Vernoemd
Mijn grootvader was kweker in
hart en nieren. Hij vond het heerlijk om op zondagmorgen, tussen kerk en
middagmaaltijd, over zijn bedrijf te lopen en het werk van de afgelopen week te
overzien. Zeker wanneer alles er nietjes opgeruimd uitzag. Tegen wie met hem
meeliep vertelde hij uitvoerig over zijn planten, hoe ze gestekt moesten
worden, hoe ze groeiden, wanneer ze zouden bloeien, hoeveel water ze moesten hebben en wanneer ze kunstmest kregen. Dan genoot hij en dat kon
je aan hem zien.
Tijdens zo’n zondagse wandeling
door zijn kassen viel hem een afwijkende plant op tussen de Geraniums die hij
teelde. Tussen de planten van het ras ‘Black Vesuvius’ stond een veel kleinere
plant dan de andere met een andere bladtekening en een andere fellere kleur bloemen.
In zijn hart hoopte opa weer op een nieuwe soort, zoals hij enkele jaren eerder
er eentje had gevonden. Ook een Geranium, die hij vernoemde naar zijn oudste
kleindochter: Jacqueline. De Jacqueline legde hem geen windeieren.
Twee maal mijn grootvader met zijn trots |
Opa zette de afwijkende plant op
een eigen kweektafel en probeerde er zo snel mogelijk zo veel mogelijk stekjes
af te halen. Toen hij voldoende planten had en de planten raszuiver bleken te
zijn, durfde opa het in 1967 aan zijn nieuwe vondst ter keuring aan te bieden
bij de Koninklijke Maatschappij Tuinbouw en
Plantkunde. Hij behaalde met zijn nieuwe dwergpelargonium het Getuigschrift van
Verdienste en mocht nu het plantje officieel een naam geven.
Over die naam hoefde opa niet
lang na te denken. Dit plantje kreeg de naam van zijn tweede kleindochter:
Charlotje. In de plaatselijke krant liet hij trots weten bewust gekozen te
hebben voor het verkleinwoord om aan te geven hoe teer zijn plantje was. De
Koninklijk Maatschappij testte de daarop volgende maanden Charlotje op het Proefstation
in Aalsmeer en op de proeftuin in Lent. Opa ging voor het getuigschrift Eerste
Klasse, daarmee zou Charlotje meer geld opleveren.
Toen ik in de jaren 1974-1978
werkte bij Handelskwekerij G. Borgman & ZN. Bv. in Aalsmeer, had ik door
mijn functie van inkoper/chef expeditie veel contacten met leveranciers.
Regelmatig bracht ik een bezoek hun bedrijven in Aalsmeer, maar ook in het
Westland. Bij Rinus van Zaal in De Kwakel kwam ik bijna wekelijks in het
seizoen dat de chrysantenstekken uitgeleverd werden. Toen we uitgepraat waren over zijn verzameling Heinkels,
vertelde Van Zaal me een keer, dat hij een nieuwe herfstchrysant had gewonnen. Een kleinbloemige,
gele, pompoen troschrysant. Hij had alleen nog geen naam voor zijn aanwinst. Of
ik er een wist. Waarom vernoem je je nieuwe aanwinst niet naar mijn zoon?, vroeg
ik. Dat deed hij onmiddellijk, omdat hij de naam van mijn zoon bijzonder vond:
Onno.
Een tijdje later overkwam me min
of meer het zelfde op het Gerberavermeederingsbdrijf van Leen Goosen in
Rijsenhout. Veredelaar Theo Seegers liet me weten de zoveelste nieuwe gerbera
ontwikkeld te hebben. Een oranje met een zwart hart. Ook Seegers zocht hulp
voor een nieuwe naam. Mijn zoon is al vernoemd, zei ik, wat dacht je van de
naam van mijn dochter, Myrna? Seegers hoefde er niet over na te denken. Ik
kreeg een bos mee naar huis.
Jacqueline, Charlotje, Onno en
Myrna zijn al lang niet meer in de handel, ingehaald door nieuwere soorten met
nog betere eigenschappen. Mogelijk zijn er in stoffige archieven nog
beschrijvingen te vinden. Misschien heeft een verzamelaar nog iets. Ik heb
alleen nog de bovenstaande stukjes uit de Amersfoortse kranten van destijds.
Tiel, 29-02-2016
Geen opmerkingen:
Een reactie posten