte Pieter nog twee kinderen, dochter Adriënne (1857-1931 en zoon Philip Ernst (1859-1912).

Pieter Benjamin Johan Vegilin van Claerbergen
Pieter Benjamin Johan Vegilin van Claerbergen

Keren we terug naar de politiek-bestuurlijke loopbaan van Pieter. In 1835 verving hij zijn vader als grietman van Haskerland. Hij oefende die functie uit tot 1844, toen hij vanwege ziekte van zijn vader de vergaderingen niet meer kon bijwonen en ontslag nam. Daarom ook had hij ontslag genomen als lid van de Tweede Kamer der Staten Generaal, waarvan hij sinds 1842 deel uitmaakte.
Na het overlijden van zijn vader pakte Pieter zijn politiek-bestuurlijke werkzaamheden weer op. In 1845 werd hij namens de Ridderschap gekozen tot lid van de Provinciale Staten van Friesland. Vanaf 1850 bekleedde hij die functie als vertegenwoordiger van het kiesdistrict Sneek. In 1848 werd Pieter buitengewoon lid van de Tweede Kamer der Staten Generaal. Daar voerde hij het woord over de voorstellen tot grondwetswijziging van Thorbecke, wiens voorstellen hij van harte steunde. Ten tijde van het koningschap van Willem II stond Pieter bekend als regeringsgezind, later werd hij conservatief. Tussen 1850 en 1853 was hij lid van de Gedeputeerde Staten van Friesland.
In 1856 verliet hij de Provinciale Staten van Friesland om weer voor twee jaar deel te gaan uit maken van de Tweede Kamer. Hij voerde in die periode het woord over een wetsvoorstel tot splitsing van de gemeente Opsterland en over de ontwerpwet Lager Onderwijs. Het werk in de Tweede Kamer viel hem zwaar. Daarom verzocht hij – met succes - in 1858 als Kamerlid voor vervanging in aanmerking te komen. Van 1859 tot aan zijn dood in 1879 was Pieter weer lid van de Provinciale Staten van Friesland.
Niet alleen politiek-bestuurlijke aangelegenheden genoten de belangstelling van Pieter, ook andere maatschappelijke zaken konden op zijn inzet rekenen. Zo was hij president van het bestuur van de Haskerveense Polder en vanaf eind 1862 lid van het Comité voor den Noor-Hollandsch-Frieschen Spoorwegen.

Nijdamstra State
Nijdamstra State

Twee maanden voor zijn dood op 27 mei 1879 in Leeuwarden kocht Pieter de Nijdamstra State in Irnsum voor fl. 80.251,50. Hiervoor kreeg hij: 

“Eene uitmuntend vruchtbare Zathe en landen, met huizinge, schuur, varkenshok, hieminge, hovinge, boomen en plantagie, watermolen cum annexis onmiddellijk aan den macadamweg nabij de Irnsumerzijl.”
De Nijdamstra State bevindt zich op een lichte verhoging in het landschap, waarschijnlijk een zgn. huisterp in de uiterwaarden van de oude rivier de Boorn.
De totale nalatenschap van Pieter Benjamin Johan Vegilin van Claerbergen bedroeg bij zijn dood fl. 5,8 miljoen. De Nijdamstra State maakte dus minder dan 1% van zijn bezittingen uit. Door verdeling van het bezit onder de toen nog levende twaalf kinderen versplinterde het familiebezit dat in de voorgaande generaties was opgebouwd. In 1904 gaf jongste zoon Philip Ernst opdracht tot verkoop van de Nijdamstra State en verschillende andere boerderijen en landerijen in Friesland. Weduwe Jacoba Johanna van Haeften was al in 1879, in overleg met de kinderen, begonnen diverse bezittingen te verkopen en weer andere goederen aan te schaffen.


Ridderhofstad Hindersteyn

In 1882 verhuisde weduwe Jacoba Johanna van Haeften van Friesland naar de Ridderhofstad Hindersteyn in Langbroek in de provincie Utrecht. Zij had de Ridderhofstad in 1881 gekocht van Philips Julius Hendrik Graaf van Zuylen van Nyeveld (1853-1913). Ze heeft daar iets meer dan elf jaar gewoond, want in 1892 deed ze het huis weer van de hand en trok naar ’s Gravenhage. Zij overleed op 82-jarige leeftijd in Zeist op 7 november 1913.

Tiel, 6 oktober 2018



 



Geen opmerkingen:

Een reactie posten