Twee keer: neen
In de jaren ’50 van de vorige
eeuw maakte het bedrijf van mijn grootvader van moederskant een enorme groei
mee, nadat de bloemenwinkel, die een belangrijk deel van het woonhuis in beslag
nam, was beĆ«indigd. Bloemenmagazijn “De Morgenzon”, geopend in 1931, werd
vooral gerund door mijn grootmoeder. De winkel had zijn naam te danken aan de
eerste zonnestralen die in de ochtend binnenvielen. Voor het maken van bloemwerk
was een binder in dienst, al kon oma het met sommigen van hen niet goed vinden.
Vaak schakelde oma haar oudste dochter in om in de winkel te helpen. Mijn tante
had daar wel feeling voor. Nadat de winkel ergens in de vijftiger jaren
gesloten was, ging de verkoop van bloemen en bloemwerk gewoon door, nu vanuit
de grote schuur achter het huis. In de voortuin stond een lang wit bord, dat
naar de schuur wees en waarop stond, dat daar bloemen en planten te koop waren.
Wel kochten opa en oma er scherper in, het assortiment werd beperkt.
Amersfoorts Dagblad,
d.d. 16-05-1931
|
Mijn oma, die ik later Moeder
Bosman noemde, genoot met volle teugen van het contact met de grossiers die
langs kwamen met hun vrachtwagens vol bloemen. Met een enkeling ontstond een
vriendschappelijke relatie. Tegen de Kerst was oma op d’r best. Wanneer mensen
op Kerstavond nog een boom of een kerststukje kwamen kopen, dan moesten ze
daarvoor extra diep in de buidel tasten. Van een lagere prijs om los te komen
wilde oma niets weten. Ze willen nou eenmaal die boom of dat stukje hebben, was
haar redenering, elders kunnen ze niet terecht en ik moet op Kerstavond nog aan
de bak. Daarvoor mag ik best extra betaald worden. Vaak moesten deze laatste
klanten het dubbele van de oorspronkelijke prijs betalen.
Bloemenmagazijn De
Morgenzon, ik ben het jochie op de foto
|
Na hun terugkeer uit voormalig
Ned.-Indiƫ was het voor de oudste twee zonen van opa en oma, de normaalste
zaak, dat ze gingen werken in het bedrijf van hun vader. Mijn ooms, Frans en
Bertus Bosman, hadden voor hun vertrek naar Indiƫ de tuinbouwschool gevolgd.
Het hart van Frans lag bij de aanleg en het onderhoud van tuinen, terwijl
Bertus grote liefhebberij het kweken van potplanten en perkgoed was. Hij blonk
uit in ingraven. Zonder hoogteverschil en in een razend tempo groef hij alle
potmaten in verband in in de tabletten in de kassen of in de platte bakken
Halverwege de jaren ’50 bestond
het bedrijf van opa uit een plantenkwekerij aan de Kapelweg in Amersfoort, waar
Bertus de bedrijfsleider was, een boomkwekerij aan de Hooglandseweg
en uit een onderdeel voor de aanleg en het onderhoud van tuinen. Voor deze
beide laatste onderdelen was Frans verantwoordelijk, terwijl opa de algehele supervisie
in handen hield en zelf zo veel mogelijk in de tuinen van klanten werkte. Tot
de klanten van opa behoorden enkele rijke Amersfoortse families, zoals de
familie Pon de importeur van Volkswagen. Veel van zijn klanten woonden op de
Amersfoortse berg.
Bertus Bosman met
zijn ouders op de kwekerij aan de Kapelweg
|
Vanaf de kwekerij gingen
aanzienlijke hoeveelheden kamerplanten naar de veiling, eerst in Amersfoort,
toen daar nog een veiling was, en later naar de veiling in Utrecht naast de fabrieken
van DE, en weer later naar Vleuten. Wanneer er een beschikbaar was reed Bertus
met een van de Volkswagenbusjes vol planten naar Utrecht. Waren de eigen busjes
niet beschikbaar, dan werd een collega-kweker met een vrachtauto gevraagd om,
tegen een vergoeding, de rit met de planten naar de veiling te maken.
