Familiefoto's

Familiefoto's
Familiefoto's

woensdag 10 oktober 2018

Genealogisch blog 319


Twee keer: neen

In de jaren ’50 van de vorige eeuw maakte het bedrijf van mijn grootvader van moederskant een enorme groei mee, nadat de bloemenwinkel, die een belangrijk deel van het woonhuis in beslag nam, was beĆ«indigd. Bloemenmagazijn “De Morgenzon”, geopend in 1931, werd vooral gerund door mijn grootmoeder. De winkel had zijn naam te danken aan de eerste zonnestralen die in de ochtend binnenvielen. Voor het maken van bloemwerk was een binder in dienst, al kon oma het met sommigen van hen niet goed vinden. Vaak schakelde oma haar oudste dochter in om in de winkel te helpen. Mijn tante had daar wel feeling voor. Nadat de winkel ergens in de vijftiger jaren gesloten was, ging de verkoop van bloemen en bloemwerk gewoon door, nu vanuit de grote schuur achter het huis. In de voortuin stond een lang wit bord, dat naar de schuur wees en waarop stond, dat daar bloemen en planten te koop waren. Wel kochten opa en oma er scherper in, het assortiment werd beperkt.

Amersfoorts Dagblad, d.d. 16-05-1931
Amersfoorts Dagblad, d.d. 16-05-1931

Mijn oma, die ik later Moeder Bosman noemde, genoot met volle teugen van het contact met de grossiers die langs kwamen met hun vrachtwagens vol bloemen. Met een enkeling ontstond een vriendschappelijke relatie. Tegen de Kerst was oma op d’r best. Wanneer mensen op Kerstavond nog een boom of een kerststukje kwamen kopen, dan moesten ze daarvoor extra diep in de buidel tasten. Van een lagere prijs om los te komen wilde oma niets weten. Ze willen nou eenmaal die boom of dat stukje hebben, was haar redenering, elders kunnen ze niet terecht en ik moet op Kerstavond nog aan de bak. Daarvoor mag ik best extra betaald worden. Vaak moesten deze laatste klanten het dubbele van de oorspronkelijke prijs betalen.

Bloemenmagazijn De Morgenzon, ik ben het jochie op de foto
Bloemenmagazijn De Morgenzon, ik ben het jochie op de foto

Na hun terugkeer uit voormalig Ned.-Indiƫ was het voor de oudste twee zonen van opa en oma, de normaalste zaak, dat ze gingen werken in het bedrijf van hun vader. Mijn ooms, Frans en Bertus Bosman, hadden voor hun vertrek naar Indiƫ de tuinbouwschool gevolgd. Het hart van Frans lag bij de aanleg en het onderhoud van tuinen, terwijl Bertus grote liefhebberij het kweken van potplanten en perkgoed was. Hij blonk uit in ingraven. Zonder hoogteverschil en in een razend tempo groef hij alle potmaten in verband in in de tabletten in de kassen of in de platte bakken
Halverwege de jaren ’50 bestond het bedrijf van opa uit een plantenkwekerij aan de Kapelweg in Amersfoort, waar Bertus de bedrijfsleider was, een boomkwekerij aan de Hooglandseweg en uit een onderdeel voor de aanleg en het onderhoud van tuinen. Voor deze beide laatste onderdelen was Frans verantwoordelijk, terwijl opa de algehele supervisie in handen hield en zelf zo veel mogelijk in de tuinen van klanten werkte. Tot de klanten van opa behoorden enkele rijke Amersfoortse families, zoals de familie Pon de importeur van Volkswagen. Veel van zijn klanten woonden op de Amersfoortse berg.

