Jacob van Haeften, Een ‘waanwijze’ Utrechter
Wie was de ‘waanwijze’ Utrechter Jacob van Haeften? Was hij
werkelijk de zonderling voor wie Abraham Jacob van der Aa (1792-1851) hem
hield? Of was hij een bevlogen jurist en politicus? Een democraat in hart en
nieren en voorvechter van openbaarheid van bestuur. Deze democratische houding was gezien zijn
afkomst uit een Patriciërs geslacht niet veel de hand liggend.
Voorgeslacht
Het 17e en 18e
eeuwse Utrechtse patriciërsgeslacht van Haeften stamde af van Johan Jansz. de
Craen van Haeften (1588-1667), die afkomstig was uit Meteren in de Betuwe.
Nicolaas van Haeften (1682-1724), de grootvader van Jacob, beproefde zijn geluk
in Ned. Indië. Diens zoons Nicolaas (1707-1789) verdiende een fortuin, zodat
het Jacob van Haeften nooit aan financiële middelen heeft ontbroken.
Jacob van Haeften |
Studie
Na de Latijnse school schreef Jacob van Haeften zich in 1772 in
voor de studie Romeins en hedendaags recht aan de Hogeschool van Utrecht. Daar
studeerden ook jonge mannen zoals de (achter)neven Joan Derk van der Capellen
tot den Pol (1741-1784) en Robert Jasper
van der Capellen tot den Marsch (1743-1814) een latere vriend van Van Haeften,
en patriottische leider. Zij leermeester prof. CH Trotz (1703-1773), doceerde
in zijn colleges staatsrecht dat het
volk niet voor de regeerders was geschapen, maar de regeerders voor het volk.
Menselijke instellingen moesten gericht zijn op het nut en het belang van het
volk. De wil van het volk moest de hoogste wet zijn.
Lid van de vroedschap
Utrecht en patriot
In 1782 werd Jacob lid van
de vroedschap van Utrecht die sterk patriottisch gezind was. Hij vond, dat het democratisch patriottisme
zich in Utrecht ten volle kon ontplooien nadat de bestuurlijke verhoudingen er
in 1786 ingrijpend waren herzien. Hij sprak van een geweldloze democratische
revolutie. Van Haeften was één van de eersten, die publiekelijk verantwoording
aflegde van zijn stemgedrag. Utrecht was
het middelpunt, ‘op het welk het oog van
de gantsche Natie is geslagen’, zoals de Post van den Neder-Rhijn het
verwoordde. In Utrecht ontstonden echter moeilijkheden tussen de democratische
patriotten en de aristocratische prinsgezinden. De patriotten eisten het recht
op functionarissen te benoemen op belangrijke posten. De stadhouder moest
concessies doen. Utrecht werd in 1786 het ‘democratisch
eldorado’ van Europa.
Van Haeften had Robert
Jasper van der Capellen tot de Marsch in Amsterdam ontmoet tijdens de
landelijke bijeenkomst van de patriotten op 1 augustus 1785. Uit hun
briefwisseling (11 augustus 1785) valt op te maken, dat Van der Capellen tot de
Marsch in Amsterdam aan Van Haeften gevraagd moet hebben hem op de hoogte te
houden van de ontwikkelingen in stad en provincie Utrecht. In intellectueel
opzicht was Van Haeften de voortrekker van de Patriotse regenten in de
vroedschap van Utrecht. De prinsgezinden draaiden in 1787 met hulp van Pruisen alle
veranderingen terug.
Vluchteling
Toen van Haeften in de
vroege ochtend van 16 september 1787 uit Utrecht vluchtte, trok hij met een
grote groep Neude-raden naar Amsterdam en vandaar naar de
Zuidelijke Nederlanden en Noord Frankrijk. Deze Noord-Nederlandse asielzoekers
waren na de ingreep van de Pruisen op aandringen van de verlichte Keizer Jozef
II (1741-1790) welkom in de Oostenrijkse Nederlanden. Veel patriotten vestigden
zich in of bij Antwerpen, zoals Jacob van Haeften, en Brussel. Deze
vluchtelingen gingen zich “Bataven”
noemen, naar hun roemruchte voorvaderen. Jacob werd op 11 april 1789 door het
Hof van Utrecht schuldig bevonden aan majesteitsschennis voor zijn rol in de
Utrechtse vroedschap en voor eeuwig verbannen.
Bataafse Republiek
Toen de Bataafse Republiek
werd uitgeroepen op 19 januari 1795, keerde van Haeften terug en hervatte zijn
werkzaamheden in de Staten van Utrecht. Na een conflict echter verliet hij de stad, ging in
Bodegraven en in ’s Gravenhage wonen. Hij werd hij als lid van het Vertegenwoordigend
Lichaam één van de vormgevers van de Bataafse Republiek. Op 29 september 1797
werd hij aangesteld als secretaris van de Tweede Nationale Vergadering. Hij
vond de regering van de Bataafse Republiek te omslachtig en te duur. Hij vroeg in 1801 ontslag aan. Van Haeften aan werd
daarna commissaris van de gecedeerde landen die bewindvoerder was over deze
gebieden. Hij voegde hij aan de
gecedeerde landen het gebied Oeffelt toe.
Het Hoog Nationaal
Gerechtshof nomineerde hem 25 januari 1803 voor het Nationaal Syndicaat en hij
werd daarna met meerderheid van stemmen
gekozen. Op 15 maart 1805 legde hij zijn functies neer omdat hij en zijn
medestanders het niet meer verantwoord achtten geld uit te geven aan deze
overbodige en machteloze organisatie.
Latere levensloop
Wat van Haeften deed tussen
1805 en 1810 is onduidelijk. In 1810 werd hij benoemd tot vrederechter in
Heerenveen, waarheen hij ook verhuisde. Hij legde die functie in 1822 neer. Hij
ging toen op het buiten “Lust en Rust”
in Oudenrijn wonen om, in de buurt van zijn dochter en haar vele kinderen, te
genieten van zijn oude dag. Hij is in dat huis overleden in 1831.
Dichter
Jacob van Haeften, was ook
dichter. Al tijdens zijn studie moet hij de pen gehanteerd hebben. Op 24 jarige leeftijd publiceerde Van Haeften
twee gedichten in het tijdschrift “Proeve
van Oudheid-, Taal- en Dichtkunde” van het Utrechtse Genootschap “Dulces ante Omnia Musea”. Met als titel “De Utregtsche avondstond” en “Geld- en eerzucht”. Op tweeënzeventigjarige
leeftijd zette hij in eenzaamheid zijn gedachten op papier. Zijn literaire
doorbraak kwam pas op gevorderde leeftijd, toen hij in 1826 de dichtbundel “Dichtluimen” het licht deed zien.
Tiel, 22-02-2016
Meer weten? Lees:
Paul Welling, Jacob van Haeften, een 'waanwijze' Utrechter. Soest : Boekscout 2014. 431 blz. Index. ISBN 9789402207583. Prijs € 22,75 .Te bestellen via www.boekscout.nl
Geen opmerkingen:
Een reactie posten