Toen hij serieus verkering had en
met zijn verloofde trouwplannen maakte, stelde Bertus zijn vader voor een
dilemma. Hij wilde het bedrijf aan de Kapelweg overnemen en voor zichzelf
beginnen. Toen zijn vader, uit angst zijn huis te verliezen bij zo’n
transactie, daarmee niet instemde, besloot Bertus het over een andere boeg te
gooien. Hij werd conciƫrge op de ambachtschool aan de Leusderweg, een functie
die hij tot zijn overlijden in 1993 heeft vervuld. Wel was hij bereid zijn
vader te helpen, wanneer die een tekort aan personeel had. Het bloed kroop waar
het niet gaan kon.
Een jaar of wat later gaven mijn
vader en de echtgenoot van de oudste zus van mijn moeder opa het advies om met
Frans een maatschap aan te gaan, waardoor de continuĆÆteit van het bedrijf
verzekerd was en opa zich niet overvallen zou voelen door een eventuele
overname, en – niet onbelangrijk – in zijn huis zou kunnen blijven wonen. Opa
stemde daarmee in.
In de schoolvakanties probeerde
ik als jonge jongen zo veel mogelijk bij opa en oma te logeren. Ik kon dan
meewerken met de andere knechten op de kwekerij. Soms ging ik met opa mee om
ergens in de stad in een tuin te werken. Het opkweken van planten, echter, was
mijn grote liefhebberij. Ik wilde dat vak van opa leren, een mooi bijkomend
voordeel voor mij was, dat ik ook nog een paar centen verdiende. Stilaan werd
er in de familie gefluisterd, dat zich toch nog een opvolger voor de Kapelweg
aandiende. Zeker toen ik aan de Hogere Tuinbouwschool in Utrecht ging studeren
en bij opa en oma ging wonen. Dat had vier voordelen: voor mijn vader, want ik
hoefde geen dure kamer te huren, die hij zou moeten betalen; voor opa, die via
mij op de hoogte kwam van de nieuwste technieken in de bloemisterij en voor mij,
want ik kon dagelijks in praktijk brengen wat ik op school leerde. Tenslotte
hadden mijn grootouders nu iemand in huis met wie ze elke avond konden kaarten.
Tot diep in de nacht speelden we en altijd verloor ik met zwikken veel geld,
dat ik de volgende dag van oma weer terugkreeg.
Opa en oma Bosman op
de kwekerij
|
Ook ik heb opa voorgelegd, dat ik zijn bedrijf wilde
overnemen, toen vaststond, dat een huwelijk niet lang meer op zich zou laten
wachten. Ook ik kreeg resoluut te horen, dat hij daartoe niet bereid was. Ik
zou het bedrijf kunnen huren, zodat opa en oma zonder zorgen in hun huis zouden
kunnen blijven wonen. Vader Bosman was niet te vermurwen, toen ik voorstelde in
het koopcontract vast te leggen, dat opa en oma tot hun beider dood in het huis
zouden kunnen blijven wonen.
Eind juni 1971 studeerde ik af in Utrecht. Drie dagen later
begon ik als kwaliteitscontroleur bij Schop’s Vleeswaren en Conservenfabrieken
in Harderwijk. Nooit heb ik meer een poging ondernomen opa op andere gedachten
te brengen. Ik was tot de conclusie gekomen, dat het bedrijf aan de Kapelweg te
weinig toekomstmogelijkheden had, omdat het geen egaal terrein was van geringe
oppervlakte en helemaal ingesloten was door woningbouw, waardoor het bedrijf
slecht te ontsluiten was en niet uit te breiden.
Tiel, 10 oktober 2018.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten