Schuitenvoerder
Maria en Margareta waren twee
dochters van Dirck Welling (1731-1804) en Aleijda Botter (1727-1805). De beide
dames hadden nog een oudere zus, geboren in 1757, die Alijda heette en die
ongehuwd overleed in Amersfoort in 1836. Daarnaast hadden Maria en Margareta
nog twee jongere broers: Willem, die in 1765 werd geboren en van wie verder
niet meer bekend is dan dat hij overleed in 1811, en Jacobus Wilhelmus van
1766, die bij zijn vrouw Wilhelmina Catharina Craan (1767-1825) twee kinderen
had, pruikenmaker was en die overleed 11 april 1821.
In Genealogisch
blog 374 van 17 juni 2019 heb ik uitgelegd, dat Maria en Margareta de
eersten van de familie Welling waren, die Amersfoort verlieten om in Amsterdam
hun geluk te beproeven. Ik heb dat Genealogisch blog toen vooral toegespitst op
het levensverhaal van Maria, omdat er over haar zuster weinig te vertellen was.
Dat is eigenlijk nog steeds zo, maar Margareta en haar echtgenoot Ferdinand
Klumper verdienen een eigen verhaal, nu er iets meer over hen bekend is..
Margareta Welling kwam in 1762 ter
wereld. Zij werd op 29 oktober 1762 gedoopt in de Amersfoortse parochiekerk St.
Franciscus Xaverius, beter bekend als de kerk op ’t Zand. Bij haar doop was
tante Gijsberta Welling (1733-1774) de getuige.
Interieur kerk ’t
Zand
|
Margareta ging toen ze een jaar
of 20 was, al dan niet samen met haar zus Maria, naar Amsterdam. Ze ging daar
werken als schoonmaakster. In Amsterdam heeft zij in de beginjaren kennis
gekregen aan Ferdinand Klumper. Margareta was 28 jaar oud, toen ze met
Ferdinand in Amsterdam op 8 april 1791 in ondertrouw ging. Drie weken later
zullen ze getrouwd zijn.
Wanneer Ferdinand Klumper geboren
is heb ik nog niet kunnen vinden. Wel weet ik dat hij van beroep
schuitenvoerder was. Een schuitenvoerder was destijds iemand die met een
vaarboom een platte schuit bediende. Zo’n platte schuit kon een dekschuit, een
lichter, een schouw of een praam
zijn. Platte schuiten werden gebruikt voor het vervoer van goederen door de
Amsterdamse grachten. Ze deden ook dienst als veerpont.
Een praam
|
Ferdinand en Margareta woonden in
de St. Annendwarsstraat op de hoek met de Bethlehemssteeg of Bethlehemsgang. De
St. Annendwarsstraat bevindt zich tussen de Warmoesstraat en de Oudezijds
Achterburgwal, destijds een verpauperde en verkrotte buurt van Amsterdam die
bekend stond als het Rattennest, tegenwoordig het “Red Light District”. De
Bethlehemsgang was voor het huis “Beth San” in de Warmoesstraat nr. 15 de
achteruitgang. Beth San was tussen 1887 en 1907
een protestants opvanghuis voor “gevallen vrouwen” die “uit het leven”
wilden stappen. Na 1875 ging de Bethlehemssteeg officieel Oudezijds Armsteeg
heten.
Ferdinand en Margareta kregen zes
kinderen, die allen, zoals ik eerder liet weten, gedoopt werden in de
katholieke kerk ’t Haantje, beter bekend als Onze
Lieve Heer op Solder. De kerk lag vlakbij hun woning. Hun oudste dochter
was Alida, die het doopsel ontving op 7 maart 1792. Grootouders Dirck Welling
en Aleijda Botter waren de doopgetuigen. Alida verdiende de kost als
schoonmaakster. Ze trad in 1829 voor de tweede keer in het huwelijk, nadat ze
weduwe was geworden van Hendrikus Augustinus Broekmeijer, die ook bekend stond
als Pieter Stiphout. Alida overleed in Haarlem op 15 mei 1850.
De tweede dochter van Ferdinand
en Magareta was Maria Barendina van 1793. Bij haar doop op 17 september 1793
waren Alida ten Gersveld en oom Henricus Jacobus Klumperde getuigen. Maria
Barendina was 52 jaar, oud toen ze op 29 november 1815 in het huwelijk trad met
de 59-jarige weduwnaar Joannes Antonius Wennink.
Derde dochter Barendina Maria
werd op 12 februari 1797 gedoopt. Haar doop was een familiegebeuren, daar tante
Maria Welling (geb. 1760) en oom Casper Westendorp (
1805) haar meter en peter waren. Barendina
Maria trouwde op 23 april 1828 met de 25-jarige wieldraaier Joannes Gerardus te
Kortenaar, die een zoon was van Joannes te Kortenaar en Alida Stelderen.
Het volgende kind dat
Margareta baarde was een zoon. Bij zijn doop op 16 augustus 1799 opntving hij
de namen Martinus Hermanus. Bij zijn doop waren Joanna Raademaker en Hermanus
Schuler de getuigen. Van beroep werd Martinus Hermanus later kastenmaker. Hij
trouwde op 7 mei 1828 met de toen 31 jaar oude Joanna Geertrudis Huijsman, een
dochter van Cornelis Huijsman en Cornelia Bank.
De doop van het vijfde
kind van Ferdinand Klumper en Margareta Welling werd op 19 maart 1805 weer echt
familiefeest. De doopgetuigen van dochter Henrica Jacoba waren voor de tweede
keer oom en tante Casper Westendorp en Maria Welling. Meer is mij niet bekend
over Henrica Jacoba.
Het zesde en laatste
kind van Ferdinand en Margareta was zoon Fredericus Cornelis, die op 2 november
1807 werd gedoopt. Getuigen waren toen Fredrik de Jong en Alida Oving. Toen hij
op 7 mei 1834 in Amsterdam in het huwelijk trad met de toen 31-jarige
dienstbode Gesina ten Dam uit Delden, oefende Fredericus Cornelis het beroep
uit van gruttersknecht. Voor zover bekend, kreeg het paar twee dochters. Later
werd Fredericus Cornelis, evenals zijn vader, schuitenvoerder. Hij richtte een
bedrijf op, dat zich bezig hield met het vervoer van goederen over water. Het
bedrijf werd later door zijn zoon overgenomen. Gesina ten Dam overleed in 1883.
Bethlehemsgang,
Amsterdam
|
Uit de plaats, waar Ferdinand
Klumper en Margareta Welling woonden met hun gezin, valt al op te maken, dat
het in huize Klumper bepaald geen vetpot was. De buurt verpauperde in rap
tempo. Door de gebrekkige omstandigheden was Margareta genoodzaakt lang te
blijven werken als schoonmaakster om het karige loon van haar man aan te
vullen. Tot 1812 bevond zich in de Bethlehemgang de plek waar de Amsterdamse
keurmeesters van goud en zilverwerk bijeenkwamen. Juweliers en handelaren in
goud en zilver moesten destijds meestergeld aan het gilde van de keurmeesters
betalen om hun handel te kunnen drijven.
Ferdinand Klumper overleed op 17
december 1819 in Amsterdam. Zijn vrouw Margareta Welling blies op 7 april 1822
haar laatste ademtocht uit.
Tiel, 27 november 2019
Geen opmerkingen:
Een reactie posten