Bertus Bosman met zijn ouders op de kwekerij aan de Kapelweg
Bertus Bosman met zijn ouders op de kwekerij aan de Kapelweg

Vanaf de kwekerij gingen aanzienlijke hoeveelheden kamerplanten naar de veiling, eerst in Amersfoort, toen daar nog een veiling was, en later naar de veiling in Utrecht naast de fabrieken van DE, en weer later naar Vleuten. Wanneer er een beschikbaar was reed Bertus met een van de Volkswagenbusjes vol planten naar Utrecht. Waren de eigen busjes niet beschikbaar, dan werd een collega-kweker met een vrachtauto gevraagd om, tegen een vergoeding, de rit met de planten naar de veiling te maken.
Toen hij serieus verkering had en met zijn verloofde trouwplannen maakte, stelde Bertus zijn vader voor een dilemma. Hij wilde het bedrijf aan de Kapelweg overnemen en voor zichzelf beginnen. Toen zijn vader, uit angst zijn huis te verliezen bij zo’n transactie, daarmee niet instemde, besloot Bertus het over een andere boeg te gooien. Hij werd conciĆ«rge op de ambachtschool aan de Leusderweg, een functie die hij tot zijn overlijden in 1993 heeft vervuld. Wel was hij bereid zijn vader te helpen, wanneer die een tekort aan personeel had. Het bloed kroop waar het niet gaan kon.
Een jaar of wat later gaven mijn vader en de echtgenoot van de oudste zus van mijn moeder opa het advies om met Frans een maatschap aan te gaan, waardoor de continuĆÆteit van het bedrijf verzekerd was en opa zich niet overvallen zou voelen door een eventuele overname, en – niet onbelangrijk – in zijn huis zou kunnen blijven wonen. Opa stemde daarmee in.
In de schoolvakanties probeerde ik als jonge jongen zo veel mogelijk bij opa en oma te logeren. Ik kon dan meewerken met de andere knechten op de kwekerij. Soms ging ik met opa mee om ergens in de stad in een tuin te werken. Het opkweken van planten, echter, was mijn grote liefhebberij. Ik wilde dat vak van opa leren, een mooi bijkomend voordeel voor mij was, dat ik ook nog een paar centen verdiende. Stilaan werd er in de familie gefluisterd, dat zich toch nog een opvolger voor de Kapelweg aandiende. Zeker toen ik aan de Hogere Tuinbouwschool in Utrecht ging studeren en bij opa en oma ging wonen. Dat had vier voordelen: voor mijn vader, want ik hoefde geen dure kamer te huren, die hij zou moeten betalen; voor opa, die via mij op de hoogte kwam van de nieuwste technieken in de bloemisterij en voor mij, want ik kon dagelijks in praktijk brengen wat ik op school leerde. Tenslotte hadden mijn grootouders nu iemand in huis met wie ze elke avond konden kaarten. Tot diep in de nacht speelden we en altijd verloor ik met zwikken veel geld, dat ik de volgende dag van oma weer terugkreeg.

Opa en oma Bosman op de kwekerij
Opa en oma Bosman op de kwekerij

Ook ik heb opa voorgelegd, dat ik zijn bedrijf wilde overnemen, toen vaststond, dat een huwelijk niet lang meer op zich zou laten wachten. Ook ik kreeg resoluut te horen, dat hij daartoe niet bereid was. Ik zou het bedrijf kunnen huren, zodat opa en oma zonder zorgen in hun huis zouden kunnen blijven wonen. Vader Bosman was niet te vermurwen, toen ik voorstelde in het koopcontract vast te leggen, dat opa en oma tot hun beider dood in het huis zouden kunnen blijven wonen.
Eind juni 1971 studeerde ik af in Utrecht. Drie dagen later begon ik als kwaliteitscontroleur bij Schop’s Vleeswaren en Conservenfabrieken in Harderwijk. Nooit heb ik meer een poging ondernomen opa op andere gedachten te brengen. Ik was tot de conclusie gekomen, dat het bedrijf aan de Kapelweg te weinig toekomstmogelijkheden had, omdat het geen egaal terrein was van geringe oppervlakte en helemaal ingesloten was door woningbouw, waardoor het bedrijf slecht te ontsluiten was en niet uit te breiden.

Tiel, 10 oktober 2018.
 





Geen opmerkingen:

Een reactie posten